Een riant salaris verdienen of voor een non-profit organisatie werken? Lekker bankhangen of in de avonduren vrijwilligerswerk doen? De kroeg in met vrienden of je familie helpen met verhuizen? Zulke conflicten tussen eigenbelang en altruïsme fascineren de Schotse verlichtingsdenker Adam Smith. De eerste zin van zijn eerste boek luidt: ‘Hoe egoïstisch men ook denkt dat mensen zijn, er is overduidelijk iets in hun wezen dat hen geïnteresseerd maakt in het lot van anderen.’ In zijn twee omvangrijke meesterwerken vindt hij uiteindelijk de oplossing voor de conflicten: als je goed begrijpt wat je eigenbelang is en dat nastreeft, help je niet alleen jezelf, maar ook de maatschappij.
Smith (1723-1790) maakt kennis met het dilemma tussen eigenbelang en altruïsme wanneer hij op zijn veertiende gaat studeren in Glasgow. Bijna een eeuw daarvoor heeft landgenoot Thomas Hobbes met enthousiasme onderschreven dat ‘de mens voor de mens een wolf is’. Als mensen niet met een strakke hand geregeerd zouden worden, dacht Hobbes, zouden ze in een constante staat van oorlog met elkaar verkeren. Smiths docenten in Glasgow denken hier totaal anders over: zij vinden juist dat de mens van nature goed is.
Gelukkig is de universiteit van Glasgow een vrijplaats waar veel ruimte is voor discussie. Verlichtingswaarden als vrijheid van meningsuiting worden er gevierd. In Glasgow beleeft Smith daardoor spannende tijden, maar daarna studeert hij in Oxford en dat wordt een fikse tegenvaller. Omdat docenten daar alleen ‘vergane systemen en verouderde vooroordelen’ onderwijzen, richt Smith zich op zijn eigen onderzoek. Hiermee legt hij de basis legt voor zijn eerste grote werk.
Meer handel is goed voor de morele ontwikkeling van mensen
Na zes jaar keert hij terug naar Glasgow. Hier geeft hij een aantal colleges, wordt hij beste vrienden met David Hume, een andere reus uit de Schotse Verlichting, en wordt hij al op zijn zevenentwintigste benoemd tot hoogleraar. Later zal hij deze jaren beschrijven als ‘verreweg de nuttigste, en daarmee verreweg de gelukkigste en meest eervolle periode van mijn leven’. Aan het einde van deze dertien jaar in Glasgow publiceert hij zijn eerste boek: Theorie van de morele gevoelens.
In dit boek legt Smith uit waarom mensen morele oordelen vormen en hoe we ervoor kunnen zorgen dat dit de juiste morele oordelen zijn. Als sociale wezens vinden we constant iets van wat anderen doen en bedenken we constant wat anderen vinden van ons gedrag. Hoe komt zo’n moreel oordeel tot stand? De basis hiervoor is volgens Smith onze empathie. Die maakt dat we meeleven met anderen: we verbeelden ons wat we zouden doen of voelen als wij in hun schoenen zouden staan.
Stel, collega A strijkt met de eer van het werk van collega B. Automatisch verbeelden we ons hoe we ons zouden voelen als we in B’s schoenen zouden staan. Aan de hand hiervan beoordelen we zijn gedrag. Reageert je collega zoals wij ook zouden doen? Dan keuren we zijn gedrag waarschijnlijk goed. Gaat collega B veel verder dan wij zouden doen, of onderneemt hij juist minder actie? Dan keuren we zijn gedrag waarschijnlijk af. Op basis van zulke situaties vormen we bepaalde normen en waarden voor onszelf. Zonder empathie ontwikkelt een mens zich niet tot een moreel persoon en een samenleving zich niet tot een morele gemeenschap. Daarom is empathie volgens Smith een van de belangrijkste waarden.
Ons morele beoordelingsvermogen is alleen niet perfect. Wanneer we kijken wat wij zouden doen in de situatie van een ander, nemen we ook onze eigen vooroordelen en belangen daarin mee. Voor een zuiver moreel oordeel moeten we volgens Smith onze eigen belangen wegdenken. Oftewel: we moeten het perspectief van ‘de onpartijdige toekijker’ innemen. Dat is het uiteindelijke doel van morele ontwikkeling.
Zelfperfectie
Na de publicatie van zijn goed ontvangen eerste boek neemt Smiths loopbaan een onverwachte wending. Hij verlaat Glasgow en begeleidt een jongeman van adel twee jaar lang op zijn rondreis door Europa. Dit doet hij vooral voor de riante beloning die er tegenover staat. Op reis doet hij wel aan filosofie: in Frankrijk brengt hij veel tijd door in de filosofische salons van Parijs, onder andere met Voltaire. Uiteindelijk keert hij weer terug naar Schotland, waar hij aan de slag gaat met De welvaart van landen. In zijn tweede en laatste meesterwerk legt Smith het eerste en vrijwel complete fundament onder de vrijemarkteconomie.
Dit boek geeft Smith opeens een heel ander gezicht. Was hij eerder nog een moraalfilosoof, dit werk maakt hem tot een politiek econoom. Hoewel hij als moraalfilosoof grote waarde hecht aan empathie, gelooft hij als politiek econoom dat het uiteindelijk goed is voor de hele maatschappij als iedereen in een kapitalistische samenleving winst nastreeft.
Hoe vallen deze twee gezichtspunten van Smith met elkaar te rijmen?
Hij ziet het zelf als volgt: als we denken dat eigenbelang puur egoïstisch is, begrijpen we ons eigenbelang niet goed. We verlangen er namelijk niet alleen naar ‘geprezen te worden, maar ook prijzenswaardig te zijn’ en ‘niet alleen geliefd te worden, maar ook lieflijk te zijn’. Zelfperfectie, waar ieder mens volgens Smith naar streeft, is dan ook geen egoïstische en zelfs geen egocentrische bezigheid. Het juiste begrip van zelfperfectie leidt er automatisch toe dat we andere mensen goed behandelen (dit zelfregulerende effect van de markt noemt Smith ‘de onzichtbare hand’).
Even tussendoor… Meer lezen over Adam Smith en andere grote denkers? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
En zelfs als we egocentrisch bezig zijn, doen we dingen die belangrijk zijn voor de maatschappij. Als iedereen met het oog op zijn eigen welzijn goed op zijn geld let, hard werkt en goed nadenkt over belangrijke levenskeuzes, helpt dat de maatschappij in Smiths ogen vooruit. Als ieder zijn eigen leven verbetert, wordt de maatschappij als geheel ook beter. Zo leidt het streven naar welbegrepen eigenbelang tot een goede, harmonieuze maatschappij. Sterker nog, als mensen hun eigenbelang niet zouden nastreven, zou een welvarende en harmonieuze maatschappij onbereikbaar zijn.
De ontwikkeling van het kapitalisme helpt zo’n goede maatschappij te creëren, betoogt Smith. In De welvaart van landen beschrijft hij een routekaart naar meer welvaart en dus, volgens hem, naar een goed werkend kapitalisme. Meer handel is niet alleen goed voor de materiële welvaart van een land, maar ook voor de morele ontwikkeling van mensen.
In een goed werkende kapitalistische samenleving moeten vrije mensen met een gelijke status deals met elkaar sluiten. Om te krijgen wat jij wilt, moet je anderen geven wat zij willen. En om te weten wat anderen willen, moet je je inleven in hun situatie. Handelen in je eigenbelang is in een kapitalistische samenleving dus vaak handelen in andermans belang. Daardoor liggen in kapitalistische samenlevingen welbegrepen eigenbelang en moreel handelen dicht bij elkaar.
Vriendjeskapitalisme
Smith ziet ook in dat kapitalisme in de praktijk lang niet altijd zo goed werkt. Kapitalisme kan ook leiden tot hebzucht, ongelijkheid en vriendjeskapitalisme. Smith besteedt een groot gedeelte van De welvaart van landen aan manieren om deze kwalen tegen te gaan.
Het kapitalisme maakt het mogelijk om van een dubbeltje een kwartje te worden, en dat is in principe iets moois. Het kan echter ook hebzucht en statusangst opleveren, waarbij mensen denken dat het in hun belang is om rijker of belangrijker te zijn dan anderen. Smith denkt dat er niks mis is met een beperkt verlangen naar status: iedereen verlangt ernaar om als gelijk en vrij behandeld te worden. Maar het gaat mis als mensen het streven naar status en welvaart gaan zien als een wedstrijd. Als ze handel drijven niet zien als een manier om beide partijen te laten krijgen wat ze willen, maar als een competitie waar ze anderen geld afhandig moeten maken. Zo wordt handel, in principe een spel waarbij iedereen kan winnen, een spel waarbij iedereen verliest: de een verliest zijn geld, en de ander de mogelijkheid om tevreden te zijn met zichzelf.
Tekst loopt verder onder afbeelding
Een ander gevaar voor een goed werkende kapitalistische samenleving is een te groot verschil tussen arm en rijk. Het tegengif hiervoor is empathie. We moeten niet wegkijken van de moeilijke omstandigheden van bepaalde groepen, maar juist met hen meeleven. Dat we dit niet doen, komt volgens Smith doordat het een stuk fijner is om naar succes te kijken dan naar armoede. Omdat het makkelijker is mee te leven met succes worden de rijken bewonderd, en de armen weggezet als profiteurs of luilakken. Ook nemen we daardoor de rijken vaak serieuzer dan mensen in moeilijkere omstandigheden. Daarom is Smith er voorstander van dat iedereen krijgt wat nodig is om op een serieuze manier deel te nemen aan de maatschappij: niet alleen water en brood, maar bijvoorbeeld ook genoeg geld om zich op een fatsoenlijke manier te vertonen in de publieke ruimte.
Naast empathie komt ook een ander onderdeel van Smiths moraalfilosofie terug in het politiek-economische verhaal van De welvaart van landen. Niet alleen mensen moeten de blik van de onpartijdige toekijker aannemen, ook de staat moet dit doen. De staat mag niemand voortrekken en moet iedereen gelijk behandelen.
In Smiths tijd is dat zeker niet hoe de politiek en de economie in elkaar steken. Rijke bedrijven en personen betalen grof geld aan politici voor een speciale behandeling, bijvoorbeeld voor het alleenrecht om een bepaald product te vervoeren. Monopolies, tariefmuren, slavernij en kolonialisme zorgen ervoor dat handelsstromen niet op hun natuurlijke manier lopen, vindt Smith, maar verstoord zijn. Daardoor ontstaat er minder welvaart en schaadt dit het algemeen belang.
Smith is het eens met Rutte: ‘Visie is als de olifant die het uitzicht belemmert’
Ook heeft de staat een voorbeeldfunctie. Als de overheid mensen die minder rijk zijn als minderwaardig behandelt, moedigt dit burgers aan om hetzelfde te doen. Het vriendjeskapitalisme is daarom een van de grootste bedreigingen voor welvaart en gelijkheid.
Maar zelfs wanneer politici onpartijdig zijn, kan hun inmenging in de economie en maatschappij tot onbedoelde en desastreuze gevolgen leiden. ‘Visie is als de olifant die het uitzicht belemmert’ is een uitspraak van Mark Rutte, maar hij had net zo goed door Smith opgeschreven kunnen zijn. Waar andere filosofen uit zijn tijd geloven in grote hervormingen om de maatschappij met sprongen vooruit te brengen, is Smith sceptisch over het vermogen van politici om de maatschappij in de door hen gewenste richting te buigen. Mensen hebben namelijk hun eigen wil en gedragen zich nooit zoals politici denken of willen. Hun weerstand leidt tot frustraties, waardoor de overheid mensen in een keurslijf probeert te dwingen om zo de ideale samenleving te creëren. Deze weg, zelfs als die geplaveid is met goede bedoelingen, leidt altijd tot problemen.
Een beter alternatief is de maatschappij zelf het werk te laten doen. Dat werkt voor handel, en ook voor de morele ontwikkeling van de maatschappij, denkt Smith. Moraliteit is namelijk het gevolg van sociale interactie. Wanneer we dingen doen die anderen benadelen, neemt de maatschappij subtiele maatregelen om dit gedrag te bestraffen: een schuine blik hier, een opmerking daar. De staat hoeft mensen dus niet op te voeden; de samenleving zelf doet dit subtieler en effectiever.
Wekelijkse recepties
Eigenbelang en kapitalisme zijn dus geen vieze woorden voor Smith. Voor een goed leven hoeven we ons eigenbelang niet af te zweren en onze bezittingen niet weg te geven aan de armen. Als we goed begrijpen wat in ons eigen belang is, zien we dat dit overeenkomt met de belangen van anderen. In zijn boeken moedigt Smith mensen aan te streven naar zelfperfectie en morele ontwikkeling, en moedigt hij bestuurders aan niet te buigen voor de invloed van rijke bedrijven, maar in het algemeen belang te handelen.
Na de publicatie van zijn twee grote werken is Smith een publieke figuur geworden. Hij houdt wekelijkse recepties en krijgt vaak bezoek van reizigers. Ook komt hij zo vaak bij de dinerclub van de Edinburghse elite dat deze in de volksmond ‘Adam Smith’s Club’ wordt genoemd. Naast al deze bezigheden is hij druk met zijn werk als een van de bestuurders van de Schotse douane, een positie die sommige van zijn tijdgenoten te bescheiden vinden voor een denker als Smith.
De welvaart van landen
Adam Smith
vert. Jabik Veenbaas
Boom
100 blz.
€ 59,90