‘Poppen hebben een soort vrijheid die de mens niet heeft,’ vertelt de Britse denker John Gray (1948). Vrijheid? Poppen? Serieus? Jawel. Grays boek De ziel van de marionet gaat over de vrijheid van poppen. Volgens hem hebben ze een soort vrijheid waar mensen naar verlangen.
Controverse is Gray zeker niet vreemd. Hij heeft de prestigieuze London School of Economics, waar hij hoogleraar was, verlaten om van zijn pen te leven. Regelmatig verschijnen in The Guardian en andere kranten en bladen stukken van zijn hand, en daarnaast is hij auteur van een lange reeks boeken waarin hij strijdt tegen onze moderne utopieën. Telkens onderzoekt hij een overtuiging die diep in onze cultuur is geworteld en die we als volkomen vanzelfsprekend beschouwen, en laat zien dat het een illusie is – een variant van utopisch denken.
Zo hechten wij bijvoorbeeld sterk aan het idee van morele vooruitgang. Maar wie denkt dat we barbarij voorgoed achter ons hebben gelaten, komt bij Gray bedrogen uit. Met enig historisch besef zouden wij ons realiseren dat vooruitgang weliswaar mogelijk is, maar dat onze verworvenheden kwetsbaar zijn. Zo kwetsbaar dat de vooruitgang na een tijdje weer ongedaan wordt gemaakt. Beschavingen komen en beschavingen gaan, en niets is eeuwig. Bovendien: dat wij ons als mensen zo speciaal wanen, zo anders dan andere dieren, is maar een restant van een religieus wereldbeeld. Eigenlijk zijn we helemaal niet zo bijzonder. ‘Menselijk leven heeft niet meer betekenis dan het leven van een slijmzwam.’
Frankenstein
In De ziel van de marionet wisselt Gray verhalen over sciencefictionschrijvers als Philip K. Dick of Stanislaw Lem soepel af met verhalen over de Azteken en beschouwingen over het situationisme van Guy Debord. Maar niet al zijn bronnen zijn zo exotisch. Het idee van de mens-als-pop wordt ook uitgebeeld in overbekende verhalen als de Joodse legende over de Golem, of Mary Shelleys Frankenstein. Tegenwoordig moeten we toch vooral kijken naar de wetenschap om dit idee aan het werk te zien, vertelt Gray: ‘We prenten ons misschien niet letterlijk in dat we poppen zijn, maar wel dat ons brein een soort computer is, of dat we eigenlijk maar een bundel genen zijn.’
Probeer hem maar niet te vertellen dat zijn boek over vrije wil gaat. ‘Of mensen vrije wil hebben of niet, die discussie laat ik graag over aan anderen. Het is een belangrijke discussie, maar het is niet wat mij hier interesseert. Ik heb het over een soort vrijheid die mensen graag zouden willen hebben, en waarvan ze denken dat ze die zouden kunnen bereiken.’
Maar waarom zouden we dat willen, een pop zijn? Wat valt er te winnen? Daarvoor grijpt Gray naar een essay van de Duitse schrijver Heinrich von Kleist (1777-1811): ‘In het essay ontmoet de verteller tijdens een wandeling in het park een zekere Herr C., dansregisseur bij de Opera. De heren praten over marionettentheater, en tot grote verbazing van zijn gesprekspartner geeft Herr C. hoog op over de gratie van marionettenbewegingen. Poppen lijken immuun voor zwaartekracht. Ze kennen geen aarzeling. Ze gaan niet gebukt onder zelfbespiegeling. In het kort: ze zijn vrij van keuze. Ze kennen niet de innerlijke verdeeldheid die ons mensen parten speelt.’
‘Menselijk leven heeft niet meer betekenis dan het leven van een slijmzwam’
Verlossing van de last van het kiezen – dat is wat de poppenvrijheid zo aantrekkelijk maakt. Want wie voelt de druk van kiezen en vertwijfeling nou niet dagelijks op zijn schouders rusten? Als we daarvoor een uitweg zoeken, komen we vaak uit op een variant van Kleists verhaal, een verhaal dat wortels heeft in de gnostische leer. Gnosticisme mag dan een oude leer zijn, volgens Gray is het zeker niet achterhaald. Integendeel. Gnosticisme is springlevend en duikt telkens in nieuwe gedaantes op.
‘Een van de overtuigingen van gnostici is dat deze wereld niet geschapen is door God, en dat hij dus op z’n best onvolmaakt is. Maar wij mensen zouden ons door kennis boven die onvolmaakte toestand kunnen verheffen.’ Van het Griekse woord gnosis, dat ‘kennis’ of ‘inzicht’ betekent, komt ook de naam van de leer.
‘Aan het einde van Kleists essay wordt duidelijk hoe gnostisch-geïnspireerd zijn verhaal eigenlijk is: de verteller zegt dan dat mensen hun innerlijke verdeeldheid alleen kunnen overstijgen door nogmaals van de boom van de kennis te eten. Door volmaakt inzicht zouden ze dan gelijk worden aan God. Ze zouden dan niet langer hoeven kiezen, want dankzij de volmaakte kennis zou alles wat ze doen simpelweg noodzakelijk zijn. Met volmaakte kennis zou de menselijke ziel haar innerlijke verscheurdheid ontstijgen. De westerse traditie heeft dit basisidee op heel veel manieren aangekleed.’
Slimme computers
Een van de belangrijkste hedendaagse versies van dit scenario is volgens Gray te vinden in de ontwikkeling van artificiële intelligentie. ‘Veel wetenschappers denken dat de ontwikkeling van artificiële intelligentie er in de nabije toekomst toe zal leiden dat computers “slimmer” worden dan wij. Op dat punt zouden wij onze geest kunnen overhevelen naar de computer, of op een of andere manier kunnen samensmelten met de machine. In wezen is dit weer een gnostisch idee: wij mensen zijn eigenlijk geestelijke vonken, gevangen in dit lichaam. Maar we zullen vrij zijn zodra we die hogere kennis hebben bereikt die ons van ons lichaam kan bevrijden.’
Denken dat we eigenlijk een pop of een machine zijn gaat altijd hand in hand met dromen over de verbetering van de mens, aldus Gray. ‘Door nieuwe inzichten van neurowetenschappen zijn we gaan denken dat we heel gemakkelijk te beïnvloeden zijn, en daarom willen we nu pillen en implantaten ontwikkelen om ons gedrag, ons geheugen of onze prestaties te verbeteren. Met genetische manipulatie willen we onze levensspanne verlengen. Op beleidsniveau ontwikkelen we allerlei nudging-strategieën. Kortom, zie hier weer een gnostisch idee: we kunnen vrij worden door een betere versie van onszelf te maken.’
Maar wat is er welbeschouwd mis met pogingen om de mens te verbeteren? ‘Wij begrijpen onszelf niet goed genoeg om een betere versie van onszelf te kunnen maken! In de kern hebben we een ontzettend naïeve kijk op menselijke moraal en psychologie: als we maar de slechte stukjes weghalen, dan houden we de goede delen over. Dat is zo kinderachtig, want dan zouden al die goede kanten helemaal losstaan van de slechte. Af en toe vind je een meer realistische kijk op de mens. De econoom Keynes, bijvoorbeeld, bestudeerde het werk van de Nederlandse filosoof Bernard Mandeville. Van hem neemt Keynes het idee over dat veel christelijke zonden, zoals gramschap of afgunst, ook de drijfveren achter de economische groei zijn. Goed en slecht lopen in de mens door elkaar. Daarom zijn verbeterpogingen ook naïef. Als we morgen kunnen bepalen hoe onze kinderen worden, wat geven we ze dan mee? Slechts de projecties van onze huidige idealen. Al onze stomme en gekke ideeën over onszelf zouden worden opgenomen in ons ontwerp – en het maaksel zou nog achterlijker zijn dan zijn maker, zo mogelijk.’
Onsterfelijkheid
Is Gray dan bezorgd dat dit maakbaarheidsideaal faalt en veel schade aanricht, of dat dit slaagt en een gruwel oplevert, zoals nieuwe totalitaire regimes? ‘Wat ik vrees is een gedeeltelijk succes. Kijk, die totalitaire regimes waren helemaal niet zo stabiel, dus eigenlijk is dat ook een gefaalde poging tot maakbaarheid geweest die onderweg veel schade heeft aangericht. Maar het zou kunnen dat we nu gedeeltelijk slagen. Het verschil in levensduur tussen de rijken en de armen in Engeland is nu bijvoorbeeld zo’n vijftien jaar. Tel daarbij alle technologische mogelijkheden die we nu al hebben op, en het is heel goed denkbaar dat dit verschil nog veel en veel groter wordt. Er komt een bovenklasse die gezond en lang leeft, slank en mooi is en dat blijft. Die elite zal de eigen kinderen verder kunnen verbeteren. Zij leven nog langer, en worden nog mooier, slimmer, fitter en sportiever. In plaats van honderd geweldige tennisspelers hebben we er dan honderdduizend.’
‘Wie voelt de druk van kiezen en vertwijfeling nou niet dagelijks op zijn schouders rusten?’
Dat klinkt nog steeds niet zo gruwelijk – voor die elite, althans -, maar Gray vervolgt: ‘Dit betekent dat de competitie in de bovenlaag steeds sterker wordt. Het gemiddelde, de standaard, gaat omhoog. Dat zie je nu al gebeuren, want de bovenklasse wil alles hebben: een mooi uiterlijk, een goede baan, geweldige vrienden en relaties, en interessante vakanties. En dit leidt tot een immense frustratie, want daar komt geen einde aan. Een van de grootste verleidingen van gnosticisme is de afwijzing van eindigheid. En daarmee bedoel ik niet de antieke versie, maar onze moderne, techno-futuristische variant van gnosticisme. Ik accepteer niet dat ik zeventig of tachtig jaar te leven heb. Ik wil tweehonderd jaar leven! Of waarom niet vijfhonderd? Want ik heb zoveel plannen en projecten. Ik accepteer niet dat ik maar één geweldige carrière heb. Want ik wil én een topwiskundige zijn, én een topatleet. Maar dan heb ik een probleem, want beide talenten worden in de vroege jeugd ontwikkeld. Dus zullen we aan de ontwikkelingscyclus moeten rommelen om dat op te lossen. Uiteindelijk wordt ook onze sterfelijkheid afgewezen, want sterfelijkheid is de ultieme eindigheid. Maar die oneindigheid die we dan omarmen, blijkt een armzalig ideaal te zijn, volgestopt met projecties van onze verlangens uit het hier en nu. En dat is uiteindelijk erg beperkend.’
Overmoed
Kan het dan ook anders? ‘Ja, natuurlijk kan het ook anders. De Grieken hadden daar veel meer oog voor dan wij modernen. Als je kijkt naar de Griekse mythen en drama’s, en niet alleen naar de filosofie, dan zie je dat oneindigheid daarin altijd slecht is voor de mens. Grieken hebben het dan over hubris, overmoed. En overmoed wordt altijd bestraft. Sisyphus wilde de dood te slim af zijn en werd daarvoor veroordeeld: hij moest een steen een berg op duwen, die zodra hij boven was weer naar beneden rolde. Prometheus stal het vuur van de goden en leerde de mens metaal te smeden en de technische beschaving te ontwikkelen. De goden hebben hem voor straf op een rots vastgeketend en een arend kwam elke dag van zijn lever eten. Telkens is de boodschap hetzelfde: oneindigheid is niet voor de mens weggelegd.’
Leren van Oedipus en Odysseus
Is de alternatieve kijk op de mens dan een tragische visie? ‘Nee, nee, niet tragisch. Eindig. Maar je levert niet alleen iets in, je krijgt er ook iets voor terug, en wat je terugkrijgt is veel rijker. Dus deze visie is niet tragisch. Ik pleit aan het einde van mijn boek voor wat de dichter Keats negative capabilities noemde, negatieve vaardigheden. Hij is bereid om te leven in onwetendheid en met mysterie. Zonder zekerheid. Zonder te weten wat de toekomst brengt. In plaats van een betekenis aan zijn leven op te leggen, laat hij de betekenis komen en gaan. Als het gaat om de belangrijkste dingen in ons leven, zullen we altijd onwetend blijven. Maar als je deze kijk op de mens omarmt, sta je wel open voor nieuwe ervaringen, en dat is een enorme verrijking. Je probeert die ervaringen niet te grijpen, want je weet niet wat ze precies zijn. Maar je laat ze wel komen. Daarin is een ander soort vrijheid gelegen dan de poppenvrijheid. Wij zijn niet vrij omdat we losstaan van zwaartekracht, zoals een marionet of God. Wij vinden die vrijheid juist in onze val naar de aarde.’
Even tussendoor… Meer lezen over John Gray en andere hedendaagse denkers? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
Dat klinkt als een mooi en moedig ideaal, maar gaat het dan niet slechts om de innerlijke vrijheid? Is zo’n ideaal niet apolitiek? Gray beaamt dit. ‘Maar kijk, de stoïcijnen hadden ook een ideaal van innerlijke vrijheid, maar er waren ook veel Romeinse keizers die stoïcijn waren. Als dit je ideaal is, belet dat je niet om je met de wereld te engageren en politiek te bedrijven.’
De ziel van de marionet
John Gray
Ambo
174 blz.