‘Als homoseksualiteit is aangeboren, is er geen reden om homo’s nog langer te discrimineren. Onder invloed van deze populaire beredenering kwam in de negentiende eeuw wetenschappelijk onderzoek naar homoseksualiteit op gang. De wetenschap kwam met een reeks argumenten die verklaarden dat homoseksualiteit inderdaad aangeboren is. Zo komt homoseksualiteit ook voor in samenlevingen waar het homo-zijn totaal niet geaccepteerd is; dat zou wijzen op een soort hardnekkigheid van homoseksualiteit. Ook ontdekken sommige homo’s op jonge leeftijd hun geaardheid; dat doet vermoeden dat “het” al vroeg in het leven aanwezig is.
Het belangrijkste argument werd rond 1950 gegeven door Franz Kallman, die door experimenteel onderzoek met eeneiige tweelingen ontdekte dat homoseksualiteit “in de familie kan zitten”. Voor het eerst werd homoseksualiteit in verband gebracht met genetische aanleg. Ondanks bezwaren – bijvoorbeeld dat tweelingen niet alleen genen delen, maar ook hun opvoeding – bleef genetische aanleg lange tijd een dominante interpretatie van de term aangeboren. Die leek het meest recht te doen aan de veronderstelling dat homoseksualiteit onveranderlijk is, en geen keuze die je met conversietherapie kan veranderen.
Even tussendoor… Meer lezen over wetenschapsfilosofie? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
Maar hoe dominant ook, de term ‘aangeboren’ blijft een doorn in het oog van de wetenschap. Want achter alle wetenschappelijke argumenten zitten verschillende definities van ‘aangeboren’ verscholen. Bovendien: wie ‘aangeboren’ genetisch definieert, kan daaruit niet afleiden dat seksuele geaardheid al voor de geboorte helemaal vastligt. Genen bepalen weliswaar, gedeeltelijk, de kans dat iemand homoseksualiteit ontwikkelt, maar kunnen niet voorspellen dat iemand met honderd procent zekerheid homo wordt. De onveranderlijkheid van homoseksualiteit kun je dus niet aantonen in de genen.’
Geboortevolgorde
‘Kortom, homoseksualiteit is geen uitzondering op de regel dat menselijke eigenschappen – of het nou gaat om seksuele geaardheid, of iets anders als taligheid – zich ontwikkelen op basis van verschillende invloeden, zoals genen, de omgeving waarin we ons bevinden en bijvoorbeeld hormonen. Als wetenschappers aangeboren-zijn in verband willen brengen met homoseksualiteit, kunnen ze zich beter niet uitsluitend richten op genetische aanleg.
Zo is er ook een niet-genetische verklaring die recht doet aan de term aangeboren: het geboorte-volgorde effect. Dit effect stelt dat hoe meer oudere broers je hebt als man, hoe groter de kans is om homo te worden. Hoe dit precies werkt, is nog niet helemaal duidelijk. Het heeft wellicht te maken met de samenstelling van hormonen in de baarmoeder van de moeder. Na elke zwangerschap van een zoon verandert de hormoonsamenstelling en die beïnvloedt de hersenontwikkeling van de nog ongeboren zoon. De geboortevolgorde is op dit moment de meest robuuste verklaring voor homoseksualiteit, maar let wel: die verklaart de geaardheid van niet meer dan één op de tien mannelijke homo’s.’