Home Identiteit Portretten: vreemd
Identiteit Psyche

Portretten: vreemd

Vier mensen over vreemd zijn voor jezelf en voor de ander. ‘Mijn eigen been was niet van mij.’

Door Gwendolyn Bolderink op 22 december 2023

portretten vreemd prothese beenprothese bovenbeenprothese Marian Goutziers beeld Merlijn Doomernik

Vier mensen over vreemd zijn voor jezelf en voor de ander. ‘Mijn eigen been was niet van mij.’

Filosofie Magazine FM 1 2024 vreemd normaal
01-2024 Filosofie magazine Lees het magazine

‘Je zwarte kant is het vreemde in jezelf’

Joeri Boom (52) uit Amsterdam
was oorlogsverslaggever en correspondent­ ­Zuidoost-Azië en is nu basisschoolleraar.

portretten vreemd

‘Ben je bereid om de allerzwartste kant van jezelf te leren kennen? Die vraag stel ik studenten journalistiek die naar oorlogsgebieden willen gaan. Het zou kunnen dat je iemand gewond ziet raken en dat je wilt helpen, maar dat je ook weet: dan mis ik mijn deadline. Wat doe je? In hoeverre ga je over lijken om je werk te kunnen doen?

Als oorlogsjournalist voel je je voortdurend een vreemdeling, en ook een voyeur. Dat is ook je rol; je mag er niet bij gaan horen. De kunst van oorlogsjournalistiek is dat je een vreemde blijft en toch heel dichtbij mensen komt. Maar dat is altijd tijdelijk, want je weet dat je ook weer weggaat en hen achterlaat.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Of ik me ooit vervreemd van mezelf heb gevoeld? Nee, maar terugkomen in het rustige Nederland na zo’n heftige periode was rampzalig. Dan liep ik hier rond en dacht ik: dit moet ik dus fijn vinden? Dan belde oorlogsfotograaf Jeroen Oerlemans en gingen we naar de volgende oorlog. In die oorlogssituaties voelde ik me het meest senang met mezelf. Alsof al die stemmetjes in mijn hoofd die zeiden dat ik het niet goed deed en dat ik een eikel was, overstemd werden door de focus op iets belangrijks: niet gewond raken, niet doodgaan.

Ik heb de zwartste kanten van mezelf gezien. ­Jeroen en ik hadden in Kabul een groep zwerfjongetjes leren kennen. Ze wilden in ruil voor een dollar een dag met ons meelopen als “bodyguard”. Die jongens zijn misschien inmiddels allemaal dood. Ik vind dat een zwarte kant – dat je bereid bent mensen achter te laten en niets voor ze te doen. Laten we die zwarte kant het vreemde in jezelf noemen. Dat heb ik onder ogen gezien, moeten aanvaarden. Nu kan ik het goede in mezelf op de voorgrond laten treden. Ik kan een beter mens zijn, juist omdat ik weet hoe slecht ik ook ben.’

‘Mijn eigen been was niet van mij’

Marian Goutziers (65) uit Roosendaal
heeft een bovenbeenprothese.

portretten vreemd

‘Toen ik nog aan het bijkomen was van de operatie in het ziekenhuis deed ik de deken omhoog en voelde ik me zó blij. Gelukkig, dacht ik, dat been is weg. Het klinkt misschien vreemd, maar ik wilde de stomp gelijk aanraken.

Ik had een hekel aan mijn been. Ik riep al jaren dat ik ervan af wilde. Weg ermee! Tweeëndertig jaar lang heb ik veel pijn gehad aan mijn knie, en veel operaties. De pijn was continu aanwezig, ook ’s nachts. Dat been heeft mijn leven bepaald; ik kon er niets meer door. Tegen mijn orthopeed zei ik: zo wil ik niet meer leven. Toen hij groen licht gaf voor een amputatie kon ik hem wel om zijn hals vliegen.

Ik heb af en toe nog fantoomervaringen. ’s Nachts doet mijn voet soms zeer, terwijl ik die niet meer heb. Als ik tijdens mijn revalidatie ging zwemmen, kreeg ik al zwemmend mijn been weer terug. Ach, zei ik dan tegen de fysiotherapeut, mijn been is er weer. Dat deed dan geen pijn, ik voelde het alleen. Je gaat het water in, je maakt de zwembewegingen met beide benen – het kleine been doet net zo goed mee – en dan voelt het alsof je been er weer aan zit.

Mijn eigen been heeft mij al die jaren in de weg gezeten. Het was helemaal niet míjn been. Mijn bovenbeenprothese heeft me vrijheid gegeven. Ik kan alles doen wat ik wil: ik loop als een tierelier, ik fiets, ik rij auto. Tijdens het revalideren hield ik een dagboek bij. Daarin schreef ik: mijn kleine beentje – zo noem ik de stomp – wacht op haar grote vriend die ze een leven lang met zich zal meedragen. En zo is het. Mijn prothese hoort bij mij. Dit is míjn been.’

‘Ik ben altijd de vreemdeling, de gek’

Abdulaal Hussein (25) uit Utrecht
is gevlucht uit Soedan en werkt als theatermaker en jongerenbegeleider.

‘Nederland is héél schoon. Dat verbaasde me toen ik hier net kwam als Soedanese vluchteling. Zo schoon dat het bijna niet meer leuk is. En Nederlanders zijn zo netjes; ze eten altijd met mes en vork. Ik denk dan: laten we lekker met onze handen eten.

Nadat ik mijn verblijfsvergunning kreeg, wilde ik zo snel mogelijk met Nederlanders samenwonen. Daarom ben ik gaan hospiteren bij een studentenhuis. Mijn huisgenootjes hebben me van alles geleerd over dit land: de mooie dingen, de gekke dingen, uitgaan, lekker dansen, feestjes bouwen.

Ik ben mezelf anders gaan zien sinds ik hier woon. Ik voel me bij sommige dingen Nederlander en bij andere dingen Soedanees. Veel Soedanese vrienden zeggen dat ik een echte Nederlander ben, maar mijn Nederlandse vrienden zeggen dat ik misschien wel nooit echt een Nederlander word, omdat ik weleens te laat kom en lekker met mijn handen eet. Ik voel mij ergens tussenin. En tussenin bestaat niet in de werkelijkheid, dat bestaat alleen in je eigen hoofd.

Soms voel ik me onbegrepen of niet gehoord. Met mijn Soedanese familie en vrienden kan ik het niet hebben over uitgaan, daten of mijn emoties. Mijn familie kent mij, maar ze kennen mij niet. Van mijn Nederlandse vrienden moet ik altijd alles meteen bespreken. Twee van mijn broers zijn overleden, en het eerste wat Nederlandse vrienden zeggen is: je moet erover praten. Maar ik wil niet altijd praten. Ik wil kletsen, genieten, dansen.

Nederlanders willen altijd meteen mijn hele verhaal weten, zonder dat ze iets over zichzelf vertellen. Ze denken: jij bent interessant, jij bent gevlucht, ik niet. Ik weet dat ik anders ben, maar we hebben allemaal verhalen, dus ik wil ook iets over jou weten. Ik ben altijd de vreemdeling, de gek.’

‘Mijn lichaam en mijn gevoel vallen niet samen’

Valentijn Hoogenkamp (37) uit Amsterdam
is schrijver en kunstenaar, en schreef over zijn non-­binaire genderidentiteit het boek Antiboy.

‘Ben je als kind weleens geschminkt en vervolgens vergeten dat je schmink op had? Dat je dan naar de wc ging of langs een etalageruit liep en dacht: huh? Mijn gezicht is groen. Zo’n ervaring heb ik vaker: er is een soort vreemdheid in mijn lichaam. Mijn idee van hoe lang ik ben, hoeveel ruimte ik inneem en hoe mannelijk ik eruitzie klopt niet met wat ik in de spiegel zie. Mijn lichaam en mijn gevoel vallen niet helemaal samen. Toen ik nog een kind was, noemde ik dit ook wel vierkant of hoekig; ik was niet vierkant genoeg.

Ik droeg altijd veel verkleedkleren; ik heb examen gedaan in een trouwjurk, ik droeg piratenpakken en clownspakken. Na de clownspakken ben ik ook meisjespakken gaan dragen. Maar ik was altijd al non-binair, ook toen ik het woord nog niet kende. Daarom besloot ik in 2020 in sociale transitie te gaan.

Ik bevraag met mijn genderidentiteit niet per se bestaande gendernormen, maar ik bied wel een alternatief. Puur door te bestaan laat ik mensen zien dat gender meer is dan waarmee ze zijn opgevoed. Voor veel mensen is non-binariteit iets nieuws, en dan is de vraag: hoe ga je met iets nieuws om? Verwelkom je het en vind je het interessant, of ga je steigeren?

Mijn leven is wel vreemd, maar dat komt ook doordat ik ben opgegroeid in een soort ­Pippi-Langkoushuis waar ik elke ochtend appeltaart bij het ontbijt kreeg. Mijn gender is onderdeel van de vreemdheid in mijn leven, maar niet de hoofdoorzaak ervan. Het komt door een wisselwerking van verschillende factoren. En ja, die vreemdheid zou wel minder zijn als we een samenleving hadden waarin mijn genderidentiteit omarmd zou worden. Maar ik vind vreemdheid heerlijk. I’m better than normal, I’m abnormal.’