Home Aandacht Kun je voelen met je ogen?
Aandacht Kunst Mens en techniek

Kun je voelen met je ogen?

Bij voelen denken we aan aanraking. Maar volgens Maurice Merleau-Ponty voelen we de wereld al voordat we deze hebben aangeraakt.

Door Femke van Hout op 06 maart 2024

aanraken voelen met je ogen cactus ijsje hand beeld Designecologist/Pexels

Bij voelen denken we aan aanraking. Maar volgens Maurice Merleau-Ponty voelen we de wereld al voordat we deze hebben aangeraakt.

FM3 Filosofie Magazine kun je voelen met je ogen
03-2024 Filosofie magazine Lees het magazine

Wanneer je met iemand videobelt, lijkt er iets wezenlijks aan het contact te veranderen. De persoon die op je scherm verschijnt lijkt op de een of andere manier minder echt. Zo staat mij goed bij hoe ik tijdens video­gesprekken met mijn partner, die tijdelijk in Singapore woonde, een vreemde afstand voelde. Natuurlijk miste ik het om hem vast te kunnen houden, maar wat me opviel was hoe ingrijpend ook de interacties waarop we elkaar normaal gesproken niet zouden hebben aangeraakt, veranderden. Er veranderde iets aan de zachtheid van zijn huid en de warmte van zijn kleren: alsof ze, alleen al omdat ik ze niet langer aan kon raken, aan werkelijkheid hadden ingeboet.

We zijn geneigd te denken dat we de wereld vooral kennen door te zien en dat voelen hiervoor minder belangrijk is; we zouden pas voelen zodra iets contact maakt met onze huid, zegt Maarten Coolen, emeritus docent filosofie aan de Universiteit van Amsterdam. ‘Maar volgens de Franse filosoof Maurice Merleau-Ponty zijn zien en tasten niet van elkaar los te trekken. Als je een trui ziet, voel je zonder aan te raken al of die lekker warm is. En op het moment dat je iemands wang aanraakt, “zie” je met je vingers de vorm van zijn gezicht. We zien elkaars aanraakbaarheid en voelen elkaars zichtbaarheid – totdat we van elkaar gescheiden worden door een scherm.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘Als je iemands wang aanraakt, kijk je met je vingers’

In zijn boek Fenomenologie van de waarneming (1945) zette Merleau-Ponty zich af tegen het empirisme, dat stelt dat onze zintuigen allerlei afzonderlijke gegevens opvangen die achteraf worden samengevoegd door ons brein. Volgens empiristen zien we bijvoorbeeld iets roods en we voelen iets wolligs, waarna ons brein berekent dat we een rood, wollig tapijt waarnemen. ‘Volgens Merleau-Ponty is dit onjuist. De wereld is geen optelsom van gegevens, maar we ervaren de wereld onmiddellijk als een betekenisvol geheel,’ vervolgt Coolen. ‘Dat betekent dat zintuigen zoals voelen en zien met elkaar verweven zijn: we tasten de wereld af met onze ogen en zien de wereld door dingen aan te raken.’

Plastic

‘Dit voelt misschien een beetje vreemd,’ zegt de museummedewerker van Buitenplaats Doornburgh. Ze heeft me in een pak gehesen dat zich nog het best laat omschrijven als een grote plastic vuilniszak. Uit de rug steekt een dikke stofzuigerslang. Ik haal een laatste keer diep adem en voel dan hoe het pak vacuüm wordt gezogen. Strak verpakt in het plastic, dat met veel kracht op mijn lichaam drukt, voel ik plotseling waar elk van mijn ledematen zich bevindt: ik word me bewust van de positie van mijn handen, mijn schouders, mijn benen. Ik merk dat ik krom zit en hoe onprettig dat eigenlijk is, en recht snel mijn rug zodra er weer wat lucht in het pak komt.

Dit vacuümpak is de kunstinstallatie Binnenstebuiten van kunstenaars Boukje Schweigman en Johannes Bellinkx. De installatie is onderdeel van de tentoonstelling Prikkel, waarvoor Schweigman samenwerkte met onderzoekers en kunstenaars om experimenten en installaties te ontwerpen die je bewuster moeten maken van je zintuigen.

Binnenstebuiten speelt met je proprioceptie,’ vertelt Schweigman naderhand in haar kantoor. ‘Proprioceptie houdt in dat je, ook zonder naar je lichaam te kijken, je lichaamshouding waarneemt: je voelt waar je benen zich bevinden en of je arm gebogen of gestrekt is. Als je zachte druk op iemands huid uitoefent, activeer je alleen de tastreceptoren, terwijl harde druk iemands proprioceptie activeert. Het is een ervaring die mensen die moeite hebben om contact te maken met hun lichaam, zoals mensen die op het autismespectrum zitten, vaak als heel prettig en geborgen ervaren.’

De taal die we gebruiken om over voelen te praten is nogal schraal, merkt Schweigman op, terwijl voelen juist heel gelaagd is. ‘Je hebt tastzin, proprioceptie, interoceptie, je emotionele gewaarwordingen, en nog zoveel meer – maar we noemen het in ons dagelijks taalgebruik allemaal voelen.’ Schweigman maakte al kunstinstallaties en dansvoorstellingen voordat ze kennismaakte met de filosofie van Merleau-Ponty, maar is later wel sterk door hem geïnspireerd. ‘Hij geeft een duiding aan wat ik met mijn werk wil laten zien.’

Zo verkent Binnenstebuiten een fenomeen dat Merleau-Ponty ook al uitwerkte: als we een ruimte waarnemen, dan doen we dat niet van een afstand, maar ervaren we tegelijkertijd de positie van ons lichaam ín die ruimte. Schweigmans installatie maakt een ervaring die er altijd is expliciet: ook zonder vastgesnoerd te zijn in een vacuümpak, voel je in het dagelijks leven zonder te hoeven kijken waar je ledematen zich bevinden, en hoe je je door de ruimte heen beweegt. De ruimte die we zien voelen we ín ons lijf.

Wollig

Zien betekent volgens Merleau-Ponty dus lichamelijk opgenomen zijn in de wereld. ‘Je kunt de wereld alleen zien omdat je een lichaam bent dat zich door de ruimte heen beweegt,’ vult Coolen aan. Dat is opvallend, want in de westerse filosofie wordt zien vaak geassocieerd met een bepaalde afstandelijkheid: je kunt de wereld op een afstand beschouwen en zo op een ‘objectieve’ manier tot je nemen. Daarom beschouwden veel filosofen zien als het belangrijkste zintuig, zegt Coolen, belangrijker dan horen, proeven, ruiken en voelen. ‘Maar Merleau-Ponty toont ons dat het zien altijd ín de wereld, in een bepaalde context, gebeurt. Ik neem niet zomaar dingen waar die achteraf pas betekenis krijgen: alles wat ik waarneem is al in een betekenisvolle situatie opgenomen.’

Coolen pakt het kopje thee dat voor hem op tafel staat. ‘Ik zie dit kopje niet zomaar als een voorwerp dat voor mij staat, het is voor mij de belofte op lekker warme thee. Als ik naar huis loop met mijn sleutelbos in mijn zak, voel ik niet zomaar iets hards, kouds en hoekigs tegen mijn dijbeen aan: ik voel de toegang tot mijn huis. En als je je geliefde ziet, zie je niet een verzameling eigenschappen; je ziet iemand met wie je een bepaalde geschiedenis deelt, die je kunt liefkozen en met wie je kunt praten.’

In Fenomenologie van de waarneming beschrijft Merleau-Ponty wat er gebeurt als we tijdens een verhuizing een grote kartonnen doos zien staan. We voelen we het gewicht van die doos in ons lichaam, hoe onze spieren zich zullen moeten aanspannen om hem op te tillen. Zien activeert in dit geval dus je proprioceptie. Dat we achteraf verbaasd zijn als we de doos optillen en hij vederlicht blijkt, bewijst alleen maar dat we in het zien al iets gevoeld hebben.

‘De wereld is geen verzameling gegevens, maar een betekenisvol geheel’

We hoeven dingen dus niet aan te raken om ze te voelen; als we een object zien, voelen we het gewicht, de gladheid, de zachtheid, of de ruwheid ervan al in ons lijf. Het is waarschijnlijk een reden waarom het beroemde kunstwerk Object (1936), de theekop bekleed met bont van de Zwitserse kunstenaar Meret Oppenheim, bij veel mensen weerstand oproept: als we de harige theekop zien, voelen we het bont al in onze mond kriebelen.

Het geldt ook andersom, zegt Coolen: zoals je met je ogen tast, zo zie je met je huid. ‘We denken dat alleen blinden zien door te voelen, maar wij doen dat ook.’ Het doet denken aan een scène in de roman De aanslag (1982) van Harry Mulisch: een vrouw en een jongen die elkaar niet kennen, komen samen in een pikdonkere cel terecht, waarna de vrouw het gezicht van de jongen ‘bekijkt’ door het aan te raken. ‘Net zo “zie” je tijdens een wandeling het landschap met de ijskoude wind die door je haren waait,’ vervolgt Coolen. ‘En met de manier waarop je voeten bij elke stap wegzakken in de modder.’

Dansers

De eenheid van de zintuigen onderzoekt Schweigman ook in haar dansvoorstellingen. ‘Die voorstellingen komen altijd tot stand door middel van improvisatie met een groep dansers. We onderzoeken bijvoorbeeld wat een bepaalde kleur met ons lichaam doet, of wat er gebeurt met ons lijf als we een hele voorstelling lang de wieken van een draaiende molen moeten ontwijken.’ Deze lichamelijke dimensie maakte het volgens Schweigman onmogelijk haar dansvoorstellingen tijdens de coronapandemie online te vertonen. ‘Je kunt de voorstelling met die draaiende wieken niet zien zonder de wind van de wieken op de huid te voelen. Of zonder de adem van de dansers te horen.’

Hoe merkwaardig het is als door een scherm de tastbare realiteit verdwijnt, ervoer Coolen aan den lijve toen hij in 1999 Parallel bar bezocht, een video-­installatie van de bekende Nederlandse kunstenaar Aernout Mik. ‘In Parallel bar liep je een grand café binnen. De ruimte werd in tweeën gedeeld door een enorm scherm, waarop een liveopname werd geprojecteerd van mensen die op dat moment áchter dat scherm een kopje koffie aan het drinken waren. Ik wist dat ik een ruimte met die mensen deelde, ik hoorde ze zelfs praten, en toch zag ik ze alleen op een indirecte manier.’

Hoe kun je dit verschil tussen fysiek en online contact begrijpen? Coolen haalt de Amerikaanse filosoof Hubert Dreyfus aan, die in zijn essaybundel On the internet (2001) stelt dat de aanwezigheid via een scherm een gebrek aan werkelijkheid veroorzaakt. Dreyfus, die geïnspireerd was door Merleau-Ponty, beschrijft hoe bij online contact een bepaalde lichamelijke kwetsbaarheid ontbreekt. Normaal gesproken delen we een ruimte met elkaar en moeten we een positie ten opzichte van elkaar innemen; ons lichaam moet zich actief tot de situatie verhouden. Dat maakt de situatie altijd enigszins fragiel: je kunt de ander aanraken, pijn doen, de situatie op de een of andere manier verstoren. Maar bij online contact zie je hoe de tastbaarheid van de situatie, en daarmee de kwetsbaarheid ervan, wegvalt.

Het is dus niet zo dat je bij videobellen iemand alleen niet meer kunt voelen, maar wel nog kunt zien, zegt Coolen. ‘Omdat je elkaar niet langer kunt aanraken, wordt het zien zelf ook aangetast.’ In On the internet citeert Dreyfus uit de sciencefictionroman The machine stops (1909) van E.M. Foster, waarin een moeder en een zoon elkaar via een soort videotelefoon spreken. ‘Ik zie iets wat op jou lijkt, maar ik zie jou niet,’ zegt de moeder. Volgens Dreyfus zal online contact fysiek contact nooit volledig vervangen, omdat je online op een andere manier aanwezig voor elkaar bent. Je blijft de ander op een bepaalde manier missen, omdat je de ander niet echt hebt gezien.