Home Tijd Awee Prins: ‘Wees hartelijk, waardeer het alledaagse’
Tijd

Awee Prins: ‘Wees hartelijk, waardeer het alledaagse’

Door Nele Goutier op 27 oktober 2015

Awee Prins: ‘Wees hartelijk, waardeer het alledaagse’
Cover van 11-2015
11-2015 Filosofie magazine Lees het magazine

Onze samenleving lijdt aan ‘ordinair utopisme’, zegt filosoof van de verveling Awee Prins. ‘Alles moet nieuw, spannend, verrassend, interessant zijn.’ Zijn filosofie van de hartelijkheid draait om waardering van het alledaagse.

Het alledaagse ís niet saai. En dat zullen we nooit beseffen zolang we volharden in de utopische jacht op vooruitgang en een boeiend en spannend leven.’ Acht jaar nadat zijn opmerkelijk succesvolle Uit verveling verscheen, denkt Awee Prins nog steeds dat achter onze bedrijvigheid en druktemakerij een angst voor diepe verveling schuilt. We zoeken naar nieuwe kicks

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

– de laatste festivals, verre reizen, de nieuwste kooktrends – om voor die verveling te vluchten. Maar die kicks zijn vaak zo oppervlakkig dat we ons in alle drukte meer vervelen dan ooit.

Toch is er ook iets veranderd. In 2007 dacht Prins nog dat het toelaten van diepe verveling een manier was om tot een meer werkelijk leven te komen. We moesten de ‘afgrondelijke verlatenheid’ van de verveling toelaten, ‘niet langer vluchten in het dagelijkse vertier’. ‘Juist omdat we op onszelf zijn teruggeworpen, kan de wereld zich op een bijzondere manier aan ons voordoen’, zei Prins toen in een interview met Filosofie Magazine.

Hij kijkt daar inmiddels anders tegenaan. Prins houdt nu een lofzang op het alledaagse. ‘In Uit verveling citeerde ik de dichter Fernando Pessoa: “Wijs is hij die het leven eentonig maakt, want zo heeft elk klein voorval het voorrecht een wonder te zijn.” Dat was veel te gekunsteld. Het is veel eenvoudiger: je hoeft het leven niet geforceerd eentonig te maken.’

Hoe gaan wij om met verveling?
‘Onze hele samenleving is op de vlucht voor verveling. Niemand wil zich vervelen, iedereen zoekt voortdurend afwisseling. “Verbouwen of hertrouwen” is het motief van menig huwelijk. Minder dramatisch, maar niet minder veelzeggend zijn die “oudere kinderen” die om de paar weken in het haast-je-rep-je-verveel-je-niet-programma De Wereld Draait Door kraaiend van geluk de nieuwste apps presenteren aan een elke keer weer even geposeerd nieuwsgierige en enthousiaste Matthijs van Nieuwkerk: “Is everybody appy?” Alsof geluk iets met de laatste gadgets en de nieuwste iPhone heeft uit te staan.’
Wat gaat er mis?
‘De kwaal van de moderne samenleving is een platvloerse vorm van utopisch denken, een nawee van de utopische dimensie die religie en Verlichting deelden. Wij zijn niet tevreden met hoe het ons nu vergaat. Het is niet goed zoals het nu is. Het moet anders, beter. Alles moet in dit ordinaire utopisme nieuw, spannend, verrassend, interessant zijn. De beeldhouwer Rodin had nog als motto: Toujours travailler. Voor velen is het adagium Toujours masturber geworden. We zijn permanent op jacht naar nieuwe hoogtepunten, we leven van climax naar climax. Maar wat nieuw is wordt al snel weer gewoon en gaat vervelen. Wie altijd streeft naar afwisseling zal zich blijven vervelen. We maken een denkfout door ervan uit te gaan dat iets saai is als het niet afwisselend genoeg is.

Ik modereerde enkele jaren geleden een congres over liefde. Een psychologe toonde op een reusachtig scherm aan het toegestroomde publiek indrukwekkende afbeeldingen van de hersenen van verliefde mensen die onder een MRI-scan aan hun geliefde dachten: schitterende kleuren buitelden over elkaar heen. Maar toen ik vroeg wat er op dat scherm te zien zou zijn bij het fenomeen “houden van”, kwamen we tot de treurige conclusie dat het huwelijk in MRI-termen niet veel meer is dan een vorm van hersendood. “Houden van” is niet te meten. Voor mij is dat tekenend. Wat werkelijk de moeite waard is, is niet het registreerbare, opvallende, kleurrijke en indrukwekkende. Niet de verliefdheid zou het meest opwindende van je leven moeten zijn, maar juist het veel meer alledaagse “houden van”, wat we vaak over het hoofd zien. Wij hebben in dit opzicht nog veel te leren en af te leren.’

Hoe kunnen we dan omgaan met saaiheid en verveling? 
‘Waar we behoefte aan hebben is een minder hectische opvatting van wat een vol leven is. Je kunt een toegewijd leven leiden, waarin je niet najaagt wat niet – of slechts bij hoge uitzondering – bestaat. Een vol leven is niet een druk leven; het is een alledaags, intensief beleefd leven. A little love and affection in everything you do. Wij maken onszelf ten onrechte wijs dat alledaagsheid saai is.

Ik zag deze zomer een interview in het programma Buitenhof waar minister Lilianne Ploumen en presentator Pieter Jan Hagens over hun werksters kwamen te spreken. Tevreden stelden ze vast dat zij met hun uit derdewereldlanden afkomstige werksters een mooie bijdrage leverden aan de wereldwijde ontwikkelingshulp. Ik verbaas me er op zo’n moment over dat de minister en de presentator een werkster hebben. Is hun leven zo ongelofelijk belangrijk dat zij geen tijd hebben voor zo’n alledaags corvee? Vinden ze huishoudelijk werk saai? Maar wat is er saai aan de toegewijde zorg voor de plek waar je dagelijks ontwaakt en inslaapt, waar je eet, drinkt en liefhebt, je vrienden ontvangt… Waarom zou je niet bij uitstek die plek zélf liefdevol willen verzorgen?’

Heeft u een antwoord op die vraag?
‘Ik denk dat het belangrijk is je af te vragen waarom wij willen dat ons leven altijd boeiend is. Dat heeft denk ik met onze welvaart te maken. Het woord “saie”, waarmee een matgroene, grof geweven stof werd aangeduid, kreeg ten tijde van de opkomst van de burgerlijke samenleving in de negentiende eeuw de overdrachtelijke betekenis “monotoon”, “oninteressant”. Welvaart leidt ons naar de vraag of ons leven wel interessant genoeg is. We zijn in een lange geschiedenis van de vraag hoe we kunnen overleven tot de vraag hoe we moeten leven geraakt. Maar op die vraag bestaan verschillende antwoorden. Juist als we alles ter beschikking hebben, lopen we het gevaar nergens meer door te worden geraakt. Dan raakt de zin van het leven zoek en daarmee ook de zin in het leven. En dan belanden we in de greep van de meest platvloerse vorm van utopisch denken: het streven naar afwisseling.’
En dus moeten we ons toewijden aan de alledaagsheid, zegt u. Hoe is dat idee toe te passen in de praktijk?
‘Je moet jezelf niet voortdurend wijsmaken dat straks alles beter kan en zal zijn. We moeten minder utopisch en meer topisch worden. Het woord “topisch” komt van het Griekse topos, “plaats”, en is dus heel tastbaar en concreet. Rise to the occasion, daar gaat het om. Ook in heel alledaagse zin: verzorg je huis, kook je maaltijden, breng meer dan geforceerde quality time door met je kinderen, naasten, geliefden. Heb aandacht voor degenen die je ontmoet, ontferm je over de vreemdeling die op je pad komt. Doe alles met zorg en toewijding. Omarm de alledaagsheid.’
Is dit topische leven te vergelijken met mindfulness? 
‘Mindfulness draait vaak om technieken om beter in je vel te geraken, zodat je de wereld nog beter aankunt. Daarmee zit je nog steeds vast in het utopische paradigma: we gaan massaal mediteren om van onze negatieve gevoelens af te komen en dan naar het volgende project te springen. Meditatie is op zich een prachtig fenomeen, topisch bij uitstek, maar wordt geafficheerd en gebruikt als een strategie om vooruit te komen, om sterker en gelukkiger te worden.
Tegenwoordig heeft iedereen het over de capability approach, die onder anderen door de Amerikaanse filosoof Martha Nussbaum wordt gepropageerd. We moeten ons focussen op onze capaciteiten: doen waar we goed in zijn en waar mogelijk onze capaciteiten versterken. De belangrijkste vragen zijn: wat kan ik, wat wil ik, en met wie ga ik dat bereiken? En dat leidt dan tot de ellende van de netwerksamenleving, waarin we elkaar als kleine en grote roofvogels alleen opzoeken wanneer we iets met en van elkaar gedaan willen krijgen.
In plaats daarvan, of in elk geval daarnaast, pleit ik voor de fragility approach, met meer aandacht voor de broosheid en kwetsbaarheid van het bestaan. Een werkelijke, intermenselijke fragility approach wordt gedragen door hartelijkheid. Daarbij is het de crux de kwetsbaarheid, broosheid en “kleine” waanzin van ieder medemens te onderkennen. We zijn helemaal geen rationele dieren; Nietzsches bepaling van de mens als het waanzinnige dier komt veel dichter in de buurt. We zijn veel grilliger en kwetsbaarder dan we zelf denken. Ook vanuit dat besef kun je met elkaar en met jezelf omgaan. De filosofie van de hartelijkheid heeft als uitgangspunt dat je er schik in hebt dat iedereen – inclusief jijzelf – eigen, unieke broosheden en eigenaardigheden heeft.’
Dat klinkt toch weer utopisch.
‘Ik heb het niet over een ander, beter leven, maar over dít leven. Het leven is geen Hollywood-film en wij zijn geen Hollywood-helden. Dat moeten we ook niet willen. De filosofie van de hartelijkheid blijft topisch. Het draait om het alledaagse leven, hier en nu. Dat wil bijvoorbeeld zeggen dat wij hier tijdens dit interview als twee stervelingen tegenover elkaar zitten en allebei weten dat er duiveltjes op onze schouders zitten. Dat er dingen zijn waar jij bang voor bent, waar je je zorgen over maakt, en dat er ook dingen zijn waar ik bang voor ben en waar ik mijn zorgen over heb. Dat hoeven helemaal geen dramatische zaken te zijn en we hoeven ze ook helemaal niet aan elkaar te vertellen. Het gaat erom dat je erbij stilstaat dat alle gevoelens gemengde gevoelens zijn en dat alle gedachten gemengde gedachten zijn. Als je van iemand houdt, heb je ook momenten van wrevel en ergernis en ben je ook op momenten bang dat je geliefde bij je weggaat of dat er iets vreselijks gebeurt. We moeten deze alledaagse, kleine waanzin niet ontkennen, maar er hartelijk mee om leren gaan.’

Is uw visie gekleurd door uw eigen afscheid van de verveling?
‘Ik beweer niet dat ik met mijn pleidooi om meer topisch te worden de panacee in handen heb. Waar ik wel aan twijfel is of de jacht op een boeiend en afwisselend leven ons kwetsbare en eindige bestaan werkelijk recht doet. Ik zie veel ongelukkige mensen om me heen. Ik zeg het gechargeerd, want een filosoof moet de hyperbool niet schuwen: ik zie mieren in een veel te druk bestaan, die hun huilen inhouden. Het is genoegzaam bekend dat in het welvarende deel van de wereld een schrikbarend aantal mensen antidepressiva slikt. Trudy Dehue heeft daar een belangwekkend boek over geschreven, De depressie-epidemie, waarin ze niet alleen op de bedenkelijke lobby van de farmaceutische industrie wijst, maar ook – wat belangrijker is – op het probleem dat wij onszelf aanpraten dat ons leven druk en succesvol moet zijn. Dat het niet saai mag zijn. Dat zet veel onnodige druk op ons bestaan.’