‘Er is iets niet pluis met de “waarheid”, met het zoeken naar waarheid; en als de mens dat op een te menselijke manier doet – “il ne cherche le vrai que faire le bien” – wed ik dat hij niets vindt!’ Zo orakelt Nietzsche in Jenseits von Gut und Bose uit 1885. Een jaar eerder legt zijn Zarathoestra al uit wat er mis is met de ‘waarheid’: ‘”Wil tot waarheid”, noemt gij het, gij allerwijsten, dat wat u drijft en bronstig maakt? Wil tot denkbaarheid van al het zijnde: zo noem ik uw wil!’
Zoals Immanuel Kant al een eeuw eerder benadrukt Nietzsche, via zijn profetische spreekbuis Zarathoestra, dat de mens in zijn zucht naar kennis zich niet bescheiden tot de dingen richt, maar de dingen juist naar zijn hand zet om ze te kunnen kennen. ‘Al het bestaande wilt gij eerst denkbaar maken: want gij twijfelt met goed wantrouwen eraan, of het al denkbaar is. Maar het moet zich naar u voegen en buigen! Zo wil het uw wil.’
Bij Kant blijft deze methode slechts beperkt tot het cognitieve deel van ons verstand, kortom: het ware. Het goede en het schone worden volgens de grote Verlichtingsdenker door andere vermogens worden bepaald. Bij Nietzsche echter wordt alles, zelfs de moraal naar de beruchte Wille zur Macht gevormd. Alles moet eraan geloven. Want, schrijft Nietzsche halverwege het tweede deel van Also sprach Zarathustra: ‘Bevolen wordt hij, die niet zichzelf gehoorzamen kan. Zo is de aard van al wat leeft.’
PSV
Volgens Joep Dohmen, Nietzschekenner en onderzoeker aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht, is het hoofdstuk ‘Van de zelfoverwinning’ in Aldus sprak Zarathoestra uit 1884, de eerste tekst waarin Nietzsche schrijft over zijn kernbegrip, de omstreden wil-tot-macht. ‘Dit hoofdstuk is Nietzsche. Het beslaat slechts tweeënhalve bladzijde, maar Nietzsches complete ontologie en ethiek zijn erin samengeperst.’
Dohmen: ‘De wil tot macht betekent niet dat iedereen macht wil. Het is niet een doel. Nietzsches machtsfilosofie komt erop neer dat alles wat bestaat altijd meer wil zijn dan het op elk moment is. De “wil” wil bezitten, overheersen, groeien en zijn interpretatie opleggen. Je moet het zien als een gedifferentieerde veelheid aan werkelijkheidsaanspraken, theorieën en normen, die allemaal gerealiseerd willen worden. Nietzsches werkelijkheid is bovendien holistisch. De vele willen tot macht zijn onlosmakelijk verbonden in hun onderlinge strijd. Niets in de werkelijkheid kent een atomair bestaan. De werkelijkheid bestaat niet uit een reeks essenties, maar uit organisaties van een willen-tot-macht. Zo doet PSV zich alleen voor in de vorm van elf voetballers. Niemand kan zeggen: ik ben PSV. De wil tot macht manifesteert zich in die zin als elf spelers, of zelfs als tweeëntwintig, want met elf spelers speel je nog geen potje voetbal. Zo is de werkelijkheid geconstrueerd, los van zo’n sociale hiërarchische structuur bestaat er geen identiteit. Een middenvelder is zonder spits en defensie ondenkbaar. Intussen blijft het een middenvelder, dat wil zeggen een eigen wil tot macht. Als zodanig is hij in staat om spelbepaler te zijn, maar hij kan alleen met de anderen winnen of verliezen.’
‘Ook intern woedt deze strijd. De mens zelf is eveneens een hiërarchische veelheid, waar voortdurend een andere wil aan de top staat. Vandaag wint mijn lafheid, morgen mijn moed.’
‘Gehoorzamen zit in ons ruggenmerg’
De band tussen al die individuele willen-tot-macht in Nietzsches werkelijkheidsopvatting is een structuur van gehoorzamen of bevelen. ‘Al het levende is gehoorzaam’, concludeert Zarathoestra nog voordat hij het over bevelen gaat hebben. Dohmen: ‘Heel het leven is een slavendienst, zei Seneca al. Zelfs bij het simpel over straat gaan gehoorzaam je aan van alles en nog wat. Bij de meeste handelingen maak je geen enkele afweging. Je moet die kant op, of je moet hier lopen en niet daar. Dit bevel van de cultuur, gaat aan je handelingen vooraf. Het bevel is einverleibt, zou Nietzsche zeggen. Het gehoorzamen zit in ons ruggenmerg. Maar we kunnen op twee manieren gehoorzamen: aan onszelf of aan de wet van de ander. Want wie zichzelf niet bevelen kan, moet zich vanzelfsprekend voegen naar het heersende bevel.’
In deze context plaatst Nietzsche zijn alter ego, de Perzische profeet Zarathoestra. Dohmen: ‘Nadat Zarathoestra een tijdlang in afzondering heeft geleefd, mengt hij zich weer onder de mensen. Hij wil hen de zin van het bestaan leren: de Übermensch, niet te verwarren met een despoot of met het hoogblonde bruinhemd uit München. De Übermensch is de mens die sterk genoeg is om zichzelf in telkens veranderende omstandigheden de wet te blijven stellen. Nietzsche hangt de zin van het bestaan niet op aan een of andere vaststaande norm. De Übermensch betekent dat er een vorm van menszijn ontstaat die aan het leven telkens een nieuwe betekenis verleent.
‘De massa die door Zarathoestra wordt benaderd, moet echter niets van deze zingeving hebben. “Donder op met je Übermensch, wij willen amusement!” Als Zarathoestra dat hoort, besluit hij zich alleen nog te richten op de enkeling die wel gevoelig is voor het appèl dat zegt: leid je eigen leven. Om je eigen te leiden moet je op twee manieren vrij worden. Je moet je losmaken van de complexe dwangvoorstellingen waarin je als individu terecht bent gekomen, van een bepaalde cultuur, een taalgemeenschap, zeden en gewoontes, kortom al datgene waaraan je gedachteloos gehoorzaamt. Maar bij deze rebel without a cause mag het niet blijven. Vrijheid is niet alleen negatieve vrijheid. Leven betekent niet alleen revolte, maar ook construeren en scheppen. Zarathoestra zegt: Vrij waarvan? Dat kan me niets schelen! Vrij waartoe, dat wil ik horen! Ben je in staat je eigen wet boven je bed spijkeren, dat wil Zarathoestra weten.’
Even tussendoor… Meer lezen over Nietzsche en andere grote denkers? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
De onverschillige massa die zijn neus ophaalt voor het appel van Zarathoestra is voor de cultuurfilosoof Nietzsche het product van het modern nihilisme: het ongeloofwaardig worden van de tot dan toe belangrijkste waarden. De onzekerheid die daardoor ontstaat, kent volgens Nietzsche allerlei uitingen: wilszwakte, rancune, maskerade, toneelspel en natuurlijk consumentisme. Ook Nietzsche zelf is weliswaar nihilist, aangezien hij instemt met het verlies van de vaste waarden, maar Nietzsche is niet Nix. De toestand waarin we verkeren nu God dood is, moeten we juist aangrijpen om zelf waarden te scheppen.
Dohmen: ‘Dit is het meest interessante en ook nu nog actuele deel van Nietzsches werk, zijn praktische filosofie. Nietzsche staat met een been in het moderne, met het andere in de romantische traditie. “Word wie je bent” en “jezelf stijl geven” zijn voor hem geliefkoosde motto’s. In de praktijk betekent dit een eigenaardige mengeling van autonome zelfexpressie en zelfoverwinning.’ Dat dit geen gemakkelijke opgave is, drukt Nietzsche uit met Zarathoestra’s derde en laatste waarheid: “bevelen valt zwaarder dan gehoorzamen”.’
Rechter en wreker
Een opmerkelijke bewering. Waarom zou invoegen makkelijker zijn dan de lakens uitdelen? De president in zijn torentje, de manager ‘in bespreking’ of de trainer aan de zijlijn, hebben toch juist makkelijk praten? Zij hoeven immers het vuile werk niet te doen. Maar in de ogen van Nietzsche zijn dit hooguit schijnbevelhebbers. Want zowel de president, de manager en de trainer worden opgevangen door een web van regels, normen en tradities, die hun bevelen legitimeren. De echte authentieke en zelfstandige verantwoordelijkheid waar een bevel op steunt is hier nog niet aan de orde. De heer, zoals Nietzsche hem noemt, moet niet alleen medebevelhebbers buiten de deur houden of zijn opstandige slaven eronder houden, hij moet ook zichzelf bevelen, zijn innerlijke slaven eronder houden. Dohmen: ‘Bevelen is zwaar omdat je het tegenwicht moet verdragen dat je krijgt van anderen en van jezelf. Maar zelfs dat is niet het zwaarst. Nietzsche schrijft: “Een poging, een waagstuk heb ik in elk bevelen gezien; en steeds wanneer het beveelt, waagt het levende zichzelf eraan. Ja ook, wanneer het zichzelf beveelt: zelfs dan nog moet het voor zijn bevelen boeten. Van eigen wet moet het rechter en wreker en offer worden.” Het zwaarst is dat je de reikwijdte van je bevel niet overziet, toch moet bevelen, wetend dat het bevel in een veranderde context zijn geldigheid weer verliest. Daarin schuilt de zwaarte van het project dat Nietzsches Übermensch zich op de hals haalt. Zonder objectieve maat toch wetten ontwerpen en ernaar leven, totdat het weer anders moet.’
Aldus sprak Zarathoestra. Een boek voor allen en voor niemand
Friedrich Nietzsche
vert. P. Endt en H. Marsman
Wereldbibliotheek
251 blz.
€ 17,50
Nietzsche over de menselijke natuur. Een uiteenzetting van zijn verborgen antropologie
Longinus J. Dohmen
Kok Agora
592 blz.