Onze houding tegenover technologie zit vol tegenstellingen: belofte en angst, gemak en complexiteit, opluchting en zelfs woede. Volgens journalist en historicus Roderick Nieuwenhuis is die ambivalentie zo oud als de machine zelf. In zijn boek Mens en machine onderzoekt Nieuwenhuis hoe het publieke en wetenschappelijke debat over technologie is veranderd – en hoe dat debat, ondanks de schijn van nieuwigheid, toch ook vaak al eeuwenlang hetzelfde is.
Roderick Nieuwenhuis (1982) is journalist, schrijver en docent journalistiek aan de Hogeschool Windesheim. Na zijn studie geschiedenis schreef hij onder meer voor NRC Handelsblad en De Groene Amsterdammer over literatuur, cultuur en religie. Eerder verscheen van zijn hand Een simpel leven (2022).
Dat er niet veel veranderd is, is volgens Nieuwenhuis niet per se geruststellend: de huidige tijd, waarin machines een grotere rol spelen dan ooit, vraagt om een nieuwe blik. ‘Techniek is ooit bedoeld als verlengstuk van de mens. Ik ben blij dat ik niet met mijn hand een spijker in de muur hoef te slaan, maar dat ik daarvoor een hamer kan gebruiken. Voor nieuwe machines is dat veel minder evident. Welke spreekwoordelijke spijker slaan we met onze smartphone in de muur?’
De mens heeft altijd machines uitgevonden. Waar komt die behoefte vandaan?
‘Hannah Arendt onderscheidt drie vormen van activiteit: handelen, werken en arbeid. Handelen is de hoogste vorm en bestaat uit politiek bedrijven en geëngageerd in de wereld staan. Werken betekent iets nieuws creëren en er een oordeel over kunnen vellen. En arbeid, de laagste vorm, is de oneindige activiteit die nodig is om in leven te blijven: produceren en consumeren.
Dat wij ons met machines omringen, komt omdat we handelende mensen willen zijn en dus het arbeiden willen delegeren. In de oudheid werden mensen tot slaaf gemaakt zodat de elite zelf geen arbeid hoefde te verrichten. Machines, van stofzuigers tot de Optimus-robot, zijn moderne slaven. We willen rotklusjes gewoon uitbesteden.’
Maken machines die belofte waar?
‘Nee. De machines die we maken en het industriële proces dat we hebben opgetuigd, hebben van ons juist een arbeidende mens gemaakt, volgens Arendt. Omdat we steeds meer consumeren, vraagt het steeds meer lopende-bandwerk om de producten te maken die we consumeren. We dwingen onszelf dus om telkens meer arbeid te verrichten en komen niet aan werken en handelen toe.’
Mensen proberen zichzelf dus met machines te verlossen van arbeid. Tegelijkertijd is het een schrikbeeld dat machines onze banen overnemen. Hoe zit dat?
‘Ik denk dat dat schrikbeeld weinig met baanzekerheid te maken heeft. In 1745 presenteerde de Franse uitvinder Jacques de Vaucanson het eerste automatische weefgetouw. De textielarbeiders waren woest toen ze ervan hoorden en sloegen de machine stuk. Volgens socioloog Richard Sennett was deze gebeurtenis het oermoment van de machineverwoesting.
Door de geschiedenis heen steekt die machineverwoesting telkens de kop op. Het bekendst zijn de zogeheten “luddieten”, die zich aan het begin van de negentiende eeuw verzetten tegen industriële ontwikkelingen door machines te saboteren en te vernielen. Maar als je goed kijkt, ging dat protest om meer dan alleen het overnemen van arbeid en het verliezen van je baan. In de tijd van het luddisme creëerden machines juist veel werk. De luddieten waren vooral bang voor de ontmenselijkende gevolgen van het grootschalige gebruik van machines.’
Was die angst voor ontmenselijking terecht?
‘We zijn onszelf steeds meer als machine gaan zien. Al sinds Descartes zijn we in de veronderstelling dat wij denkende dingen zijn, een computerbrein met een lichaam als omhulsel. Maar dat beeld schiet tekort. Zo bestaat er ook lichamelijke kennis, zoals filosoof Maurice Merleau-Ponty aantoont. En kijk alleen al naar het feit dat de helft van de klachten waarmee we bij de huisarts komen psychosomatisch is, dus niet lichamelijk kunnen worden verklaard. Maar dat begrijpen we niet, omdat het niet past bij ons beeld van de mens als machine.
We zien dus dat machines ons meezuigen in hun eigen ritme en logica, en het is belangrijk dat we daar weerstand tegen bieden. In het boek pleit ik voor wat politicoloog Langdon Winner “epistemologisch luddisme” noemt: een kritische houding waarbij we machines niet meteen afschrijven zoals de oorspronkelijke luddieten, maar wel afstand van ze nemen om ze op een weloverwogen manier toe te passen in onze levens.’
Hoe ziet dat eruit?
‘Zelf zet ik mijn telefoon om zes uur ’s avonds uit en in het weekend gebruik ik hem vaak helemaal niet. Vrienden en collega’s vinden dat niet altijd leuk. Maar volgens mij zijn experimenten met minder of ander gebruik van onze machines cruciaal om zelf geen machine te worden.’
Mens en machine. Waarom we techniek de baas moeten blijven
Roderick Nieuwenhuis
Ambo Anthos
272 blz.
€ 23,99