Home Filosofie is makkelijker als je denkt Filosofie is makkelijker als je denkt: wat is natuur?
Filosofie is makkelijker als je denkt

Filosofie is makkelijker als je denkt: wat is natuur?

Door de redactie op 3 september 2024

natuur bladeren takken blad
Filosofie Magazine 9 FM9 2024 geweld
09-2024 Filosofie magazine Lees het magazine
In ‘Filosofie is makkelijker als je denkt’ helpen we je in vijf stappen op weg in het zelf leren denken. Dit keer: wat is natuur?

Dit artikel krijg je van ons cadeau

Wil je onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? Je bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en je hebt direct toegang.

1. Inleiding: ‘De natuur doet niets zonder doel’

Filosoferen is makkelijker als je denkt. Maar is denken ook natuurlijk? Een kleine inleiding in de filosofie van de natuur.

Wie aan de natuur denkt, denkt misschien aan walvissen in een wilde oceaan, bossen vol met vogels of aan plots ­opspringende paddenstoelen in de herfst. Maar zijn mensen, met hun stromende bloed door hun aderen, hun zweet en hun feromonen niet ook gewoon natuur? En is dan alles wat mensen maken niet ook natuurlijk? Het valt nog niet mee om te zeggen wat we precies onder ‘natuur’ verstaan.

Wat is de natuur eigenlijk? De oud-Griekse filosoof Aristoteles (384-322 v.Chr.) staat bekend als de eerste bioloog. Hij was naar verluidt de eerste die met een observerende en afstandelijke blik naar de natuur keek. Volgens hem onderscheidt de natuur zich van al het andere doordat zij doelmatig is: ‘De natuur doet niets zonder doel.’ Neem de eikel. Die streeft ernaar een eik te worden. Een hond streeft ernaar in leven te blijven, een partner te vinden en zich voort te planten. De mens is daarin niet anders, dacht Aristoteles. Wel is er één belangrijk verschil: als je de mens schaadt in zijn levenspad, dan lijdt hij daaronder op een manier die een dier of plant niet zouden ervaren. Volgens Aristoteles was de mens dus deel van de natuur en toch ook weer niet.

Maar had Aristoteles wel gelijk door te denken dat je de natuur leert kennen door die te onderzoeken? Kun je de natuur eigenlijk wel kennen? Volgens Friedrich Nietzsche (1844-1900) gaan we door onze begrippen op te leggen aan de wereld gelijk al de mist in. Als je een plant ‘een plant’ noemt, maak je kleine en grote exemplaren, stekelige planten en tropische planten allemaal tot één ongelijkvormig gelijk. Met de taal maak je van een voortdurende stroom van ontstaan en vergaan een voor de mens begrijpelijk en ordelijk geheel. Kennen we de echte natuur dan eigenlijk wel? Of kennen we alleen de natuur die vervormd is door onze menselijke bril?

De natuur kan niet los bestaan van de mens, dacht Immanuel Kant (1724-1804), want wij mensen zijn het die de natuurlijke wereld waarnemen. Tegelijk hangt onze bewondering voor de schoonheid van de natuur samen met dat die schoonheid gecreëerd is door de natuur, en dat de natuur tot op een bepaalde hoogte vreemd voor ons blijft. Kant schrijft dat we haast niets zo mooi vinden als vogelzang. Maar ‘wanneer die zou worden nagebootst door de mens (zoals soms het geval is met de noten van de nachtegaal) zou het ons als volstrekt smaakloos voorkomen’. Bewonderen we de natuur omdat we er het vreemde in herkennen?

2. Vragen stellen: is natuur de afwezigheid van cultuur?

Volgens Socrates, Cicero en Montaigne is filosoferen niet alleen de kunst van het vragen, maar is filosoferen ook leren sterven. En daarmee is meteen veel gezegd over het soort vragen dat de filosoof stelt: wat komt er na de dood? Wat is leven? Vragen die vragen om een antwoord, terwijl je weet dat dat er niet is. De vraag van de filosoof laat zien dat we het leven nooit van buitenaf kunnen verklaren en dat we dus telkens onze wereld van binnenuit moeten bestuderen. Probeer nu eens met die houding deze vraag te stellen: is natuur de afwezigheid van cultuur? (En welke vragen zijn er nog meer te bedenken?)

Zijn wij natuur?

Staat je natuur vast?

Kan God bestaan zonder natuur?

Is wat natuurlijk is ook goed?

Heeft de natuur bewustzijn?

Voelt natuur altijd natuurlijk?

Waarom vinden we de natuur mooi?

3. Paradox: groen en niet groen tegelijk

Kun je denken dat je denkt zonder dat je denkt? Filosofie is moeilijker als je denkt in paradoxen. Door Barteld Kooi.

Waarom zou je je tijd verspillen door de natuur in te gaan? De natuur is saai. Bomen, gras, lucht, hier en daar een vogel of een klein beestje. De natuur is eigenlijk altijd ongeveer hetzelfde. Deze gedachte sluit aan bij het uniformiteitsprincipe van de Schotse filosoof David Hume (1711-1776). De natuur is uniform: als je een stukje van de natuur hebt gezien, kun je ervan uitgaan dat de rest van de natuur net zo is. Daardoor kunnen we op basis van een beperkt aantal waarnemingen algemene conclusies trekken over de natuur en natuurwetten opstellen. Ook al hebben we lang niet alle smaragden ter wereld gezien, we kunnen toch concluderen dat ze allemaal groen zijn. We hebben immers alleen maar groene smaragden gezien. De natuur is saai en voorspelbaar.

Dit uitgangspunt staat centraal in de zogenoemde grue-paradox van de Amerikaanse filosoof Nelson Goodman (1906-1998). Stel je voor dat de kleur ‘glauw’ bestaat. Een object is glauw (Nederlands voor grue) als we het ofwel voor 1 januari 2025 hebben waargenomen en groen is ofwel als het niet wordt waargenomen en blauw is. Ook bestaat er de kleur ‘broen’ (Nederlands voor bleen). Een object is broen als we het ofwel voor 1 januari 2025 hebben gezien en het blauw is ofwel als we het niet voor die tijd hebben gezien en groen is. Nogal rare kleuren dus, die afhangen van wanneer je een object ziet. Nu is de vraag: zijn smaragden groen of glauw? We zouden willen zeggen dat het duidelijk is dat alle smaragden groen zijn, maar alle observaties tot nu toe laten eigenlijk net zo goed zien dat alle smaragden glauw zijn. Toch kan een ongeziene smaragd niet groen en glauw tegelijk zijn. Wat nu?

Even tussendoor… Elke week zelf leren denken met Filosofie Magazine? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

Op basis van Humes denken zou je nu moeten uitleggen dat zijn uniformiteits­principe het bestaan van de kleuren glauw en broen verwerpt. Maar hoe rechtvaardig je dit? Je kunt namelijk alleen maar een beroep doen op je observaties. Tot nu toe heb je kunnen vaststellen dat de natuur uniform is en op basis daarvan kun je zeggen dat dat in de toekomst ook zo zal zijn. Maar waarom? Omdat de natuur uniform is. Maar dat is een cirkelredenering. En daaraan lijken we niet te kunnen ontsnappen.

Sterker nog, we hebben zelfs redenen om aan te nemen dat de natuur niet altijd hetzelfde is. Grote veranderingen ontsnappen vaak aan onze waarneming; klimaatverandering of evolutie kun je niet zien. Je leeft te kort om er echt getuige van te zijn. Op basis van wat we tot nu toe van de natuur gezien hebben, moeten we daarom maar concluderen dat de natuur onvoorspelbaar is, en dus helemaal niet saai.

4. Gedachte-experiment: goed van nature

Wetenschap toetst met experimenten de feiten, filosofie toetst met experimenten het denken.

Stel je voor!
Bestaat er een menselijke natuur? En zo ja, is die goed of slecht? Over deze vragen dacht Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) na. De Zwitserse filosoof, geboren in de eeuw van de Verlichting, zag grote maatschappelijke ongelijkheid en geloofde dat dit het gevolg was van de samenleving die de goedaardige natuur van de mens corrumpeerde. Maar omdat de mens zich altijd al ín de samenleving bevindt, was het lastig zijn tijdgenoten hiervan te overtuigen. Daarom bedacht hij een hypothetische ‘natuurtoestand’, die hij uitwerkte in zijn Vertoog over ongelijkheid (1755).

Stel je de situatie voor, schrijft Rousseau, waarin ieder mens alleen en zelfstandig leeft in de natuur. Er is geen recht, geen gemeenschap en zelfs geen taal. De mens zou dan leven vanuit een natuurlijke eigenliefde, meent Rousseau. Die noemt hij amour de soi. Deze eigenliefde houdt in dat de mens goed voor zichzelf zorgt en zich voorziet in zijn eigen natuurlijke behoeftes en verlangens. Aangezien de natuur genoeg biedt voor iedereen, bestaat er geen schaarste, en dus ook geen concurrentie met anderen. Mensen mogen dan wel in fysieke kracht verschillen, er is geen reden om een eventueel lichamelijk voordeel te benutten. Integendeel, de mens handelt vanuit zijn aangeboren goedheid; als hij andere mensen ziet lijden, schiet hij ze instinctief te hulp.

Tekst loopt door onder afbeelding

Vanuit de natuurtoestand redeneert Rousseau vervolgens wanneer het is misgegaan. Ongelijkheid, stelt hij, deed zijn intrede toen iemand voor het eerst een stukje land voor zichzelf claimde. Met de intrede van het bezit ontstond ook het verlangen meer te hebben dan een ander. De natuurlijke eigenliefde van de mens verwordt hierdoor tot amour propre, een gecorrumpeerde vorm van eigenliefde, die gevoed wordt door trots, jaloezie en ijdelheid.

Echt?!
Rousseau was een van de grondleggers van de Romantiek. Hij was kritisch op het vooruitgangsdenken van de Verlichting, dat stelde dat de mens dankzij de wetenschap, de kunsten en de beschaving enkel beter wordt. De enige weg voorwaarts, zei Rousseau, is om terug te keren naar de natuur. Maar kunnen we wel terug naar de natuur? En sloegen mensen elkaar vroeger niet vaker de hersens in, zonder dat er een maatschappij bestond met instituten om daar een gewogen oordeel over te vellen? Is natuur wel echt beter dan cultuur?

5. Close reading: Bruno Latour over de natuur

Filosofie is ook makkelijker als je leest. Goed leest. Filosofische bronteksten zijn niet altijd even makkelijk te begrijpen. Daarom helpen we je in een close reading op weg met extra context en commentaar bij deze tekst van Bruno Latour over de natuur.

De hele cultuur en de hele natuur worden er*1 elke dag weer door elkaar gehusseld. Toch lijkt het alsof niemand zich daar druk over maakt. Rubrieken als Economie, Politiek, Wetenschap, Boeken, Cultuur, Kerkelijk Leven en Korte Berichten houden hun plaats in de krant alsof er niets aan de hand is. Het kleinste aidsvirus*2 voert u van de seksualiteit naar het onbewuste, vervolgens naar Afrika, naar groeimedia, naar het DNA en naar San Francisco, maar de analisten, de denkers, de journalisten en de beslissers*3 hakken dit fijne netwerk voor u in nette kleine stukjes, waarin u alleen wetenschap, alleen economie, alleen maatschappelijke verschijnselen, alleen korte berichten, alleen human interest of alleen seks zult aantreffen. (…) ‘Laten we het kennis, belangen, recht en macht niet vermengen,’ lijken die te zeggen. ‘Laten we hemel en aarde, het wereldomvattende en het lokale, het menselijke en het niet-menselijke uit elkaar houden.’ ‘Maar die kluwens brengen de vermenging juist tot stand,’ zult u zeggen, ‘ze maken het weefsel van de wereld waarin we leven.’ ‘Laten we maar net doen alsof ze niet bestaan,’ antwoorden de analytici.*4

Ze hebben de gordiaanse knoop met een scherp geslepen zwaard doorgehakt. De zaken worden gesplitst*6 – links de kennis van de dingen, rechts de belangen, de macht en de door mens gevoerde politiek.

Uit: Bruno Latour, Wij zijn nooit modern geweest, vert. Joep van Dijk en Gerard de Vries, Boom, 2016 [1991].

  1. Dit is een fragment uit de inleiding van Wij zijn nooit modern geweest (1991). In dit boek, een moderne klassieker, schrijft de Franse socioloog en filosoof Bruno Latour (1947-2022) dat het onderscheid tussen natuur en cultuur onhoudbaar is geworden en dat dit eigenlijk altijd al zo is geweest. Het woordje ‘er’ slaat hier op de krant. Latour begint zijn inleiding door de krant open te slaan en te vertellen wat hij daar allemaal geschreven ziet staan.
  2. Het aidsvirus, het gat in de ozonlaag, het recht om ingevroren embryo’s te bewaren; vlak voor dit fragment heeft Latour een hele reeks nieuwsonderwerpen opgesomd. Wat ze gemeen hebben is dat het allemaal complexe problemen zijn, waarbij onze categorieën van ‘natuur’ en ‘cultuur’ onbruikbaar blijken. Is het aidsvirus natuurlijk? Een virus is weliswaar niet door mensen gemaakt, maar de verspreiding ervan hangt samen met menselijk handelen. Het is dus lastig te zeggen. Voor deze complexe problemen waarbij natuur en cultuur met elkaar vermengd zijn verzint Latour de term ‘hybriden’.
  3. Latour wil er hier op wijzen dat we geneigd zijn om deze complexe problemen, deze hybriden, te versimpelen en op te delen. Door de mensen te noemen die dit doen – de analisten, de denkers, de journalisten en de beslissers – maakt hij duidelijk dat dit een politieke keuze is. En dat er dus ook een andere keuze mogelijk is.
  4. Weer noemt Latour hier de mensen die verantwoordelijk zijn voor deze indeling, en benadrukt zo het politieke motief. Latour was zeer begaan met de klimaatproblematiek – ook weer zo’n hybride. Zolang we natuur aan de ene kant plaatsen en mensen aan de andere kant, meent Latour, kunnen we het klimaatprobleem en veel andere problemen van onze tijd niet oplossen. We moeten juist kijken naar hoe natuur en cultuur in elkaar grijpen in plaats van een probleem telkens alleen van de kant van de menselijke politiek of van de kant van de natuur te benaderen.
  5. Een gordiaanse knoop is een onontwarbare knoop.
  6. Deze splitsing is cruciaal en hangt samen met de titel van het werk. Volgens Latour hangt de moderniteit samen met het idee dat je aan de ene kant de mens hebt en aan de andere kant de natuur, en dat de mens de natuur naar zijn hand kan zetten. Maar deze splitsing, meent hij, heeft in de praktijk nooit gewerkt. Mens en natuur zijn altijd al vermengd geweest. Vandaar zijn conclusie: wij zijn nooit modern geweest.