‘Ik wil door de ander bemind worden, niet als object, maar als vrijheid’
Therapie is vaak ook een soort relatietherapie. Het ingewikkelde en tegelijk ook interessante van een individuele therapie is dat ik een portret krijg van de ander, de partner die er niet is, geschilderd door de partner die ik wel zie, de patiënt. Ik beschouw dat portret als een te ontcijferen zelfportret.
Een patiënt, een gepensioneerde leraar natuurkunde, is ruim veertig jaar samen met een vrouw over wie hij niets dan slechts kan vertellen. Hij schildert haar af als een dominante kenau, bitter en onsympathiek. Als ik hem vraag waarom hij bij haar blijft, antwoordt hij dat hij zich verantwoordelijk voelde voor haar en de kinderen, en dat hij nu te oud is om te gaan. De man zelf is een toonbeeld van zachtaardigheid, hij is scherp, geestig en heeft zelfspot. Het lijkt wel of in zijn zelfportret, het beeld van zijn vrouw, alle negativiteit zit: de agressie, het egoïsme, en ook de eenzaamheid en het verdriet.
Jean-Paul Sartre schreef over de romantische liefde: ‘Ik wil door de ander bemind worden, niet als object, maar als vrijheid. Tegelijkertijd wil ik deze vrijheid vastleggen en tot de mijne maken, maar daarmee vernietig ik juist de vrijheid die de liefde waardevol maakt.’ Sartre concludeert dat liefde inherent conflicterend is: de minnaar wil vrij bemind worden, maar wil tegelijkertijd de geliefde controleren en onmisbaar zijn.
Er zijn talloze manieren om met deze controledwang bij jezelf en bij de ander om te gaan, die volgens Sartre grofweg zijn in te delen in dominantie of onderwerping. De leraar natuurkunde koos voor het laatste: hij leverde zijn vrijheid in om niet te hoeven omgaan met de spanning die het opkomen voor zijn vrijheid met zich mee zou brengen.
In het boek Beladen huis ontrafelt socioloog Christien Brinkgreve het huwelijk met haar overleden man A, die haar gaandeweg steeds meer leek te misgunnen. Het is een zelfonderzoek, een onderzoek naar de relatie, benadrukt ze in interviews. Brinkgreve beschrijft een belangrijk gesprek met A. ‘Ik zei dat ik niet goed begreep waarom hij zich in de loop van de tijd van me had afgewend om precies de dingen die hem eerst zo bevielen. Hij beaamde het meteen. Hij had verwacht, zei hij, dat ik me na mijn proefschrift aan hem zou wijden. Hij zei ook: je bent je vrouw kwijt als er kinderen komen. En: je werd altijd omringd door interessante mannen.’
Ze vroeg waarom hij dat toen niet gezegd had, dan hadden ze dit nooit moeten doen. Waarop A had geantwoord: ‘Ik ben toch niet gek? Dan was je vertrokken.’ De implicatie lijkt hier te zijn: als hij eerlijk was geweest over zijn objectivering van haar – de zorgende, dienende, zichzelf opofferende vrouw – dan had ze hem (kunnen) verlaten.
Spoedcursus liefde
Volgens Sartre houdt onderwerping in dat iemand uit vrije wil een object voor de ander wordt. Diegene vindt een soort verwrongen troost in het gedefinieerd worden door de ander omdat het bevrijdt van de angst voor zelfdefinitie en keuze. Je kunt echter nooit echt aan je vrijheid ontsnappen. En door een object voor de ander te worden, onder- mijn je de mogelijkheid van oprechte liefde, die afhankelijk is van een relatie tussen twee vrije wezens.
De Deense schrijfster Tove Ditlevsen zegt het zo: Twee mannen op deze wereld/loop ik steeds tegen het lijf./De ene bemin ik,/de ander bemint mij.
Mogelijk probeerde A door het verzwijgen van zijn gedachten twee mannen te zijn. Probeerde hij haar en zichzelf, tevergeefs, te beschermen tegen zijn verlangens omdat hij wist hoe onheus ze waren, in elk geval voor haar: hij voelde immers aan dat ze zou zijn vertrokken. Dat kun je zien als een vorm van bedrog, of als liefde.
De gevalsbeschrijvingen uit deze rubriek zijn nooit herleidbaar tot een bestaande patiënt of oud-patiënt.
