Door zijn leermeester Marcus Fronto leerde Marcus Aurelius vlijmscherp formuleren. Toch bekoelde de relatie tussen de grote retoricus en de keizer-filosoof, die waarheid uiteindelijk belangrijker vond dan welsprekendheid.
Als het lot je geen andere keus laat dan op de harde grond te slapen, is het niet zo moeilijk de stoïcijn uit te hangen en je neus op te halen voor een gerieflijk bed. Maar sober leven, mild zijn voor anderen en genadeloos streng voor jezelf, terwijl je keizer van Rome bent, de machtigste man ter wereld, die met een vingerknip elk denkbaar verlangen kan vervullen: dát getuigt van karakter. Met zijn zelfdiscipline heeft keizer-filosoof Marcus Aurelius (121-180) de bewondering van vele generaties geoogst, al was hij daar als stoïcijn niet op uit. Hij hield zich voor dat hij een zandkorrel was, die spoedig door andere zandkorrels bedekt zou worden.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
De filosofische bespiegelingen die hij in het Grieks schreef, zijn in twee Nederlandse vertalingen beschikbaar, respectievelijk Overpeinzingen en Persoonlijke notities getiteld. Wie dit klassieke stoïcijnse werk gelezen heeft, zal interesse hebben voor Evenveel van jou als van mezelf, de overgeleverde correspondentie van Marcus Aurelius met zijn leermeester in de retorica, Marcus Fronto. In maart kwam een Nederlandse vertaling uit.
Dat Marcus een uitzonderlijk begaafde jongen was, moet voor de hoogste Romeinse kringen snel duidelijk zijn geweest. Na de vroege dood van zijn vader werd hij op 17-jarige leeftijd geadopteerd door keizer Antoninus Pius, die op zijn beurt de adoptiefzoon van keizer Hadrianus was. Marcus nam zijn intrek in het keizerlijk paleis en werd voorbereid op het hoogste ambt. Voor zijn lessen in retorica werd Marcus Cornelius Fronto ingeschakeld, een succesvol advocaat en redenaar. Dat het klikte tussen de ijverige leerling en zijn twintig jaar oudere leermeester kun je afleiden uit de overgeleverde brieven. Beiden bieden tegen elkaar op in de gevoeligste uitingen van genegenheid, regelrechte liefdesverklaringen zelfs, wat historici heeft verleid tot speculaties over de al dan niet seksuele aard van de relatie. ‘Ik, die evenveel van jou houd als van mezelf’, schrijft Marcus Aurelius bijvoorbeeld in een brief aan zijn leermeester. Volgens vertaler Vincent Hunink vallen dergelijke vurige bewoordingen echter binnen de conventies van die tijd.
Uitlachen
Veel brieven handelen over de oefenstof die Fronto opgeeft. Marcus moet bijvoorbeeld maximes (spreuken, puntige uitspraken) een aantal keren herformuleren: het kan altijd helderder, korter, hij mag er nooit van uitgaan dat hij het juiste woord al gevonden heeft. Wie dit leest, begrijpt beter dat de beroemde Persoonlijke notities van de latere keizer zo raak zijn; zelfs al waren ze niet voor publicatie bedoeld, en al schreef hij ze in een legerkamp, verwikkeld in de strijd met Germaanse stammen. Hij kon na een leven van retorische oefening simpelweg niet anders dan trefzeker schrijven.
Maar retorica is geen filosofie. Een retoricus oefent zich erin twee tegengestelde standpunten even overtuigend te verdedigen, en Marcus heeft uiteindelijk meer belangstelling voor – laten we gemakshalve zeggen – de waarheid. Dat de jongeman zich meer en meer in (stoïcijnse) filosofie verdiept, ervaart Fronto wellicht als een afwijzing, en de relatie bekoelt enigszins. Wanneer Fronto schrijft ‘Ook al lachen jullie, de wijsgeren, mij uit, ik was danig van mijn stuk’, is dat een grapje, verwijzend naar de stoïcijnse onverstoorbaarheid, maar wel een dat de afstand tussen beiden blootlegt. Later, wanneer Marcus Aurelius een zelfbewuste keizer is, en Fronto een oude, door ziekte en tegenslag geplaagde man, komen de briefschrijvers weer nader tot elkaar.
Uit deze correspondentie rijst het klassieke beeld van het stoïcijnse rolmodel Marcus Aurelius op: wijs, bovenmatig serieus en scrupuleus, iemand die altijd aan het werk is en dan nóg vindt dat hij tekortschiet. De wat ijdele, klagende Fronto komt zwakker, maar ook menselijker over. De leerling is zonder twijfel een man van groter statuur, maar de roerendste bijdrage is toch van de leraar afkomstig. Na de dood van zijn kleinzoon vaart hij uit tegen de oneerlijkheid van het lot en demonstreert zo, in een eerlijke, bittere, niet door welsprekendheid geremde brief, nogmaals géén stoïcijn te zijn. Het antwoord van Marcus Aurelius is helaas niet overgeleverd