Journalist Roderick Nieuwenhuis heeft een ‘Waldencomplex’. Oftewel: een obsessie met een eenvoudig leven. De benaming is ontleend aan het boek Walden van de Amerikaanse filosoof Henry David Thoreau (1817-1862), waarin hij zijn leven in de natuur beschrijft. Nieuwenhuis is niet de enige met deze aandoening, zegt hij: ‘Alle mensen kennen het verlangen naar een simpel leven. Al in de vierde eeuw voor Christus ging de Griekse wijsgeer Diogenes in Athene in een ton op straat wonen. Tegenwoordig kiezen mensen voor een tiny house of gaan ze in een camper wonen, waarbij ze op sociale media gebruikmaken van #vanlife.’
Zelf ging Nieuwenhuis op het hoogtepunt van zijn obsessie met eenvoud in een houten tuinhuisje nabij een meer in de Schotse wildernis wonen. Hij volgde daarmee het voorbeeld van Thoreau. Walden (1854) is Thoreaus verslag van de tijd dat hij in een zelfgebouwde hut leefde aan het meer Walden Pond in een bos nabij Boston. In het boek beschrijft hij hoe het sobere bestaan in de natuur hem doet terugkeren naar wat echt belangrijk is in het leven. ‘Ik zeg u,’ schrijft Thoreau, ‘laat u in met twee of drie zaken, niet met honderd of duizend, tel in plaats van een miljoen een half dozijn, en doe uw boekhouding op de nagel van uw duim.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Nieuwenhuis werd net als veel anderen door het boek gegrepen. Het prijkt nog altijd in de boekenkast in de woonkamer van zijn huis in Deventer. ‘Ik was geïnspireerd om een simpel leven te gaan leiden. Maar die droom spatte uiteen toen ik zelf in de Schotse natuur belandde. Het hutje was klein en oncomfortabel, en ik moest zwaar werk doen om de kost te verdienen. Het had niets weg van het prettige, eenvoudige leven dat Thoreau beschrijft.’ Hij begon te twijfelen aan het simpele leven. Heeft eenvoud de mens eigenlijk wel iets te bieden? En waar komt het verlangen naar eenvoud vandaan? Op die vragen zoekt Nieuwenhuis een antwoord in zijn boek Een simpel leven.
Hebt u die antwoorden gevonden?
‘Jawel, maar dit boek was voor mij in de eerste plaats een soort therapie. Sigmund Freud noemde zijn psychoanalytische methode ook wel een talking cure. Als iemand in gesprek met een therapeut maar genoeg associeert, komt de psychische oorsprong van zijn kwaal vanzelf naar boven. Maar dat kan ook door te schrijven. Virginia Woolf schreef Into the Lighthouse als writing cure: zo verwerkte ze het verlies van haar moeder. Ik heb iets soortgelijks geprobeerd met het schrijven van dit boek. Ik wilde begrijpen waarom ik zo met eenvoud bezig was, waarom ik bijvoorbeeld zo min mogelijk bezittingen wilde hebben.’
En wat kwam daaruit?
‘Een verlangen naar de wereld van mijn jeugd. Dat waren simpelere tijden, al kwam dat voort uit noodzaak. Mijn ouders hadden moeite om de eindjes aan elkaar te knopen, vanwege de ziekte van mijn vader. Er was bij ons thuis geen geld om mee te doen met de glanzende wereld van consumptie. Dat nam ik mee in mijn verdere leven: ook als student en in mijn werkende leven bleef ik weg van luxe.
‘Eenvoud is iets geworden waar de elite mee pronkt’
Toch is dit boek ook meer dan een persoonlijke zoektocht. Ieder mens verlangt op zijn eigen manier naar vroeger, want de kindertijd is een tijd van perfecte eenvoud. In de eerste levensjaren bestaat er een symbiose tussen moeder en kind, zegt de Franse psychoanalyticus Jacques Lacan. Een kind krijgt alles wat het nodig heeft van zijn moeder, zonder dat er iets of iemand tussenbeide komt. Dat oermoment wordt verstoord door de vader, die symbool staat voor de interesses van de moeder die niets met het kind te maken hebben. Een traumatisch moment.’
Dan gaat de eenvoud van de kindertijd verloren?
‘Ja, want de vader introduceert ook de taal, meent Lacan. En taal maakt de wereld complexer. Terwijl onze moeder altijd woordeloos aanvoelde wat we nodig hadden, moeten we nu onze behoeftes uitspreken. Maar taal is een feilbaar instrument, dat nooit geheel recht doet aan onze innerlijke verlangens en emoties. Er ontstaat een kloof tussen onze ervaring en de werkelijkheid. Het is, kortom, een enorme worsteling om de wereld van onze jeugd te verlaten.’
Dat klinkt wel heel dramatisch.
‘Maar er is hoop op genezing. “Cognitie verdrijft emotie,” hoorde ik iemand eens zeggen. We kunnen van ons verlangen naar een simpel leven genezen wanneer we opgehelderd hebben waar dat vandaan komt. Maar ons verlangen naar eenvoud is complex. Ieder mens heeft hiervan zijn eigen beeld dat is gevormd door zijn jeugd. Voor mij betekent eenvoud weinig bezitten. Maar de filosoof Jean-Jacques Rousseau, die zonder moeder opgroeide, zocht eenvoud in onvoorwaardelijke liefde. En Thoreau verwijst voor een simpel leven naar de natuur, waar hij als jongen veel tijd doorbracht.
Wanneer we het over eenvoud hebben, moeten we ons dus eerst afvragen: wat bedoelen we daar eigenlijk mee? Daar is zelfonderzoek voor nodig – denk aan het oud-Griekse aforisme “Ken uzelf”. Pas daarna kun je serieuze dingen over eenvoud zeggen. Ik zag eens een aflevering van het televisieprogramma Grand Designs Australia, waarin een stel een modernistisch huis aan zee laat bouwen voor anderhalf miljoen. Toen het af was, zeiden ze dat ze gekozen hadden voor een minimalistische inrichting om te laten zien dat ze niet veel nodig hebben om fijn te leven. Ongelooflijk vind ik dat.’
Alleen rijke mensen kunnen ontspullen, schrijft u.
‘Eenvoud kan iets worden waar de elite mee pronkt – kijk eens hoe zuiver ik leef. Ik vind het geen probleem als je graag een leven wilt leiden met weinig bezittingen, maar wees eerlijk. Zeg bijvoorbeeld: “Bij mijn ouders was het altijd een zooitje, dus ik wil een opgeruimd huis.” Ook Thoreau is niet eerlijk. Hij beschrijft een eenzaam, sober leven in de bossen. In werkelijkheid bivakkeerde hij op een stuk grond dat hij had gekregen van een rijke vriend. Elke week kwamen zijn moeder en zussen langs. In de zomer waren er veel wandelaars in de bossen en in de winter werd er geschaatst op Walden Pond. Het leven dat hij ophemelt leidde hij zelf helemaal niet.’
Authentiek
Eenvoud wordt vaak geassocieerd met een terugkeer naar de essentie. We denken dat we door een simpel leven in de natuur kunnen ontdekken wie we echt zijn, vertelt Nieuwenhuis bij de tweede kop koffie. Maar dat is een misvatting. ‘Er bestaat niet zoiets als een authentiek zelf. We moeten ons altijd een bepaald “ik” aanmeten, een rol kiezen om te spelen – en omdat het een rol is, is ons “zelf” per definitie niet authentiek. Filosoof Maarten Doorman noemt dat de “authenticiteitsparadox”. Wie we zijn is het verhaal dat we over onszelf vertellen.’
We komen er in de natuur dus niet achter wie we werkelijk zijn?
‘Nee, maar we kunnen er wel goed nadenken over ons verhaal. Wanneer we bijvoorbeeld in de put zitten, kan het heel waardevol zijn om de natuur in te trekken. Daar kunnen we zonder ruis bij onszelf te rade gaan. Neem het boek Wild van Cheryl Strayed. Na het overlijden van haar moeder raakt ze het spoor bijster. Daarom gaat ze wandelen. Ze loopt de Pacific Crest Trail, het langeafstandspad dat het westen van Noord-Amerika doorkruist. Onderweg komt ze tot het inzicht dat alles wat ze nodig heeft voor een fijn leven in een rugzak past. Een bemoedigende gedachte.
‘We komen er in de natuur niet achter wie we werkelijk zijn’
Er zijn ook allerlei voorbeelden van hoe het níét moet. Zoals het waargebeurde verhaal van Christopher McCandless, de hoofdpersoon van het boek en de film Into the Wild, die de maatschappij achter zich laat om in de wildernis zichzelf te vinden. De film werd bejubeld, maar ik vraag me af of mensen wel goed gekeken hebben. Een naïeve jongen gaat in de wildernis leven zonder te weten hoe dat moet. Dat blijkt levensgevaarlijk te zijn. Omdat een gezwollen rivier de terugtocht naar de bewoonde wereld blokkeert, sterft hij een afschuwelijke dood. Hoe is het mogelijk dat mensen in hem een voorbeeld zien?’
Dat is toch niet zo vreemd? Het plezier spat ervanaf in de film; hij is de vrijbuiter die niemand nodig heeft.
‘Daar zeg je het al: in de film. Into the Wild geeft een romantisch beeld van een afschuwelijke geschiedenis. Dat is typerend voor verhalen. We zagen het al bij Walden, een boek dat overigens bij McCandless’ lichaam werd gevonden. Tussen de werkelijkheid en het verhaal dat we erover vertellen bestaat een diepe kloof. Daardoor kan onze manier van spreken over de wildernis gedurende de geschiedenis sterk veranderen, terwijl die wildernis zelf min of meer gelijk blijft. In het boek Mountains of the Mind (2003) vertelt Robert Macfarlane hoe ons beeld van bergen zich in de loop van de geschiedenis heeft ontwikkeld. De berg die in de zestiende eeuw een plaats was waar je kon omkomen, werd tijdens de Romantiek een plek om jezelf te vinden.
Thoreau ontdekte ook het verschil tussen verhaal en werkelijkheid. Hij onderbrak zijn verblijf bij Walden Pond om de berg Katahdin in de staat Maine te beklimmen. Hij schrok van wat hij daar aantrof. Vergeleken met de milde bossen bij Boston bleek de echte wildernis ruig en afschrikwekkend. In de wildernis kun je niet wonen, concludeerde hij. Alleen waar natuur en cultuur samengaan valt er voor een mens te leven.’
Hoe moeten we een simpel leven dan wél vormgeven?
‘Laat je niet verblinden door het verlangen naar eenvoud. Een simpel leven is behoorlijk complex. Ik gun het je om in een hutje in de bossen te wonen of met een camper op pad te gaan, maar eveneens dat je terugkeert naar een fijn huis waar je je geborgen voelt. Ook Thoreau had behoefte aan goede vrienden, familie, lekker eten en een praatje op z’n tijd.’
Een simpel leven. Waarom ons verlangen naar eenvoud complexer is dan we denken
Roderick Nieuwenhuis
Ambo|Anthos
232 blz.
€ 21,99