‘Stel dat Poetin erin zou slagen om Oekraïne op de knieën te dwingen,’ zegt Hans Achterhuis, emeritus hoogleraar filosofie aan de Universiteit Twente en voormalig Denker des Vaderlands. ‘Wat zou dat hem uiteindelijk opleveren? Iedereen daar haat hem en het land is helemaal vernietigd, alles is kapotgeschoten. Wat heeft Poetin daar dan te zoeken?’ Wie zich in de dynamiek van geweld verdiept, komt er volgens Achterhuis algauw achter dat geweld niet zo doelmatig is als het op het eerste gezicht lijkt.
Hiervoor beroept hij zich op de analyse van geweld van Hannah Arendt (1906-1975), die stelt dat geweld altijd een onvoorspelbaar en risicovol middel is. ‘Met geweld bereik je mogelijk wel iets, maar het levert zoveel neveneffecten op dat je doel je telkens ontglipt,’ zegt Achterhuis. ‘Als Israël zich ten doel stelt om Hamas te vernietigen, dan weet je bij voorbaat: dat lukt nooit. Een beweging kun je nooit met geweld vernietigen, het is te verwachten dat als reactie op dat geweld nieuwe varianten van Hamas zullen ontstaan. En omdat het doel niet behaald kan worden, is het makkelijk voor Israël om zich in een geweldsspiraal te verliezen.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees
‘Geweld kan iets bewerkstelligen, maar er is altijd een prijs’
Achterhuis schreef Met alle geweld (2008), een lijvig werk waarin hij waarschuwt voor de neiging om geweld als vanzelfsprekend en rechtvaardig te beschouwen wanneer het wordt ingezet voor een doel dat als rechtvaardig wordt gezien. Achterhuis: ‘Als je handelt vanuit de overtuiging “wij zijn goed”, kun je blind zijn voor wat er daadwerkelijk gebeurt. Vanuit dat perspectief is het zorgelijk als Netanyahu het Israëlische leger aanprijst als “het meest morele leger ter wereld”. Geweld is altijd een exces en er is altijd een prijs die je moet betalen als je ernaar grijpt.’
Net zo zorgelijk vindt Achterhuis de neiging om geweld te normaliseren. ‘Het gaat in Gaza niet alleen om oorlogsgeweld. Geweld is daar al genormaliseerd geraakt door de bezetting. Er is een gewelddadig en vernederend regime aan de bevolking opgelegd van voortdurende controles, inspecties, verdenkingen. Er is daar geprobeerd om met geweld iets overeind te houden dat inherent instabiel is.’ Dat is ook een waardevolle les van Arendt: geweld wordt uit onmacht geboren en is nooit in staat om de situatie waarin het ontstaat te transformeren tot iets nieuws. En omdat geweld niets nieuws sticht, is het risico groot dat het alsmaar voortduurt.
De oorlog in Oekraïne lijkt misschien op een klassiek territoriaal conflict; twee landen maken aanspraak op hetzelfde stuk grond. Maar op de achtergrond speelt nog iets mee, stelt Achterhuis, dat eveneens een manifestatie van onmacht is: het verval van de Sovjet-Unie en het onvermogen om die daarna tot iets nieuws te transformeren. ‘In plaats daarvan grijpt Poetin terug naar een imperialistische erfenis, naar het verloren gegane tsaristische Rusland.’
Offers en plagen
Marc De Kesel biedt een ander perspectief op geweld. Dat doet hij aan de hand van het gedachtegoed van de Franse filosoof Georges Bataille (1897-1962). De Kesel is bijzonder hoogleraar theologie, mystiek en moderniteit aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en publiceert over kunst, religie en psychoanalyse. In Batailles filosofie van geweld komen al die onderwerpen samen. Volgens Bataille is de mens van nature gewelddadig vanwege zijn drang om grenzen te doorbreken. Die neiging tot exces en transgressie hoort bij de menselijke natuur. Daarom is het noodzakelijk om dit exces, en daarmee dus ook geweld, te cultiveren.
De Kesel: ‘Voor Bataille is het belangrijk dat we onze gewelddadige kant erkennen en een manier vinden om hiermee om te gaan. Vroeger hielp religie om onze omgang met geweld en het kwaad vorm te geven.’ Denk aan alle Bijbelse verhalen over offers, toorn en plagen. ‘En ook kunst en literatuur spiegelen de mens zijn duistere kant voor.’
Al in de jaren dertig waarschuwde Bataille voor het fascisme, nadat Hitler aan de macht kwam. ‘In het fascisme zag hij een extreme gewelddadigheid verweven met een ontkenning van geweld: Hitler wilde met alle geweld het geweld voorgoed de wereld uit helpen en een duizendjarig rijk stichten. De oorlog die volgde was in Batailles ogen een manifestatie van niet kunnen omgaan met geweld.’
Dat zou je ook kunnen zeggen van de huidige oorlogen, vervolgt De Kesel. ‘Ook al zijn ze doordrenkt van geweld, vanuit het perspectief van Bataille zijn ze in feite gedreven door een ontkenning van geweld. Met een “laatste” uiting van geweld pretenderen ook zij al het geweld te kunnen uitbannen. Niemand van de betrokken partijen ziet de eigen gewelddadigheid onder ogen. Om überhaupt een kans te hebben op de-escalatie is het nodig dat het vijandsbeeld, datgene waartegen men vecht, meer wordt geïnternaliseerd. Dan ziet men de vijand niet langer als een volledig extern kwaad, maar als iets dat ook in zichzelf aanwezig is.’
De Kesel verbindt huidige oorlogen ook met de tanende kracht van democratie in onze tijd. ‘Chantal Mouffe en Ernesto Laclau hebben in de jaren tachtig het boek Hegemony and socialist strategy. Towards a radical democratic politics geschreven. Daarin benadrukken ze dat democratie niet gebouwd is op overeenstemming, maar op onenigheid. Scheiding der machten, oppositie, vakbonden, media: het zijn allemaal vormen van kanalisering van de onenigheid – van het geweld dus – dat de kern van de democratie vormt. Democratie organiseert vijandschap door verbaal geweld te cultiveren. Autoritaire leiders als Poetin, Erdogan of Orbán willen dit geweld monopoliseren. Eerst vooral verbaal, maar al snel – zoals Poetin laat zien – ook akelig reëel. Juist zo’n gemonopoliseerd geweld zorgt voor escalatie en tenslotte voor totalitarisme.’
Dat klinkt weinig hoopvol voor de toekomst. De Kesel: ‘Ik zie wel hoop in de revitalisering van democratisch bewustzijn. In die zin is er misschien een tegenbeweging aan het groeien. Het Franse electoraat koos onlangs voor Jean-Luc Mélenchon en verhinderde daarmee dat extreemrechts de macht kon grijpen. Vlak na de Tweede Wereldoorlog heeft Europa voor de democratie gekozen. Wij staan opnieuw voor die keuze, en er staat veel op het spel.’
Soeverein
De Tweede Wereldoorlog was een historisch keerpunt, juist vanwege het extreme geweld. Supranationale organisaties, de internationale rechtsorde en de Europese Unie werden ontwikkeld vanuit de gedachte: dit nooit meer. Toch ging het niet alleen om deze nieuwe organisaties, stelt filosoof en theoloog Theo de Wit. ‘Men besefte dat soevereine staten in extreem geweld konden ontaarden en dat er een ander principe tegenover soevereiniteit moest worden gezet.’ De Wit, inmiddels met emeritaat, was verbonden aan de Universiteit van Tilburg en publiceert over thema’s als macht, democratie en conflict.
‘Soevereine macht, als de hoogste macht over een territorium, bevestigt zichzelf en legitimeert zichzelf. Hierdoor is soevereiniteit onherroepelijk gewelddadig,’ zegt De Wit. Hij haalt de Israëlisch-Duitse filosoof Omri Boehm (1979) aan, die beschrijft hoe dit principe aan banden werd gelegd. ‘Dat gebeurde bijvoorbeeld in de Duitse Grondwet die werd opgesteld na afloop van de oorlog. Het eerste artikel ervan stelt dat de menselijke waardigheid onschendbaar is. Tegelijkertijd werden tijdens de Neurenbergprocessen de daden van een soevereine staat als misdaden veroordeeld. Boehm concludeert: er staat altijd iets absoluuts op het spel, ofwel onaantastbare soevereiniteit ofwel onaantastbare menselijke waardigheid.’
‘Een rechtvaardig doel maakt het geweld nog niet rechtvaardig’
Volgens Boehm is dit een radicale keuze, zegt De Wit. ‘Kiezen voor het een betekent een grens stellen aan het ander. Toen werd er gekozen voor menselijke waardigheid. Maar nu glijden we terug naar een wereld waarin soevereiniteit het hoogste woord voert. De erfenis van de Neurenbergprocessen wordt nu uitgewist, zo vat Boehm het samen.’
De Wit ziet een verband tussen deze terugval en het ontketende geweld in de huidige oorlogen: oorlogsrecht wordt met voeten getreden, er wordt nergens voor teruggedeinsd en er wordt telkens een nieuw moreel en humanitair dieptepunt bereikt, zoals onlangs met het platleggen van een kinderziekenhuis in Kyiv. Bovendien lijkt de wereld nu de juiste woorden te missen om het geweld te veroordelen, vervolgt De Wit. ‘Dat is ook het resultaat hiervan. Hamas pleegde een bijzonder gewelddadige aanslag en Israël valt nietsontziend burgerdoelen, hulporganisaties en journalisten aan. Maar het officiële standpunt van de Nederlandse regering is nog steeds dat Israël het recht heeft om zich te verdedigen. En progressief links vindt dat Hamas verzet pleegt tegen een koloniale macht en dat de aanhangers zelf moeten kunnen bepalen hoe ze dat verzet plegen, anders blijven we het kolonialisme herhalen. In beide gevallen wordt het soevereiniteitsprincipe erkend.’
We zijn nu getuige van de opkomst van imperialistische machten, die op het geopolitieke toneel zullen strijden om hun invloedssferen veilig te stellen of te vergroten – Rusland, China, de Verenigde Staten. De Wit: ‘De vraag is: wil Europa daaraan meedoen? De Europese Unie koos destijds voor een ander model en Boehm verdedigt deze keuze. Hij ziet daarin een poging om afscheid te nemen van Europa als een imperium en daarmee ook van het geweld dat bij soevereiniteit hoort.
Europa staat nu op een keerpunt, net als na de Tweede Wereldoorlog, meent De Wit. ‘Is er ook iets anders mogelijk dan imperialisme? Zijn we in staat om een radicale keuze te maken en iets anders te stellen boven het principe van soevereiniteit, boven de macht die zich in een spiraal van geweld kan verliezen?’