Wetenschapsfilosofie klinkt als een theoretische onderneming, en waarheid als een abstract begrip. Maar niets is minder waar, toont wetenschapsfilosoof Ton Derksen. Al twee decennia buigt hij zich over justitiële dwalingen en zet zich in voor de vrijlating van moordverdachten die ten onrechte zijn veroordeeld. Zijn instrumentarium: filosofisch denkgereedschap. Het leidde tot meerdere herzieningen.
En waarheid? Dat begrip verwijst volgens de emeritus hoogleraar naar de concrete werkelijkheid: dat wat écht zo is, dat wat daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Geen waarheid met de hoofdletter W, maar waarheid als correspondentie tussen uitspraak en werkelijkheid: de bewering ‘de kat zit op de mat’ is waar als de kat daadwerkelijk op de mat zit.
De uitdaging zit ’m niet zozeer in het begrip ‘waarheid’, maar in het opsporen van waarheden. Mensen zijn feilbare waarheidszoekers. In zijn nieuwste boek Waarheidsvinding gaat Derksen in op allerhande denkinstincten die dat proces bemoeilijken. Daarbij borduurt hij voort op de verscheidene moordzaken waarin hij zich heeft vastgebeten – de zaak Lucia de Berk, de Deventer moordzaak, de zaak Olaf Hamers, de zaak Baybasin. Die verweeft hij met inzichten uit de evolutionaire kennisleer.
Wegmoffelen
Een rode draad in het boek is het inzicht dat ‘waarheidszoekers’ zich al te gemakkelijk opstellen als ‘waarheidsvinders’: als politie en justitie eenmaal een dader hebben geïdentificeerd, dan laten ze zich niet snel van dat spoor afbrengen. Die neiging is geworteld in de menselijke cognitie: wij zijn snel tevreden als nieuw bewijsmateriaal ‘past’ in ons beoogde plaatje, en hechten onvoldoende geloof aan alternatieve verklaringen, ook al kan het bewijsmateriaal daar evenzogoed worden ingepast. Strijdig bewijsmateriaal filteren we weg. Bovendien wordt dat materiaal in justitieel onderzoek regelmatig weggemoffeld, zo suggereert Derksens onderzoek.
Een wetenschapsfilosoof die zich toelegt op het strafrecht klinkt ongewoon, maar de domeinen hebben het een en ander gemeen. Zowel wetenschap als strafrecht draaien om waarheidsvinding. De rol van de rechter, die een oordeel moet vellen op basis van een divers scala aan bewijsmateriaal, vertoont gelijkenis met die van de wetenschapper, die op basis van een geheel aan empirische bevindingen een theoretische conclusie trekt. Maar verschillen zijn er ook. In de wetenschap bestaan strikte methodologische regels om het proces van waarheidsvinding te bewaken – denk aan het proces van peer review. Dat geldt in mindere mate voor de rechtspraak. Bovendien zijn rechters juridisch geschoold, maar niet altijd experts in bewijsmateriaal samenvoegen en met elkaar in verband brengen. Het risico bestaat dat ze daarbij te veel op hun – evolutionair ingegeven – eerste ingevingen vertrouwen, met alle valkuilen van dien.
Neem oordelen over de betrouwbaarheid van personen, gemaakt op basis van iemands uiterlijk en non-verbale gedrag. Mensen hebben zo’n oordeel buitengewoon snel klaar, en ook in de rechtszaal dringen dergelijke oordelen door. Aan Amerikaanse juryleden wordt specifiek gevraagd om op te letten hoe een verdachte zich tijdens de zitting gedraagt. Ook bij rechters lijkt het idee te leven dat non-verbale communicatie een betekenisvolle aanwijzing is. Derksen haalt anekdotisch bewijs aan, zoals een Amerikaanse rechter die verklaarde hoe hij een moeilijke zaak had opgelost: hij had de verdachte recht in zijn ogen gekeken. Dat zelfvertrouwen in het vermogen om, puur op het oog, leugenaars van waarheidssprekers te scheiden, wordt niet gestaafd door onderzoek.
Sherlock Holmes
Waarheidsvinding leest soms als een collegedictaat, soms als een detective. Ik moest regelmatig denken aan Sherlock Holmes, en de kritiek die een verdachte hem in een van Arthur Conan Doyle’s romans toesmijt: ‘Een uitzonderlijke toevalligheid, Holmes. Slim van je om het op te merken, maar onvriendelijk om te suggereren dat het oorzaak en gevolg was.’ Deze intuïtieve gedachte – dat kan geen toeval zijn! – is een van de denkfouten die regelmatig langskomt. Ze vormde de kern van de zaak tegen de onschuldige Lucia de Berk, die als verpleegster ‘verdacht’ vaak tijdens sterfgevallen in het ziekenhuis aanwezig was. De waarheidszoeker die de mindset ‘schuldig’ aanhangt geeft toeval doorgaans geen plaats. Wat past, is bewijs; wat niet past, is irrelevant.
Alle waarheidszoekers hebben baat bij de inzichten van dit boek. Dat geldt ook voor complotdenkers, die menen de waarheid in pacht te hebben – een groep waaraan Derksen geen aandacht besteedt, maar waar veel van zijn lessen in de omgang met bewijs wel betrekking op hebben. De besproken casussen blijven beperkt tot politie en justitie. Voor hen zou dit verplichte kost moeten zijn.

Waarheidsvinding
Ton Derksen
Noordboek
272 blz.
€ 24,90