‘Net zoals Laozi leerde Zhuangzi zijn pupillen om de qi onbelemmerd te laten stromen over de gouverneurmeridiaan, die grotendeels van boven naar beneden over de ruggengraat loopt,’ schrijft Woei-Lien Chong in haar nieuwe boek over het taoïsme. ‘Als je deze oefening staande uitvoert, richt je lichaam zich letterlijk op als een as tussen hemel en aarde, in een energieveld dat je met hen verbindt.’ Met deze woorden vat ze de volgens haar energetische basis van deze oud-Chinese filosofie samen. In Leren laveren. Een daoïstisch curriculum voor de levensweg beschrijft Chong het taoïsme als een oefenpraktijk voor lichaam en geest, waar we vandaag de dag ook nog veel aan hebben.
Chongs boek over het taoïsme of daoïsme (beide schrijfwijzen zijn correct) vormt het tweede deel van een beoogde trilogie. In het eerste deel, Filosofie met de vlinderslag (2016), ontvouwde sinoloog en filosoof Chong genuanceerd haar visie dat je bepaalde passages in de taoïstische klassieker Zhuangzi door de lens van een spirituele oefenweg zou kunnen lezen. Door energetische oefeningen en ademoefeningen kun je volgens haar eenheid vinden met Tao, de mysterieuze bron van alles wat is. Zo kom je je verbondenheid met alles en iedereen om je heen op het spoor, een taoïstische basisgedachte.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
In tegenstelling tot het eerste deel domineert op de eerste honderd pagina’s van Leren laveren een ‘van dik hout zaagt men planken’-toon. Zo beweert Chong plompverloren dat de taoïstische filosofen Lao Zi en Zhuang Zi zich van ‘een raadselachtige taal bedienen’ die alleen was bedoeld voor ‘ingewijden in hun oefenweg’. Dit is een hoogst speculatieve uitspraak: over een beoefeningspraktijk uit het ‘oude taoïsme’ is niets met zekerheid bekend. Deze aanname versmalt het taoïsme onterecht tot een esoterische leer: je moet een ingewijde worden om de volledige diepte van Lao Zi’s en Zhuang Zi’s wijsheid te kunnen begrijpen. Of beter gezegd: om die te kunnen ervaren of te voelen. Want volgens Chong onttrekt deze boodschap zich aan de rede.
Openheid
Ook is onduidelijk waar we deze ‘geheime wijsheid’ van het taoïsme precies kunnen vinden. Het taoïsme heeft volgens Chong ‘een hele leer- en oefenweg’ ontwikkeld om met het mysterie van Tao in contact te komen. De omtrekken daarvan kunnen we, zo schrijft ze, ‘reconstrueren’ uit de boeken de Daodejing en Zhuangzi. In dit ‘reconstrueren’ zit ’m het probleem. De invulling van deze al dan niet vroeger bestaande oefenweg is wazig. Met een aan absolute zekerheid grenzende stelligheid beweert Chong dat de taoïstische inwijdingsweg uit lichaamswerk bestaat, want Zhuang Zi en Lao Zi leren hun volgelingen om de grote energiebaan van de ruggengraat te openen. ‘Westerse geleerden’ (wie dat zijn wordt niet duidelijk) hebben hier geen weet van.
Deze laatste claim is onwaar. Alleen al in ons taalgebied heb je Kristofer Schipper, die in de uitleiding van zijn Daodejing-vertaling eveneens een niet of nauwelijks beargumenteerde spirituele oefenweg reconstrueert. En wat te denken van Mansvelt Becks vertaling van het Heshang Gong-commentaar op de Daodejing, waarin de staatkundige boodschap van de tekst wordt getransformeerd in lichamelijke oefeningen? Met deze tekst uit 200 n.Chr. zitten we op een historisch goed gedocumenteerde latere ontwikkeling van het taoïsme, maar daar is Chong niet naar op zoek. De zaak wordt er niet beter op als ze de ‘in zijn tijd beroemde hoogleraar filosofie’ Otto Duintjer (1932-2020) als inwijdingsgids opvoert. Haar argument hiervoor scheert dicht tegen een cirkelredenering aan: omdat de ‘spirituele’ Duintjer zichzelf later in zijn carrière als taoïst bestempelde, is hij bij uitstek geschikt om het taoïsme spiritueel te duiden.
Chong is op haar best als ze zelf de rol van gids door de meerduidige taoïstische verhalen op zich neemt. En dan vooral als ze de energetica even loslaat. Uit zulke passages, die vanaf de tweede helft van het boek steeds talrijker worden, blijkt dat de oefenmethode van het taoïsme simpelweg uit lezen kan bestaan. Chong haalt bijvoorbeeld in de context van het klimaat een beroemde frase van Lao Zi aan: ‘Wie weet dat genoeg genoeg is, heeft altijd genoeg.’ Het laat zien dat lezen alleen al tot meer openheid in je denken kan leiden, waardoor je bijvoorbeeld meer connectie vindt met het milieu. In zulke uitspraken schittert de toepasbaarheid van het taoïsme op het huidige tijdsgewricht.
Leren laveren. Een daoïstisch curriculum voor de levensweg
Woei-Lien Chong
Damon
256 blz.
€ 29,90