Volgens Rebekka Reinhard laten we ons leiden door een pervers schoonheidsideaal – de binnenkant telt niet meer, alleen de buitenkant. Haar oplossing: we moeten terug naar Plato’s begrip van geestelijke schoonheid.
Designlampen, verse bloemen, oriëntaalse kleden: alles in het interieur van de Duitse filosoof Rebekka Reinhard ziet eruit alsof het met zorg is uitgezocht. Daarnaast is de hoeveelheid boeken in haar huis opvallend – twee brede muren zijn er geheel mee bekleed en tientallen exemplaren liggen uitgestald op de salontafel.
Reinhards inrichting lijkt een afspiegeling van haar laatste publicatie, waarin zij esthetica en intellect verbindt. Binnenkort verschijnt het boek in het Nederlands als Mooi! Mooi zijn, mooi lijken, mooi leven. Een filosofische gebruiksaanwijzing. Waar vroeger mooi zijn nog een kwestie van geluk was, is dit volgens Reinhard in onze tijd een prestatie geworden. Wie niet sport, dieet en naar de plastisch chirurg gaat, heeft zijn imperfecties aan zichzelf te danken. Die drang naar schoonheid valt te verklaren doordat wij schoonheid tegenwoordig koppelen aan gelukkig zijn, succesvol zijn en bovendien: perfect zijn. Een misvatting, stelt Reinhard.
Dit is het eerste filosofische werk dat is opgedragen aan Marilyn Monroe.
‘Dat klopt. Op mijn dertiende werd Marilyn Monroe mijn muze – en dat is ze altijd gebleven. Ik denk dat het belangrijk is dat filosofen hun inspiratie niet alleen halen uit boeken van blanke, dode mannen, maar juist uit verschillende gebieden – of het nou kunst, film of iets uit het dagelijks leven is. Ikzelf heb vele inspiratiebronnen en Monroe is mijn voornaamste.’
Heeft dat te maken met haar schoonheid?
‘Ja. Wat mij aanspreekt aan haar is de connectie tussen haar geest en haar uiterlijke verschijning. Haar innerlijke verlangens vertalen zich naar buiten als een betoverend charisma – tenminste, dat is mijn interpretatie. Ik zie Monroe als een diva, maar niet in de gebruikelijke zin van het woord. Voor mij is een diva een paradox, de belichaming van een tegenstelling. Aan de ene kant staat zij voor vitaliteit, een verlangen om te leven en te creëren, maar aan de andere kant representeert ze de dood, omdat ze een tragisch bestaan leidt.
Een diva hoeft overigens niet altijd een vrouw te zijn – denk bijvoorbeeld aan Elvis of Michael Jackson. Ook zij leefden hun leven optimaal, maar namen tegelijkertijd elk mogelijk risico om meer plezier te hebben – wat uiteindelijk naar de afgrond voert. De schoonheid van hedendaagse beroemdheden is tegenovergesteld aan die van de diva; het Duitse supermodel Heidi Klum is hier een goed voorbeeld van. Ze ziet er perfect uit en het lijkt altijd goed met haar te gaan. Klum is het prototype van de celebrity van tegenwoordig: puur buitenkant. Haar lichaam is een bezit dat zij representeert, in plaats van dat ze haar lichaam ís.’
In uw boek noemt u Heidi Klum een perversie van het Oud-Griekse schoonheidsideaal. Marilyn Monroe voldeed daar ook al niet aan.
‘Oude Grieken als Plato hechtten veel waarde aan kalokagathia: het verenigde ideaal van goedheid, schoonheid en waarheid. Volgens dit ideaal is schoonheid afhankelijk van intelligentie en morele competentie; ‘mooi zijn’ komt van binnenuit en heeft fysieke aantrekkelijkheid tot gevolg. Anders dan de diva streven mensen voortdurend “het goede” na, ze leiden een uitgebalanceerd leven. Tegenwoordig draaien we de zaken om. Mensen vinden Klum mooi en leiden daaruit af dat ze een goed persoon is en dat wat zij zegt vast waar moet zijn. Maar alle filosofische diepte van kalokagathia ontbreekt; er is geen inhoud, enkel vorm – alleen het lichaam krijgt aandacht.’
Hoe verklaart u deze perversie?
‘Mensen nemen tegenwoordig amper nog de tijd voor dingen – terwijl je dat juist moet doen om ware schoonheid te herkennen. In onze moderne wereld worden voortdurend vernieuwing en afwisseling geëist. Dit is voor een groot deel te wijten aan de globalisering en internet. De Duitse socioloog Hartmut Rosa spreekt van de “versnellingsmaatschappij”: we leven in een snelheidsroes, die alles vernietigt wat zich niet aanpast. Dat heeft ook consequenties voor hoe wij onszelf waarnemen: we moeten onze identiteit steeds vernieuwen om mee te gaan met onze tijd, anders liggen we eruit.’
Wat is ‘ware schoonheid’?
‘Ware schoonheid bevindt zich onder de oppervlakte. Denk bijvoorbeeld aan kunst. Om schoonheid in kunstwerken werkelijk te ervaren moet je eerst voorkennis opdoen van de kunstgeschiedenis en wennen aan wat je ziet – anders ontgaan je maatschappelijke en artistieke elementen die bijdragen aan die schoonheid. Je moet er dus tijd in steken en de meeste mensen doen dat niet meer. In plaats daarvan grijpen ze naar kitsch. Volgens mijn definitie, die ik grotendeels ontleen aan de Italiaanse filosoof Umberto Eco, is kitsch gebaseerd op valsheid en prefabricatie. Neem het pornotype van vrouwelijke schoonheid: platinablond haar, grote borsten, zonnebankbruin en veel make-up. Een man “hoort” hier seksueel opgewonden van te raken. Dit is een belangrijk aspect van kitsch: je wordt geconditioneerd om een bepaalde emotie te voelen; je bent niet langer vrij om je eigen, authentieke gevoelens te ervaren. Schoonheid biedt hier daarentegen juist alle ruimte voor, maar daar komen we steeds minder mee in aanraking. Kitsch is overal en doodt onze esthetische vermogens.’
U klinkt wel erg stellig.
‘Ik zie mezelf als een estheet, en elke dag word ik zodra ik naar buiten ga geconfronteerd met kitsch. Dat stoort me enorm. De grens tussen kunst en kitsch vervaagt en dat is gevaarlijk; het heeft gevolgen voor onze gehele cultuur. We leven in een tijd van “metafysische dakloosheid”: een seculiere samenleving waarin we niet langer de traditionele, culturele maatstaven van schoonheid kennen, waardoor we vergeten waar onze cultuur om draait. Het enige wat nog lijkt te tellen is onze eigen persoon, die we verafgoden. We moeten stoppen met dit collectieve narcisme.’
Hoe doe je dat?
‘Door even niet aan jezelf te denken, maar je te concentreren op het gebruik van je hersenen. En door te begrijpen dat fysieke schoonheid nutteloos is, omdat die vergankelijk is.’
Toch hebt u nu hoge hakken aan en lippenstift op.
‘Dat is ergens inderdaad een contradictie. Maar het gaat erom welke houding je erbij aanneemt. Zoals Shakespeare ooit zei: “De hele wereld is een toneel.” Het is belangrijk om in te zien dat mode onderdeel is van de menselijke komedie en er niet te veel waarde aan te hechten.’
In uw boek stelt u dat er te weinig rebellie tegen het hedendaagse schoonheidsideaal is.
‘Veel mensen denken dat we tegenwoordig individueel en non-conformistisch zijn, maar het tegendeel is waar: onze wereld lijkt meer op de jaren vijftig dan op een moderne maatschappij. Dit is te wijten aan het consumentisme, dat onverenigbaar is met non-conformisme. Het is een uitdaging om uit dit consumentisme te stappen, maar ik denk dat meer kritiek leveren op onze beeldcultuur een goed begin is. Nooit was de druk om er goed uit te zien groter dan nu. We denken ten onrechte dat we ons door ons uiterlijk te verbeteren beter gaan voelen. Zolang we continu in aanraking komen met de afbeeldingen waaruit onze cultuur is opgebouwd, is het onmogelijk om werkelijk vrij te zijn. Ik raad aan de beeldcultuur zo veel mogelijk te ontlopen; het is niet nodig om naar modellenprogramma’s op televisie te kijken. Daarnaast is het waardevol naar verschillende culturen en de bijbehorende concepten van schoonheid te kijken. Zo wordt het hopelijk mogelijk onze cultuur met een frisse blik te aanschouwen. Ik denk dat ons perverse schoonheidsideaal nog positief kan veranderen, maar dat het veel tijd kost.’
Hoe kan filosofie ons hierbij helpen?
‘We moeten ons laten inspireren door Plato’s definitie van schoonheid. Hij stelt in zijn Symposium dat het herkennen van schoonheid begint bij de liefde voor een mooi lichaam. Van daaruit kun je trapsgewijs opklimmen naar begrip van geestelijke schoonheid; hij noemt dat intellectuele erotiek. Deze geestelijke schoonheid inzien betekent niet dat lichamelijke verlangens helemaal worden afgekeurd. Door in discussie te gaan met geliefden kun je wijsheid voortbrengen, maar ten opzichte van die geliefden mag er wel sprake zijn van lichamelijke verlangens. Zo pendelt Plato tussen fysieke en geestelijke schoonheid, tussen lichaam en ziel.’
Reinhard bepleit dat we erotisch moeten leven op de Platoonse manier: ‘Lees boeken, bemin kunst en zie fysieke aantrekkelijkheid slechts als onderdeel van innerlijke schoonheid.’ Maar niet alleen Plato dient als inspiratiebron, ook van Dionysus kun je volgens haar veel leren. Dionysus is de god van de wijn en de extase. Hij staat voor duisternis en verschrikking, maar ook voor levenslust. ‘Onze ziel is niet alleen gemaakt om het ware in te zien en het goede na te streven – zoals Plato het graag ziet – maar ook om passies, angsten en heftige emoties te ervaren.’ Daarom is het volgens Reinhard soms noodzakelijk om in de Dionysische roes te belanden door te veel te drinken of je door passies te laten leiden. ‘Alleen Plato volgen levert een saai leven op.’
De combinatie van het Platoonse en het Dionysische ideaal vormt dus het recept voor een mooi leven?
‘Het is een goed begin. Een flinke dosis scepsis erbij kan ook geen kwaad. Scepsis is de kunst van de twijfel en het beroemdste filosofische medicijn tegen geestelijke beroering. Scepticisme wordt vaak onterecht als pessimistisch bestempeld, maar het gaat er enkel om elk oordeel dat je hebt over de wereld of jezelf te betwijfelen. De Griekse filosoof Pyrrho zette twijfel in om mooi te leven. Hij stelt dat je niets in het leven serieus moet nemen, omdat niets echt zeker is. Alles is voor hem voorlopig en twijfelachtig, waardoor het niet uitmaakt wat je doet; er bestaan geen wezenlijke zaken, slechts fenomenen. Dit is heel radicaal, zijn raad hoeven we niet letterlijk op te volgen. Maar het kan helpen problemen vaker als louter fenomenen te benaderen.’