Home Taal ‘Taal is de stof waar dromen van gemaakt worden’
Taal

‘Taal is de stof waar dromen van gemaakt worden’

In een nieuw essay over Wittgenstein onderzoekt kinderboekenschrijfster Imme Dros hoe taal werkt, betovert en misleidt. Taal blijkt vooral bittere noodzaak.

Door Alexandra van Ditmars op 24 september 2021

Imme Dros schrijver beeld Sander Heezen

In een nieuw essay over Wittgenstein onderzoekt kinderboekenschrijfster Imme Dros hoe taal werkt, betovert en misleidt. Taal blijkt vooral bittere noodzaak.

Cover van 10-2021
10-2021 Filosofie magazine Lees het magazine

In het huis van kinderboekenschrijfster Imme Dros (84) liggen de boeken overal. Hoge stapels in het halletje bij de voordeur, stapels op de trap, en nog meer stapels in de woonkamer. Er zijn wel veel boekenkasten, boven en beneden, maar die puilen uit. Waar haar eigen boeken liggen, weet Dros niet. Waar andere boeken liggen overigens ook niet. ‘Ik kan hier niks vinden,’ zegt ze terwijl ze naar de stapels gebaart. ‘Als ik een boek echt nodig heb, koop ik het opnieuw.’

Genoeg mensen weten Dros’ boeken wél te vinden. Ouders die nu voorlezen uit haar werk, werden regelmatig vroeger zelf ook daaruit voorgelezen. Dros schreef meer dan vijftig boeken, maar ook toneelstukken en libretto’s. Verder vertaalde en hertaalde ze de klassieke teksten van Homerus, die ze bij steeds nieuwe generaties populair wist te maken. Haar laatste publicatie is het essay Taal is alles wat het geval is. Daarin onderzoekt Dros – ze is ook taalwetenschapper – hoe taal werkt, betovert en misleidt.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Dros gaat zitten op een leren bank in de woonkamer. Ze draagt een grote zwarte strik in het haar en rode cowboylaarzen – ze is niet alleen een grande dame op het gebied van jeugdliteratuur, maar ook op het gebied van excentrieke outfits. Haar man Harrie Geelen, die veel van Dros’ boeken illustreerde, komt thee brengen. De zilveren pot gaat op tafel, de theeglaasjes op een dienblad op een stapel boeken. Dros: ‘Waar ging dit ook alweer over? O ja, dat essay. Ik ben alweer met drie nieuwe projecten bezig. Wat wil je weten?’

Wat is taal eigenlijk precies?
‘Taal is de stof waar dromen van worden gemaakt, waarin ideeën worden geformuleerd, waaruit verhalen worden geboren. Maar taal is bovenal bittere noodzaak: het is ons communicatiemiddel. Kinderen moeten het wel leren, het is bijna een voorwaarde om in leven te blijven. In het begin kunnen mensen alleen maar krijsen. Dat doen ze dan ook. Maar met krijsen kun je niet specifiek aangeven wat je wilt of wat je voelt. Hoe zich na de geboorte naast het lijfje de taal ontwikkelt is raadselachtig. Taal moet worden aangeleerd en dat gaat razendsnel. Al meten volwassenen zich soms een bespottelijk jargon aan als ze tegen een weerloos kind tateren, uit het kindermondje komt nooit zulke verwerpelijke onzin. Ouders zetten hun kinderen soms ook op een dwaalspoor door over zichzelf te praten in de derde persoon: “Zal mama dat even voor jou doen?” Of denk aan de belachelijke kreten die boven een wieg worden geslaakt: “Ah, koetsjie koetsjie.” Maar dat soort onzin praten kinderen niet na, ze hebben blijkbaar door dat het geen functie heeft.’

‘Volwassenen meten zich soms een bespottelijk jargon aan als ze tegen een weerloos kind tateren’

U schrijft dat taal ook ongrijpbaar is.
‘Taal temmen, vangen en aan banden leggen is zoiets als de kwadratuur van de cirkel, want taal glipt door je vingers als water. In het dagelijks leven loert bij wat we zeggen het misverstand al overal, omdat de helft van de mensheid zich slecht uitdrukt en de andere helft slecht luistert. En dan is waar je opgroeit en in wat voor soort gezin ook weer van invloed op de woorden die je gebruikt. Maar goed, je kunt natuurlijk wel proberen om taal in te kaderen en er iets over te zeggen. De taalfilosoof Ludwig Wittgenstein deed dat in zijn Tractatus Logico-Philosophicus.’

In dit werk onderzoekt Wittgenstein (1889-1951) de verhouding tussen taal en wereld. Het boek bestaat uit korte, genummerde stellingen die iets weg hebben van wiskundige formules. Hij schreef onder andere: ‘1. De wereld is alles wat het geval is. 1.1 De wereld is de totaliteit van de feiten, niet van de dingen.’ Dros: ‘Volgens mij bedoelt Wittgenstein dat wanneer iemand zegt: “Ik ga naar huis”, hij met “huis” iets anders dan een uit stenen, hout en ander materiaal opgetrokken gebouw bedoelt. Het gaat niet alleen om de dingen, de materie, maar ook om alles wat een huis tot huis maakt.’ In het essay schrijft Dros: ‘Huis als de som van dingen kan al van diverse eerdere bewoners geweest zijn en na een verhuizing zal een volslagen ander huis (som van dingen) het eigen huis (som van feiten) worden. Zo kan iemand ook zeggen naar kantoor, naar bed of naar zee te gaan als het hij heeft over werk, slapen of vakantie.’

Taal is dus meer dan een letterlijke beschrijving van de wereld.
‘Ja. Je kunt de wereld beschrijven met woorden, maar woorden zijn geen eenzijdige beschrijvingen.’

In zijn latere werk stelt Wittgenstein dat de betekenis van woorden nooit vaststaat.
‘Dat is zo, daarom kun je taal ook niet grijpen. Taal is grillig, veranderlijk en vernieuwt zich zonder ophouden. Dat is soms heel onhandig. Ik had laatst in een vertaald kinderboekje “zoet” gebruikt, in de zin van: wees nou zoet. Maar dat schijn je tegenwoordig niet meer op die manier te gebruiken. Geen idee waarom, en ik wilde de boel wel laten rijmen. Het is goed gekomen, hoor; ik vond een ander woord.’

Bestaat er eigenlijk voor alles een woord?
‘Er zijn overal woorden voor te vinden. En je kunt ook een zin maken waarin schuilgaat wat je bedoelt. Of zelf woorden maken. Dat zie je in gezinnen ook gebeuren; dan ontstaat er een “huistaal”, met woorden of uitdrukkingen die zelf bedacht zijn.’

Hebt u daar een voorbeeld van?
‘Het kan van alles zijn, te veel om op te noemen.’

Bijvoorbeeld een kleuter die een fontein steevast ‘vliegend water’ noemt?
‘Ja, zoiets. Als de ouders dat onthouden en koesteren, kan zo’n woord in het gezin in gebruik blijven, ook als het kind groter is. Zo ontstaat een eigen taalgebruik, dat mensen van buiten het gezin niet per se snappen.’ Een korte stilte. Dros: ‘Nog even over dat er voor alles woorden zijn… Er zijn wel bepaalde gevoelens die je soms overvallen waar je geen woorden voor vindt.’

Dus er bestaat toch niet voor alles een woord?
‘Op het moment zelf misschien niet. Je kunt die gevoelens dan later proberen te verwoorden, maar of je dan exact uitdrukt wat het was, weet ik niet.’

Over welke gevoelens kun je niet praten?
‘Over alle gevoelens die je te diep raken, denk ik, die te privé zijn. Dat kan rouw zijn, verliefdheid, maar ook iets heel anders. Dat is heel persoonlijk, daardoor is het voor mensen ook alleen persoonlijk in woorden te vatten. Iedereen omschrijft gevoelens op een andere manier.’

Zijn ze daarmee ook anders?
‘Geen idee. Ik weet niet wat andere mensen ervaren. Niet alleen wat betreft gevoelens, maar bijvoorbeeld ook hoe ze de wereld zien. Wie kan ooit zeggen of datgene wat iedereen “groen” noemt in wezen voor iedereen dezelfde kleur heeft? Wat de een als groen ziet kan voor een ander rood zijn, maar allebei noemen ze de kleur die ze zien groen, omdat de naam van de kleur die ze zien nu eenmaal groen is. Zoiets kun je in wezen van elk woord zeggen.’

‘Heeft datgene wat iedereen “groen” noemt voor iedereen dezelfde kleur?’

Dus aan de ene kant kunnen we soortgelijke ervaringen beschrijven met verschillende woorden, aan de andere kant gebruiken we hetzelfde woord misschien wel voor heel andere ervaringen.
‘Misschien wel, ja. Maar taal is meer dan woorden. Klank en zinsmelodie bepalen deels ook de inhoud van een zin. Daar zegt Wittgenstein trouwens niets over, dat lijkt me onterecht. Als Hamlet zich uit over zijn moeder, die nog geen twee maanden na de dood van zijn vader hertrouwde met zijn valse oom, doet hij dat met de bijtende woorden: “She married – O most wicked speed to post with such dexterity to incestuous sheets…”’

Dros spreekt de woorden met sissende s-klanken uit. ‘Door die venijnige klanken lijkt het of de woedende Hamlet zijn woorden uitspuugt. Alleen al door de klank van wat hij zegt maakt Hamlet iets wat relevant is duidelijk. Ook dat is taal. Maar in drie Nederlandse vertalingen staat keurig wat volgens woordenboeken de Engelse woorden betekenen, zonder rekening te houden met de klanken. Dat moet natuurlijk wel. Ze zijn van groot belang om duidelijk over te brengen wat bedoeld wordt. Mimiek en gesticulatie spelen daarbij trouwens ook een belangrijke rol.’

Om onze gedachten over te brengen hebben we dus aan woorden niet genoeg.
‘Dat klopt, maar we gebruiken taal niet zozeer om onze gedachten over te brengen. Taal is een middel om te communiceren, maar dat wil nog niet zeggen dat taal je innerlijk blootgeeft. De taal is de mens gegeven om zijn gedachten te verbergen, hoor je weleens zeggen. Met woorden kun je verhullen hoe je je voelt en wat je werkelijk denkt. Mensen doen de hele dag niet anders dan dingen zeggen die ze in wezen niet menen. Voor het fatsoen of omwille van de lieve vrede of om welke reden dan ook. Ik vraag me af of mensen ooit zeggen wat ze echt denken.’

‘De taal is de mens gegeven om zijn gedachten te verbergen’

Zegt u wat u echt denkt?
‘Nou, op het ogenblik wel.’ Glimlachend: ‘Maar ik ben in de eerste leugen niet gebarsten.’

Gebruiken we taal dan niet op een onzinnige manier?
‘Eerder op een menselijke manier. Wittgenstein behandelde taal als een soort wiskundige redenering, maar taal blijft gelukkig altijd taal. Ik vind taal een van de meest menselijke dingen. Er daar hoort onzinnigheid bij. Mensen zijn natuurlijk ook een beetje vreemde wezens. Zoals Homerus zei: “Niets van alles wat de aarde voedt is zo kwetsbaar/ als de mens van alles wat erop ademt en rondtrekt.”

Taal is onmisbaar voor ieder mens. Zonder taal geen leugens, maar ook geen verhalen, geen herinneringen, geen dubbele bodems, geen woordspelingen, geen grappen, geen ironie, geen drama, geen poëzie. Zonder taal geen leven! Daarom heet dat essay ook: Taal is alles wat het geval is.’

Later in zijn leven behandelde Wittgenstein taal niet meer op wiskundige wijze. Dat was zo’n ommezwaai in zijn denken dat er wordt gesproken van Wittgenstein I en Wittgenstein II. U bent ook al decennia met taal bezig. Is er ook een Imme Dros I en II?
‘Dat lijkt me niet. Ik heb van jongs af aan van verhalen gehouden en dat doe ik nog steeds.’

Even later: ‘Of misschien is het zoals in de mythe van Daidalos in een verhaal van mij. Toen hij oud en alleen was en terugkeek op zijn leven, zag hij een hele rij gedaantes van zichzelf staan. Dat is denk ik een kloppend beeld; geen mens is elke dag hetzelfde. Alles wat er gebeurt, verandert je een beetje. Dus nee, geen Imme Dros I en II. Dan eerder Imme Dros tot in het oneindige, als een repeterende breuk.’

Taal is alles wat het geval is
Imme Dros
Prometheus
96 blz.
€ 15,-