Home Theodore Dalrymple: ‘Je moet emoties disciplineren’
Levenskunst

Theodore Dalrymple: ‘Je moet emoties disciplineren’

Door Elma Drayer op 25 maart 2014

Cover van 04-2014
04-2014 Filosofie magazine Lees het magazine

Volgens de Britse psychiater en essayist Theodore Dalrymple laten we ons te veel leiden door sentimenten en te weinig door het gezonde verstand. ‘Als iedereen met zijn emoties te koop loopt, moet je steeds harder schreeuwen om erbovenuit te komen.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Vriendelijk lachend komt de cultuurcriticus de hotellobby binnengewandeld. Theodore Dalrymple – niet geheel kreukvrij gekleed, uiterst hoffelijk – zal straks een lezing geven in het Haagse spiritueel centrum De Boskant over ‘Sympathie, empathie en sentimentaliteit’. Enkele jaren geleden alweer verscheen Door en door verwend. Kritiek op de sentimentele samenleving, maar het thema laat hem nog altijd niet los. Met merkbaar genoegen doet hij uit de doeken wat hem bezighoudt.

Volgens Dalrymple, gevangenisarts in ruste, laten wij ons heden ten dage te veel regeren door onze emoties. Hij ontwaart ‘een verlies aan subtiliteit’ in de hedendaagse cultuur. ‘Mensen spellen alles uit. Je merkt dat al in de reclame. Als je een blij persoon ziet in een advertentie of een commercial, dan is die extreem blij, met zijn mond wijd open. Zodat wij maar begrijpen dat hij blij is. Vroeger op Wimbledon applaudisseerden mensen na een punt. Nu is het heel gebruikelijk dat het publiek gilt en schreeuwt. En ook de spelers zelf maken ontzettend veel lawaai en gebaren. Het idee is blijkbaar dat als je je niet op een duidelijke manier uitdrukt, anderen niet zullen begrijpen dat je gevoelens hebt. En als iedereen met zijn emoties te koop loopt, moet je nog harder schreeuwen, anders kom je er niet bovenuit.’
 
Hoe verklaart u die neiging om onze gevoelens te etaleren?
‘Ik weet niet hoe het hier is, maar in Engeland domineert tegenwoordig de opvatting dat zelfbeheersing slecht is voor een mens. Dat zie ik als een doorwerking van het therapeutische gedachtegoed. In therapie leer je dat onderdrukte gevoelens op een dag extra hevig naar buiten zullen komen. Ik noem dat in mijn boek “de hydraulische theorie”: je emoties moet je uiten – anders loopt het slecht met je af. Als je niet duidelijk maakt wat er in je omgaat, dan krijg je op een dag de rekening gepresenteerd. Daar kun je volgens sommigen zelfs kanker van krijgen.’
 
Dat mensen hun diepste gevoelens publiekelijk delen is niet speciaal Brits. In Apeldoorn zijn er plannen om een monument op te richten voor onvrijwillig kinderlozen. Ze willen erkenning voor hun verdriet.
Dalrymple schiet in de lach. ‘Echt waar?’ Dan: ‘Het geweldige van de moderne wereld is dat er zo veel absurditeiten zijn. Het punt is natuurlijk dat je óf meteen snapt dat zo’n initiatief absurd is, óf je snapt het nooit. Je kunt immers net zo goed een monument oprichten voor mensen die bruine ogen hebben, maar liever blauwe hadden gewild. Of voor lelijke, domme mensen die liever knap en slim zouden willen zijn. Zo’n monument voor onvrijwillig kinderlozen heeft ook te maken met de opwaardering van het lijden. Lijden is opgetild naar heroïsche hoogten; de lijdende is de held. In zekere zin heeft ivf kinderloosheid overigens nog schrijnender gemaakt, aangezien dat heel vaak niet werkt. Dus dan ben je dubbel teleurgesteld.’
 
Waarom hebben wij zo veel moeite ons neer te leggen bij tegenslag?
‘Ik ben niet religieus, maar ik denk dat de neergang van de religie ermee te maken heeft. Omdat dit leven het enige is dat we hebben, willen we er alles uit halen. Maar je kunt niet alles hebben; dat is de essentie van de menselijke conditie. Bij mijn patiënten heb ik bijvoorbeeld gezien dat ze volledige seksuele vrijheid opeisen voor zichzelf en tegelijk hun partner exclusief willen bezitten. Dat gaat natuurlijk niet samen, dus dat leidt tot frustratie. En mensen kunnen niet leven met frustratie.’
 
Niet of niet meer?
‘Nou, ik betwijfel of ze er ooit goed in zijn geweest. Maar ik denk dat het echt iets is van deze tijd om geen grenzen te accepteren. Ik sprak een keer in de gevangenis een man die daar zat vanwege seks met een minderjarig meisje. Hij zei tegen me dat hij de wet absurd vond, want je mag geen seks met een meisje hebben als ze vijftien jaar en 364 dagen oud is, maar een dag later wel. Deze man begreep niet dat dit probleem bij elke leeftijdsgrens zal spelen – of je die nu trekt bij vijftien, zestien of zeventien jaar. Grenzen zullen altijd tot op zekere hoogte arbitrair zijn. Wat hij eigenlijk zei was: als wetten voor mij niet goed voelen, als ze mij niet bevallen, dan hoef ik me er niet aan te houden. Maar zo werkt het natuurlijk niet. Je kunt in Engeland ook niet ineens rechts gaan rijden als je links rijden onzinnig vindt.’
 
Uw diagnose is dat we ons te veel laten leiden door sentimenten en te weinig door het gezonde verstand. Wat zou volgens u de uitweg zijn?
‘Ik vrees dat ik daar geen verlossend antwoord op heb. Het enige wat je kunt doen is ertegen argumenteren. Erover schrijven in essays, columns en boeken. Proberen mensen te laten zien wat er aan de hand is. Meer zit er helaas niet in.’

De wortels van de sentimentaliteit situeert Dalrymple uiteraard in de Romantiek. ‘En die is groter dan Jean-Jacques Rousseau. Ik heb op zichzelf trouwens niets tegen de Romantiek; die had zeker ook positieve kanten – alleen al voor de poëzie. De Romantiek doorbrak het formele, bloedeloze classicisme van de achttiende-eeuwse Engelse poëzie. Maar de schaduwkant van de romantische erfenis is dat gevoelens op een voetstuk zijn komen te staan, waar ze niet zouden moeten staan. Natuurlijk kun je niet functioneren zonder gevoelens. Maar je moet ze disciplineren met je verstand; ze mogen niet allesoverheersend zijn.’
 
Kijk, zegt hij, er zijn situaties waarin sentimentaliteit ‘volkomen onschuldig’ is. ‘Huilen om een sentimentele film kan beslist geen kwaad. Het wordt pas zorgelijk als je de emoties die zo’n film bij je oproept gaat gebruiken als morele gids voor de politiek of voor je leven. Tegelijkertijd kan de moraal niet zonder emoties, zoals David Hume al opmerkte. Je kunt geen moraal afleiden uit de feiten alleen. Emoties spelen altijd een rol, maar je moet wel blijven nadenken.’

Neem het dilemma om al dan niet in te grijpen in Syrië. ‘Het is onmogelijk om een strikt rationele argumentatie op te zetten vóór of tegen ingrijpen. Als je zeker weet dat je met ingrijpen bereikt dat het moorden ophoudt, dan zou je vóór moeten zijn. Maar het is onmogelijk dat zeker te weten. Zoals het er nu voor staat zal ingrijpen waarschijnlijk precies het tegenovergestelde effect hebben van wat je wilt bereiken. Wat overigens weer niet betekent dat dit argument je in elke situatie van ingrijpen moet weerhouden.’
 
Stokpaardje van Dalrymple is dat sentimentaliteit ook in de rechtspraak oprukt. Zo deed het Europees Hof voor de Rechten van de Mens onlangs uitspraak in een zaak van drie Britse gestraften die in beroep waren gegaan tegen hun vonnis: ze hadden levenslang opgelegd gekregen, in de zwaarste variant – dus zonder enig uitzicht op vrijlating. Zelf voerden ze aan dat zo’n straf in strijd is met de fundamentele mensenrechten.

Bedenk wel, zegt Dalrymple, dat je in Groot-Brittannië niet zomaar écht levenslang krijgt. De veroordeelden hadden alle drie afgrijselijke moorden gepleegd. Toch verklaarde het Europese Hof hun beroep gegrond. De rechters vonden levenslang inderdaad te wreed, omdat de gestraften zo de kans werd ontnomen om zich te rehabiliteren. Daarin wogen ze mee dat de veroordeelden berouw hadden getoond over hun daden.

Dalrymple noemt het een ‘absurde’ uitspraak. ‘Ten eerste is het strafrecht er voor zaken die hebben plaatsgevonden. Dat moet zich niet bezighouden met wat er wellicht in de toekomst zou kunnen gebeuren. Niemand kan met zekerheid zeggen dat deze daders niet in herhaling zullen vervallen. En wat zegt het dat ze spijt hebben betuigd? Berouw tonen staat in geen enkele verhouding tot de ernst van hun misdrijven.’
Blijkbaar, zegt hij, kan het Europees Hof zich niet voorstellen dat iemand een dusdanig gruwelijke daad pleegt dat hij het recht heeft verspeeld om als vrij burger te leven. ‘Wat ze eigenlijk zeggen tegen ons, inwoners van Europa, is dat geen enkel misdrijf zo ernstig is of er moet absolutie mogelijk zijn.’
 
Daarom noemt u het Europese Hof sentimenteel?
‘Ja. Kennelijk geeft het deze rechters een warm gevoel vanbinnen om een dader vergeving te schenken. Volgens hun beginselen moeten wij daartoe altijd bereid zijn. Maar vergeving schenken kan uitsluitend en alleen het slachtoffer – als hij nog in leven is althans. Of een hogere macht, zo je wilt. Het Hof kan dat niet. Zulke rechters laten dus hun eigen sentimenten prevaleren boven gerechtigheid. Natuurlijk mogen rechters best medelijden voelen met de daders, maar ze moeten eerst en vooral rechtspreken.’
 
Het is nooit bewezen dat strenge straffen helpen.
‘Dat is een volkomen verkeerde manier om naar dit vraagstuk te kijken. Strafrecht gaat niet allereerst om verbetering van de verdachte. Strafrecht is er vooral om het slachtoffer te laten zien dat de samenleving oog heeft voor wat haar is aangedaan. Laat me een voorbeeld geven. Stel, iemand heeft een moord op zijn geweten. En op een of andere manier weet hij de rechter ervan te overtuigen dat hij dat nooit meer zal doen. Vervolgens zegt de rechter: oké, ik geloof je, ik laat je vrij. Wat betekent dat? Dat wij als samenleving één moord prima vinden, mits je belooft dat je het niet nog eens zult doen? Zo’n numerieke benadering is toch volkomen idioot?’

Niet lang geleden, vertelt Dalrymple, speelde in Engeland de zaak van een man die zijn partner systematisch mishandelde. Minstens tien keer belde zij de politie; minstens tien keer bedacht ze zich op het laatste moment en smeekte ze om hem niet te arresteren. Op zekere dag goot de man een bedwelmend middel in haar glas en stak haar in haar slaap de ogen uit. ‘Deze man, zo werd vastgesteld, was niet krankzinnig, maar bij zijn volle verstand toen hij dit deed. Je zou zeggen: dit is een heel perverse daad, hij moet voor de rest van zijn leven opgesloten blijven. Inderdaad kreeg hij levenslang, maar daarvan hoeft hij waarschijnlijk maar zes jaar te zitten. Mij komt dat voor als erg weinig. Je zou als samenleving toch moeten zeggen: helaas, u verloor het recht om vrij rond te lopen? Als we dat niet durven zeggen, wat voor samenleving zijn we dan? Hoeveel ogen mag je uitsteken voordat wij zeggen: u verliest voorgoed uw vrijheid?’
 
Sentimentaliteit in het strafrecht heeft volgens Dalrymple nog een ander ongewenst effect. ‘De meerderheid van de criminelen komt uit de onderklasse, groeide op in arme gezinnen en leidt een zwaar leven. Pleitbezorgers voor milde straffen menen dat je daders daarom moet ontzien; dat geeft ze het gevoel dat ze barmhartig zijn. Wat zij niet beseffen is dat de meerderheid van de slachtoffers óók in arme gezinnen opgroeide en óók een zwaar leven leidt. Inbrekers, bijvoorbeeld, hebben een hekel aan reizen; die opereren het liefst in de buurt. Maar daar lees je in de kranten nooit over. Hoe vaak zie je een analyse van de slachtoffers? Van hun maatschappelijke positie, van hun status? Wetenschappers deden er onderzoek naar, zulke analyses bestaan. En die laten heel duidelijk zien dat de armen de grootste slachtoffers zijn van criminaliteit.’

Mensen zoals hijzelf, zegt Dalrymple, zijn zelden slachtoffer. ‘En als het gebeurt, is het geen ramp. Ik ben goed verzekerd, ik kan mijn spullen vervangen. Voor de armen is het veel ingrijpender om slachtoffer te zijn. Het ergert mensen als ik dit zeg, maar in wezen wentel je door criminelen te ontzien de kosten van de criminaliteit af op de onderklasse waaruit ze voortkomen. De vraag is natuurlijk: waarom willen de pleitbezorgers van milde straffen dit niet zien? Terwijl het in mijn ogen glashelder is?’