De Amerikaanse filosoof Becca Rothfeld (1991) zag het eens gebeuren: in een café bestelt een man een bord pasta, en wanneer hij dat krijgt en opgegeten heeft, bestelt hij dezelfde pasta opnieuw. Ook dat bord eet hij leeg, en hij bestelt een derde keer. Je voelt ’m al aankomen: ook dat derde bord pasta gaat helemaal op. In haar essaybundel All things are too small (2024) noemt Rothfeld het handelen van de man in het restaurant ‘de enige zinvolle reactie’ op een wereld waarin alles te klein is: de porties pasta, bekers en boeken, maar ook onze lichamen, seks, gedachten, emoties, voorkeuren en verlangens.
De bundel ontleent zijn titel aan een gedicht van de middeleeuwse, katholieke mystica Hadewijch van Brabant (ca. 1200-1250). ‘Alle dingen zijn voor mij te klein,’ luidt de geheimzinnige eerste regel daarvan. Voor Hadewijch en de mystici van weleer duidde die ‘kleinheid’ op de beperkingen van het aardse bestaan en het verlangen om samen te kunnen vallen met het goddelijke. En hoewel die religiositeit bij Rothfeld geen rol speelt, is dat overdadige verlangen naar meer dan je ooit in dit leven kunt krijgen een rode lijn in haar boek. Zoals ze in het inleidende essay schrijft: ‘De grootste menselijke verlangens gaan elke mogelijke vervulling te boven. Iets met voldoende hartstocht willen, betekent het te willen voorbij iedere mogelijkheid er ooit een toereikende hoeveelheid van te krijgen.’
Daarom trekt Rothfeld, die recensent non-fictie is bij de Amerikaanse krant The Washington Post, ten strijde tegen hedendaagse trends die ons leven ‘klein’ maken, zoals minimalisme, mindfulness, en puriteinse bewegingen die een conservatieve seksuele moraal uitdragen. In plaats daarvan pleit ze in haar boek, waarvan de ondertitel Essays in praise of excess luidt, voor meer rommeligheid, chaos en overdaad, zowel in ons huis als in ons hoofd.
Rothfeld maakte kennis met mindfulness toen ze in haar studietijd last had van depressieve klachten, zegt ze via een videoverbinding vanuit haar huis in Washington. Op aanraden van anderen kocht ze boeken over mindfulness en deed oefeningen eruit, maar in plaats van beter ging ze zich alleen maar slechter voelen. Zittend voor een grote kast, volgestouwd met boeken, vertelt ze: ‘Al snel viel het me op dat een depressie veel overeenkomsten vertoont met de afstandelijke staat van zijn die mindfulness-coaches toejuichen: je moet niet oordelen, nergens écht om geven, jezelf losmaken van de wereld – van je spullen, gedachten en emoties. Focus je niet op het verleden of de toekomst, wees alleen aanwezig in het hier en nu.’
Waarom zou dat verkeerd zijn?
‘Omdat we onze geschiedenis, gedachten, gevoelens en voorkeuren zíjn. Ik geloof dat we ons als mens betekenisvol tot de wereld verhouden door erover na te denken, er van alles bij te voelen en er vervolgens kritisch over te oordelen. Dat is in zichzelf al een vorm van therapie. En het staat recht tegenover de leer van mindfulness, waarin al het denken verworpen moet worden. Denken wordt daar veelal beschreven als een ziekte en een onplezierige activiteit. Dat uitgangspunt is gebaseerd op het onjuiste idee dat een mentale staat los kan staan van je authentieke “ik”. Ik geloof dat hoe meer we proberen ons hoofd leeg te krijgen, hoe meer onze relatie tot de wereld verstoord raakt.’
Tekst loopt door onder afbeelding
Wat hielp u dan wel om die depressieve gevoelens het hoofd te bieden?
‘Een van de dingen die hielpen was in mijn eentje naar de bioscoop gaan. Zodra het licht dimde en de levens van andere mensen zich op het witte doek ontvouwden, kon ik op een plek zijn buiten mijzelf. Dat was verlossend. Kunst in het algemeen, en films in het bijzonder, helpen om je emotioneel betrokken te voelen en bieden je de mogelijkheid om te ontsnappen aan je eigen leven. Je kunt naar een parallelle wereld waar je je op dat moment juist níét bevindt. Je kunt schoonheid en lelijkheid ervaren, en vooral het verschil tussen beide. En ik vond het troostrijk dat de vreemden met wie ik daar in het donker zat met mij mee konden gaan naar die andere wereld.’
Toch is het voor veel mensen blijkbaar een aantrekkelijk idee dat ze hun hoofd en huis leeg kunnen maken. Waarom is dat dan?
‘Mindfulness en minimalisme passen binnen de neoliberale opvatting van wat een mens is: een soort leeg vat dat de macht heeft over zijn relaties, emoties en gedachten. Het idee is dat je altijd ergens kunt vertrekken, maar daardoor ben je nooit ergens thuis. Opruimgoeroes zoals Marie Kondo – van wie we ons bij alle spullen moeten afvragen: does this spark joy? – sluiten daar naadloos op aan. Ik geloof helemaal niet dat spullen ons altijd een fijn gevoel moeten geven. Soms confronteren spullen je juist met jezelf.
‘Onze verlangens hoeven geen nuttig doel te dienen’
Als mensen angsten of depressieve gevoelens ervaren, hangen die in veel gevallen samen met die neoliberale ideeën over mens zijn. In een cultuur die dergelijke opvattingen telkens bevestigt, is het een natuurlijke reactie om controle proberen te krijgen over je mentale leven. Maar daarmee houd je dat ideaal in stand. Mindfulness-boeken refereren vaak aan onplezierige werksituaties, maar als jij ongelukkig bent vanwege externe, legitieme redenen – bijvoorbeeld omdat je ergens werkt waar de arbeidsvoorwaarden slecht zijn – dan ligt de oplossing daar, buiten jezelf. De situatie moet gecorrigeerd worden. Het is een probleem van de wereld, niet van jouw individuele mentale staat.’
We zijn wat we verlangen, zegt u. Wat betekent dat in deze kapitalistische wereld vol met spullen?
‘Wat ons tot mens maakt, is dat we het vermogen hebben om meer te verlangen en na te streven dan we nodig hebben voor onze overleving. Om te floreren hebben we niet nodig wat we nodig hebben, maar wat we willen, zonder dat die verlangens een nuttig doel dienen. Onze oude fotoboeken op zolder maken ons tot het individu dat we zijn, net zoals de “zinloze” obsessies en fixaties die we ontwikkelen. Ga die vooral verkennen, zou ik zeggen. Daar volgt zeker niet uit dat we kritiekloos moeten meedraaien in een kapitalistische maatschappij, waarin verlangens vercommercialiseerd zijn geraakt. Juist wanneer we ons actief oefenen in kritisch kijken en oordelen, kunnen we een onderscheid maken tussen welke verlangens echt van ons zijn en welke niet.’
Tekst loopt door onder afbeelding
Verkeerd om
Rothfeld is een snelle denker, die helder en geanimeerd praat. Af en toe komt haar hond Kafka kwispelend voorbij of krijgt ze een kop koffie aangereikt van haar man. Naast essays schrijven en haar werk bij de krant promoveert Rothfeld in de filosofie aan Harvard University, al heeft ze die bezigheid voor onbepaalde tijd op een laag pitje gezet.
Een van haar grote voorbeelden is de Amerikaanse filosoof John Rawls, die in A theory of justice (1971) een fundament voor ethische en politieke rechtvaardigheid uiteenzet. Rawls’ verschilbeginsel (difference principle) gaat ervan uit dat ongelijkheid alleen gerechtvaardigd is als deze in het voordeel is van de minstbedeelden in de samenleving. Wat nog weleens impliciet blijft, zegt Rothfeld, is dat Rawls’ rechtvaardigheidsprincipes uitsluitend van toepassing zijn op de publieke instituties. Juist omdat bij Rawls in het publieke domein zo’n strenge maatstaf geldt, zijn we in de privésfeer vrij om hartstochtelijk te houden en walgen van wie we maar willen.
A theory of justice van John Rawls
Kortom: in een gezonde maatschappij bieden de economische en sociale zekerheid in het publieke leven de voorwaarden om in andere domeinen het experiment, de chaos en de overdaad te laten floreren, stelt ze. Maar in de huidige maatschappij is het precies omgekeerd. Hoe groter de economische ongelijkheid tussen arm en rijk, hoe meer we proberen om gelijkheid en non-hiërarchie te bewerkstelligen in domeinen waar die eigenlijk niet thuishoren, zoals in de kunst en in de liefde.
Kunt u dat uitleggen?
‘Op veel plekken in de wereld, en zeker in de Verenigde Staten, voelt links zich onmachtig om economische en politieke idealen te vertalen in de praktijk. Het culturele domein wordt vaak geassocieerd met links, en ik geloof dat men daar nog enigszins een gevoel van zeggenschap heeft. Je ziet de drang naar gelijkheid bijvoorbeeld in de terughoudendheid om bepaalde kunst te beoordelen als beter dan andere kunst. Een esthetisch oordeel wordt steeds meer gezien als een uitdrukking van de klasse waartoe je behoort. Dat vind ik een zorgelijke ontwikkeling. Wanneer er op een rechtvaardige manier zou worden voorzien in economische behoeften, zou dat er weleens voor kunnen zorgen dat we ons vrijer voelen om te oordelen over bijvoorbeeld elkaar, en over kunst.
Wat betreft de liefde geldt dat je uiteraard van meer dan één persoon kunt houden, maar dat liefde desondanks per definitie een hiërarchische aangelegenheid is. Stel je voor dat je romantische partner of je vrienden van iedereen op dezelfde manier houden. Wat betekent het dan nog dat ze van jou houden? We worden het individu dat we zijn door de specifieke verbindingen die we aangaan met anderen.’
Is verlangen altijd een gebrek?
U beschrijft de overdadige verliefdheid die u aan het begin van de relatie met uw man voelde. U spreekt over uw lichaam als ‘een hongerig dier’, dat ineens ‘compleet vreemde, gestoorde verlangens’ aan de dag legt. Zijn we, in de nasleep van MeToo en de nadruk op consent, nog wel in staat tot overdaad in de liefde?
‘Ik maak een onderscheid tussen seks en erotiek. Seks is noodzakelijk voor voortplanting. Erotiek ervaren we wanneer onze seksuele belevenissen boven het strikt noodzakelijke uitstijgen. Het gaat om de waardering van lichamelijkheid omwille van die lichamelijkheid zelf. Alle goede seks is wat mij betreft erotisch: zulke seks verandert je in een ander persoon, zowel lichamelijk als wat betreft je waarden en verlangens. Misschien kom je er zelfs achter dat je iets totaal anders verlangt dan je dacht.
Goede seks is altijd excessief in de zin van dat die onvoorspelbare, verrassende elementen in zich draagt. Dat hoeft niet altijd leuk of veilig te zijn, soms is het ongemakkelijk of zelfs gevaarlijk. Consent is van belang, maar we moeten het niet zien als een route naar veiligheid of voorspelbaarheid. Wat mij betreft betekent consent niet dat je toestemming geeft voor iets wat je kunt voorzien, want bij goede seks is het onmogelijk om te weten wat er zal gebeuren. Zie het eerder als een vergunning voor gevaar. Je geeft elkaar wederzijds toestemming om jezelf te laten transformeren.’
All things are too small. Essays in praise of excess
Becca Rothfeld
Virago Press
304 blz.
€ 18,99