Leest u dit glossy magazine in een gemakkelijke stoel of op een comfortabele bank? Ligt er een voorraadje smakelijk eten in uw keuken? Slaapt u vannacht in een zacht, warm bed? En staan al die spullen in een huis?
Allemaal onnodige luxe, zou filosoof Diogenes hebben geoordeeld. Een goed mens leidt een sober leven, preekte hij, en heeft zo min mogelijk bezit. Daarom woonde hij zelf als bedelaar in een groot wijnvat, aan de rand van de Atheense agora.
Dat is tenminste het verhaal, want vrijwel alle wetenswaardigheden rond Diogenes (gestorven in 323 v.Chr.) zijn met vraagtekens omgeven. We kennen de man vooral uit latere anekdotes, onder meer opgeschreven door een andere Diogenes, die als tweede naam Laërtius had en ruim vijf eeuwen later leefde. Vermoedelijk zitten er tussen die anekdotes nogal wat verzinsels en het is zeer de vraag of Diogenes echt in een vat sliep – of in een badkuip, zoals sommige bronnen beweren. Maar ook als ze uit de duim zijn gezogen, illustreren de verhalen hoe Diogenes de ideale mens zag: ongekunsteld, dapper en wars van conventies. Een beetje als een hond dus, of in het Grieks: kynikos. Daar ligt de wortel van ons woord ‘cynisch’, en mogelijk verklaart zijn hondachtige levenswijze ook waarom zijn filosofische school cynisch wordt genoemd.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Bankier
Diogenes was laat in de vijfde eeuw voor Christus geboren in Sinope, nu de Turkse stad Sinop, aan de Zwarte Zee. Zijn vader was daar bankier, maar had gesjoemeld met geld. Of misschien was het Diogenes zelf geweest die stiekem edelmetaal van munten had geschraapt om zich te verrijken. Hoe dan ook waren er problemen en moest Diogenes zijn thuisstad verlaten.
Hij had filosofische belangstelling en dus trok Athene, de stad van Socrates (kort daarvoor, in 399 v.Chr., overleden) en tal van andere grote denkers. Dat werd zijn nieuwe thuis en daar raakte hij gefascineerd door Antisthenes, een leerling van Socrates die als de eerste cynicus wordt beschouwd.
Socrates kennen we vooral als de man die, ongeïnteresseerd in uiterlijkheden, al wandelend door Athene gesprekken aanknoopte over de waarheid en de deugd, en zijn gesprekspartners al vragend van hun stuk bracht. In de teksten van zijn andere, beroemdste leerling Plato toonde Socrates steeds opnieuw aan dat conventionele wijsheden vol tegenstrijdigheden zaten. Daarmee voegde hij zich in een trend in de oude Griekse filosofie, van wantrouwen jegens de banale, rommelige dagelijkse gang van zaken en verlangen naar een achterliggende Waarheid.
Socrates zocht die echte Waarheid vooral om een deugdzaam leven te leiden, gebaseerd op waarlijk inzicht in wat goed was. Op dat laatste punt borduurde Antisthenes verder, om uit te komen bij een ascetische levensfilosofie. Het waardevolle leven draaide volgens hem niet om uiterlijk vertoon, luxe en genot, maar was altijd gericht op het goede, de deugd.
Diogenes vond die ideeën prachtig, en de verhalen willen dat hij zich vastklampte aan Antisthenes. Historici betwijfelen of dat waar is en houden er rekening mee dat de twee elkaar nooit hebben ontmoet. Maar volgens biograaf Laërtius liep Diogenes als een hondje achter Antisthenes aan, in de hoop zijn leerling te worden. Antisthenes zat daar niet op te wachten, maar Diogenes liet zich niet wegjagen, zelfs niet toen Antisthenes hem dreigde te slaan met een stok. ‘Sla maar,’ zou Diogenes toen hebben gezegd, ‘want je zult geen hout vinden dat hard genoeg is om me bij je vandaan te houden zolang ik denk dat je iets te zeggen hebt.’
Hij liep overdag met een lantaarntje in een menigte rond, op zoek naar een echt mens
Zo betoonde Diogenes zich een ware cynicus, die conventionele beleefdheidsregels negeerde – een normaal mens zou de afwijzende Antisthenes immers met rust hebben gelaten – dapper genoeg was om wat pijn te trotseren en hongerde naar ware inzichten. Vandaar dat Laërtius het verhaal oplepelde, ook al was het waarschijnlijk niet waar.
De lessen die hij van Antisthenes leerde – live, of wellicht via diens teksten – voerde Diogenes in het extreme door. Hij leidde een onthecht bestaan als bedelaar en gooide (nog steeds volgens anekdotes, maar dat zal de lezer inmiddels duidelijk zijn) zelfs zijn drinknap weg toen hij een kind uit de kom van zijn handen zag drinken. Zijn etenskom ging eraan toen hij een ander linzen zag eten met behulp van een hol stukje brood. Bezit leidde immers maar af van de ware deugdzaamheid.
Uitermate bot
Zijn cynische lak aan beleefdheidsregels kon hem uitermate bot maken. Bijvoorbeeld tegen Plato, die zijn tijd volgens Diogenes verdeed met onzinnig abstract geneuzel. Filosofen hoorden over het deugdzame leven na te denken, vond hij, en niet over metafysica en andere ongrijpbare zaken. Dus toen Plato de mens definieerde als een tweebenig ongevederd dier, plukte Diogenes een kip en bracht die naar Plato: ziehier een mens. Het was een lompe, maar effectieve manier om duidelijk te maken wat hij vond van Plato’s pogingen om de werkelijkheid te vatten in definities.
Ook andere Atheners kregen er mentaal van langs, want volgens Diogenes waren ze zo afgeleid door bijzaken dat ze de naam ‘mens’ niet meer waard waren. Dat leverde een van de beroemdste anekdotes op over de filosoof, waarin hij bij daglicht in een menigte met een lantaarntje rondliep, op zoek naar een echt mens – die hij in de drukte nergens zag.
Behalve conventionele vriendelijkheid lapte hij ook het onderscheid tussen publiek en privé aan zijn laars: wat in de beslotenheid van het eigen huis geoorloofd was, kon volgens Diogenes ook met publiek erbij. Dus at hij op de agora, terwijl dat in Athene not done was. En hij masturbeerde er zelfs – nog steeds volgens de verhalen.
Zijn gedrag schokte zijn stadgenoten, en naar verluidt maakte Plato hem uit voor ‘een gek geworden Socrates’. Maar zijn enigszins doorgeslagen publieke acties waren in toenmalig Athene beter te begrijpen dan tegenwoordig. Want de nadruk lag indertijd veel meer dan nu op het openbare leven in een gemeenschap van burgers, die samen de stadstaat vormden.
Daarom was Diogenes niet alleen een curiosum, maar ook een geliefd filosoof. Dat illustreert de anekdote over zijn tijd in slavernij. Die begon toen hij een boottochtje maakte naar Egina, een eiland dicht bij Athene, en onderschept werd door piraten. Zo werd hij bezit van de Korintiër Xeniades, die zijn twee zoontjes aan hem toevertrouwde. Diogenes onderwees de jongens in de filosofie en poëzie, maar leerde hun vooral ook ‘ongekunstelde’ vaardigheden zoals jagen. Ook trainde hij hun vermogen om uit het hoofd te leren, want hij had een hekel aan ‘kunstmatige’ geheugensteuntjes zoals het schrift. Een kleine complicatie bij dit verhaal is wel dat Diogenes mogelijk zelf teksten schreef. Wellicht was zelfs een radicaal als hij niet altijd consequent.
Xeniades’ zonen kregen eenvoudige kapsels, liepen blootsvoets, leefden zonder de bedienden die normaal waren voor hun stand en voedden zich met simpel eten en water. En ze vonden het mooi; ze hielden van hun leraar en toen die op hoge leeftijd stierf, zorgden ze voor zijn begrafenis.
Plato maakte hem naar verluidt uit voor ‘een gek geworden Socrates’
Behalve de zonen van Xeniades kreeg Diogenes meer navolgers. Krates van Thebe, bijvoorbeeld, een rijke man die onder invloed van cynische ideeën zijn fortuin zou hebben weggeschonken om een sober leven te gaan leiden. Volgelingen als hij maakten het cynisme in de vierde en derde eeuw voor Christus tot een serieuze beweging.
Vervolgens zakte het cynisme in, maar in de eerste eeuwen na Christus leefde het op, onder meer in het oostelijke Middellandse Zeegebied, waar indertijd ook het christendom geleidelijk vorm kreeg. Onder de vroege christenen waren asceten, zoals kluizenaars die extreem eenvoudig leefden. En ook in het latere christendom stond eenvoud hoog in het vaandel. Mogelijk hield dat verband met de populariteit van het cynisme in de eerste eeuwen van het christendom, al ligt daar zeker niet de enige verklaring. Ook de Joodse geschiedenis bevatte ascetische trends. En andersom sloegen Diogenes’ onconventionele schaamteloosheid en neiging tot publiek masturberen niet aan in de christelijke leer. Van een-op-een-invloed op het christendom was dus geen sprake, maar enige verwantschap bestond er wel.
Koordocent
Terug naar Griekenland, waar Diogenes zijn tijdgenoten maande tot een eenvoudiger en eerlijker bestaan. Moesten zij allemaal zo extreem gaan leven als hij? Nee, suggereert een verhaal waarin Diogenes zichzelf vergeleek met koordocenten. Die zetten de toon vaak net iets te hoog in, in de hoop dat de zangers dan de juiste noot zouden raken.
Blijkbaar was Diogenes’ voorbeeld dus net iets extremer dan wat hij van zijn navolgers verwachtte. Denk aan de zonen van Xeniades, die eenvoud kregen aangeleerd, maar wel gewoon thuis mochten blijven wonen. Wie zich geroepen voelt tot cynische eenvoud, hoeft dus niet meteen op straat te gaan leven.