‘Wanneer lijden niet meer en niet minder is dan lijden.’
Een patiënt van mij, een dertiger die zich sprankelend wist te presenteren maar zodanig met zijn gevoelens overhoop lag dat hij vastliep op alle terreinen in zijn leven, had eens een wanhopig relaas afgestoken over hoe hij uitgeput van frustratie en onvermogen was geraakt door een tegenvaller op zijn werk. Samen ontrafelden we wat hem zo dwars zat, zo boos maakte, zo griefde, kwelde en pijnigde. Het was even stil.
‘Nu is het gevoel gezakt,’ zei hij. Hij klonk verbaasd. ‘En nu denk ik dus dat jij denkt dat ik me aanstel.’
Ik stelde hem niet gerust, ontkrachtte zijn woorden niet. Waarheidsvinding is niet het doel. In een therapeutische sessie kijken cliënt en therapeut samen naar de manier waarop iemands gevoelens komen en gaan, en wat ze betekenen. We volgen hoe ze langzaam aan de oppervlakte komen, doorbreken of juist wegblijven, dan voelt iemand zich verdoofd, of leeg.
Mijn patiënt worstelde met aanvallen van razernij, wanneer er iets kleins misging, of dreigde mis te gaan, raakte hij over zijn toeren. Problemen met emotie-regulatie noemen we dat.
Samen probeerden we te begrijpen wat er gebeurde waardoor hij zo explodeerde, maar zodra het hem lukte zichzelf te begrijpen en hij voelde waar het over ging, en het gevoel veranderde, vertrouwde hij zichzelf niet meer: hij voelde zich immers wat beter. Dan zou afwijzing volgen, straf. Aansteller die hij is.
Therapie is geen middel tegen lijden maar een manier om beter te leren lijden. In De lelie in het veld en de vogel in de lucht (1849) schrijft Søren Kierkegaard over het lijden van de lelie en de vogel. Deze lijden precies, niet meer en niet minder dan het lijden is. Mensen missen de precisie om exact te lijden, zoals de lelie en de vogel dat wel kunnen, volgens Kierkegaard, en waardoor het lijden van de mensen groter wordt. Dat kun je aanstellen noemen, of overdrijven. De reden dat mensen die precisie missen is omdat ze de ambivalente gift van de spraak hebben, schrijft Kierkegaard. De spraak zelf is niet het probleem, wel het onvermogen om stil te zijn.
Even tussendoor… Meer lezen over Kierkegaard en andere grote denkers? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
Om leren precies te leren lijden, heb je een troostende en invoelende ander nodig. Een mens leert voelen in een relatie. Als een kind pijn heeft, of verdriet, en dat wordt gezien en gehoord, kan het leren voelen hoeveel pijn iets doet, of hoe verdrietig of bang het is. Wordt het niet gezien, of wordt het ingeperkt in zijn gevoel (‘stel je niet aan’), dan wordt een kind banger, bozer, verdrietiger dan het was. Hij blijft stil, of gaat juist harder schreeuwen. Vervolgens wordt er iets over of tegen hem gezegd, over wat voor een soort kind het is, dat hij op zijn vader lijkt, of op zijn moeder, dat was ook zo’n persoon die… Mijn patiënt werd door zijn ouders vergeleken met zijn grootvader, een alcoholistische pestkop. Het kind wordt gestraft met woorden omdat het voelt, omdat het lijdt.
Dertig jaar later zit hij dan tegenover me. Razend als hij een lekke band heeft, als hij de bus mist, als hij koffie morst. Als hij kritiek krijgt, als iemand hem niet aantrekkelijk genoeg vindt. Wanneer het lukt om de stilte te vinden waarin hij precies kan voelen hoe verdrietig, geïrriteerd, nerveus of geprikkeld hij is, dan zakt het gevoel. Waarna hij alsnog geplaagd kan worden door de gedachte: stelde ik me dan toch aan? De hoop is dan dat hij inmiddels voelt en weet dat ik dat niet vind, en dat ik hem dat niet hoef te zeggen, zodat de stilte voor zich kan spreken.
De gevalsbeschrijvingen uit deze rubriek zijn nooit herleidbaar tot een bestaande patiënt of oud-patiënt.