Mijn tienerdochter kijkt afkeurend naar een foto die ik van haar heb genomen. ‘Niet Insta-waardig’, vindt ze. Haar oordeel over de foto maakt een omweg via mogelijke oordelen van anderen. Voor de blik van die buitenstaander is de foto niet goed genoeg, dus moet er nog een genomen worden. Het verlangen om door de ander waargenomen te worden is menselijk en van alle tijden. Maar het nadenken over hoe een ervaring aan een ander gepresenteerd kan worden, het voortdurende vertalen naar een onbekend publiek, is met de komst van sociale media aanzienlijk geïntensiveerd.
De Duitse filosoof Arthur Schopenhauer (1788-1860) meende al in de negentiende eeuw dat het als een ‘aangeboren manie’ kan worden beschouwd om ‘te veel waarde aan de mening van anderen te hechten’. Het is een ongezonde neiging, die je weinig geluk zal brengen, stelt hij in zijn boek Bespiegelingen over levenswijsheid. Ons bewustzijn van de ogen van de ander zouden we volgens hem juist van ons af moeten schudden.
Ultieme pessimist
Volgens Schopenhauer worden we allen gedreven door verlangens die nooit geheel bevredigd worden, is er geen werkelijk doel in dit leven en bestaat uiteindelijk iedere levensloop uit een reeks van zinloos klein en groot leed. Schopenhauer staat niet voor niets bekend als de ultieme pessimist onder de filosofen. Zijn Bespiegelingen over levenswijsheid vormen dan ook een aangename verrassing in zijn oeuvre. In dit boek buigt hij zich nota bene over de vraag hoe we het leven zo kunnen inrichten dat we ‘er zoveel mogelijk geluk uit kunnen halen’.
Elke week aan het denken worden gezet over de actualiteit aan de hand van de grootste denkers uit de geschiedenis van de filosofie? Schrijf u in voor de gratis nieuwsbrief
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
Schopenhauer maakt in dit werk, dat soms tegen psychologische zelfhulp aanschuurt, onderscheid tussen drie aspecten van het leven die ons geluk bepalen: wat iemand is, wat iemand heeft en wat iemand voorstelt. Het eerste – wat iemand is, het aangeboren karakter – ziet Schopenhauer als het belangrijkste. Wat je ‘hebt’ – je bezit, titel en inkomsten – is van minder belang. En het minst relevant is het laatste, dat wat je in de ogen van anderen voorstelt.
Gelukzaligheid
Toch hecht de mens buitengewoon veel waarde aan wat de ander van hem vindt. ‘Met dezelfde onvermijdelijkheid waarmee een poes spint als ze geaaid wordt, tekent zich een hemelse gelukzaligheid af op het gezicht van de persoon die men prijst’, schrijft Schopenhauer, ‘waarbij zijn eigenwaan hem blind maakt voor de mogelijke onoprechtheid van die lof, al is deze nog zo tastbaar.’
Een vriend van mij vertelde dat hij een weekend in het bos was gaan wandelen – een bezigheid die Schopenhauer had toegejuicht, want in het boek besteedt de filosoof ook aandacht aan het belang van lichamelijke gezondheid. De vriend voelde zich evenwel nogal burgerlijk tijdens zijn boswandeling. Maar de term ‘forest-bathing’ had de bezigheid wel weer Instagram-fähig gemaakt. Zelfs in afzondering piekeren we over hoe we op anderen overkomen en hoe we ons zo interessant mogelijk kunnen presenteren.
De bezorgdheid over hoe anderen over mij denken, ken ik zelf vooral van de momenten waarop er een boek van mij uitkomt. Zenuwachtig wacht ik de recensies af, hopend op woorden waaruit blijkt dat de recensent begrijpt wat ik met mijn schrijven heb gewild. Soms verschijnt er zo’n treffende bespreking, maar vaak leest de lezer toch iets anders in mijn werk dan ikzelf in gedachten had.
Van collega-schrijvers weet ik hoe negatieve recensies aan hun zelfbeeld kunnen knagen. De dichter Cees Buddingh werd eens kritisch besproken door W.F Hermans, waarna hij zich slecht herstelde. ‘Ogenschijnlijk werd ik weer de oude’, schreef Buddingh, ‘maar als ik alleen in mijn kamer zat, was ik mat en lusteloos; iedere inspanning was me te veel. Zelfs heel deze zomer is het nog door blijven duren; ik was weer opgewekt, o zeker, maar werken kon ik nauwelijks tot absoluut niet; ik zat maar achter mijn tafel te dommelen en te vegeteren.’
Schopenhauer meende dat we de ander veel te veel eer gunnen als we zoveel waarde hechten aan zijn mening. Toch voelde ook hijzelf zich lange tijd niet begrepen en miskend. Zijn hoofdwerk, dat in 1819 uitkwam, gaf hem niet de roem en erkenning waarop hij hoopte. Pas met dit boek vol levenslessen, dat tweeëndertig jaar later verscheen, brak hij bij een groter publiek door.
Het is niet verwonderlijk dat het voor schrijvers, die jaren in afzondering aan een boek hebben gewerkt, lastig is om het zomaar aan een onbekend publiek bloot te geven. Ineens sta je ‘naakt op het plein’ zoals de dichter Rob Schouten het verwoordde. Maar tegenwoordig is die ervaring niet alleen aan schrijvers voorbehouden: tegenwoordig staan wij allemaal voortdurend naakt op het plein. In deze tijd van sociale media zijn we allemaal voortdurend aan het publiceren en daardoor zijn we te veel bezig met wat anderen mogelijk van ons denken. Vroeger schreef je brieven of werkte jaren aan een boek om je geestigheid, je unieke gedachten of ervaringen met de ander te delen. Nu kan elk moment direct worden gedeeld.
Puberonzekerheden
Er is veel geschreven over de negatieve invloed van sociale media op ons zelfbeeld. Vooral tieners blijken eronder te lijden. Als ze worstelen met puberonzekerheden, kan de hoeveelheid aan respons, of juist het uitblijven van online respons, desastreus zijn voor hun gevoel van eigenwaarde.
Het is menselijk om je met anderen te vergelijken, maar goed voor onze geestelijke gemoedsrust is het niet, stelt Schopenhauer. Al is zijn boek duidelijk gedateerd en staan er potsierlijke opvattingen in over vrouwen – bepaalde levenslessen zijn nog altijd relevant. Zo draagt hij je op niet te snel over anderen te oordelen, maar er wel vanuit te gaan dat anderen te snel over jou oordelen. Volgens Schopenhauer zijn de meningen van anderen doorgaans ongefundeerd. Het zijn ofwel vormen van geveinsde vleierij ofwel het resultaat van afgunst. Meningen zijn nooit zuiver, ze kunnen omslaan en je verraden, dus kun je er maar beter zo min mogelijk aandacht aan besteden.
Als je streeft naar geluk door erkenning, roem of aandacht na te jagen, zul je teleurgesteld eindigen. We kunnen weliswaar een gevoel van gelukzaligheid ervaren als we geprezen worden, maar de pijn die we voelen als we niet geprezen worden, weegt aanzienlijk zwaarder. Bovendien is de kans om geprezen te worden veel kleiner dan de kans om genegeerd of afgewezen te worden. Om je hiertegen te beschermen kun je andermans opvattingen het beste wantrouwen, meent Schopenhauer. Eigenlijk, zo leert het boek, moet je vooral zorg dragen voor je eigen gemoedsrust.
‘Wanneer iemand jong, mooi, rijk en geacht is’, schrijft Schopenhauer, ‘dan is het nog maar de vraag of hij daarbij ook opgewekt is. Is hij daarentegen opgewekt, dan is het om het even of hij jong of oud, recht van leden of gebocheld, arm of rijk is: hij is gelukkig.’ Kortom, het enige wat er werkelijk toe doet, is een goed humeur. Het komt erop neer te zorgen dat je lichamelijke beweging krijgt en geestelijk geprikkeld blijft, waarbij je erop moet blijven letten je niet te bekommeren om wat anderen van je vinden.
Bespiegelingen over levenswijsheid
Arthur Schopenhauer
Wereldbibliotheek
254 blz.
€ 17,50