Home Waanzin ‘Erasmus was de oervader van het Nederlandse cabaret’
Waanzin

‘Erasmus was de oervader van het Nederlandse cabaret’

Door Maurice van Turnhout op 20 augustus 2021

Desiderius Erasmas van Rotterdam Lucas Cranach
Portret van Erasmus door Lucas Cranach uit ca. 1530-1536. Beeld Collectie Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam
Cover van 09-2021
09-2021 Filosofie Magazine Lees het magazine
Sandra Langereis schreef een biografie van Erasmus. Die bepleitte niet alleen een moderne geloofshouding, hij gebruikte ook humor als wapen.

Dit artikel krijg je van ons cadeau

Wil je onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? Je bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en je hebt direct toegang.

‘De donderslagen van mijn critici beantwoordde ik met een knetterende scheet. Ik speelde de nar, sprak mijn eigen lof, en bespotte de kerkelijke idioterieën: het drama van mijn tijd.’ Aan het woord is Desiderius Erasmus Roterodamus (verm. 1469–1536). Of in elk geval, Erasmus zoals vertolkt door Sandra Langereis in haar nieuwe biografie Erasmus: dwarsdenker.

Erasmus schopte het van verdoemd priesterkind tot internationaal bestsellerauteur. Wat de Rotterdammer behield was zijn afkeer van de anti-intellectuele houding binnen de rooms-katholieke kerk, met name in de kloosters waar hij was opgegroeid. Broeders en zusters onderwierpen zich aan allerlei merkwaardige regels, zonder daar ooit kritische vragen bij te stellen.

Sandra Langereis (1967) is historicus en biograaf. Ze werkte tot 2013 als universitair docent geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en de Universiteit Leiden. Van haar hand verschenen vele artikelen en meerdere boeken over cultuur-, literatuur- en wetenschapsgeschiedenis, onder andere De woordenaar, over drukker en uitgever Christoffel Plantijn. Haar boek Erasmus. Dwarsdenker won in 2021 de Libris Geschiedenisprijs.

Als auteur van het satirische Lof der zotheid (1509) gaf Erasmus alle rangen en standen een veeg uit de pan, met speciaal venijn voor de betweterige ‘theologasters’ die hij van zo nabij kende. Met zijn bijbelvertalingen negeerde hij eeuwen van dogmatiek door zich te baseren op de Griekse bronteksten. Hij ontdekte dat de oorspronkelijke betekenis van die teksten in de canonieke Latijnse Bijbel (de Vulgaat) was verwrongen. Toen Erasmus zich in Paulus verdiepte, bleek bijvoorbeeld de erfzonde van Adam en Eva nergens meer te bekennen. Soms hadden middeleeuwse bijbelkopiisten vanuit religieuze tunnelvisie geopereerd, soms was er sprake geweest van onkunde. Kortom, de Bijbel was mensenwerk, leerde Erasmus. Geen onschuldige conclusie in de zestiende eeuw.

‘Erasmus weerstond de dwang om partij te kiezen’

Tijdens een Zoom-gesprek legt historicus Sandra Langereis (1967) uit hoe haar Erasmus-biografie rechtstreeks voortvloeide uit de research voor haar boek De woordenaar (2014). ‘Dat boek ging over Christoffel Plantijn, de zestiende-eeuwse uitgever van de Meertalenbijbel,’ vertelt Langereis. ‘Zonder het voorwerk van Erasmus was die Meertalen­bijbel er nooit gekomen. Logisch dus dat ik meer over Erasmus wilde weten. Over zijn werk als bijbelvertaler kon ik genoeg academische artikelen in het Engels terugvinden, maar er was al lange tijd geen Nederlandstalige biografie meer verschenen voor een breed publiek. Die moest ik dan zelf maar schrijven, want ik bleef met veel vragen zitten. Zoals: welke offers moest Erasmus brengen om zo’n enorm en tegendraads oeuvre op te bouwen?’ Hoewel Erasmus de kerk nooit de rug toekeerde, leidde zijn kritische houding tot een leven van financiële onzekerheid en nauwgezet reputatiemanagement. Helemaal toen zijn protestantse antagonist Maarten Luther aan de horizon verscheen.

Luther brak met de kerk, Erasmus niet. Wat maakte Erasmus dan tot een echte dwars­denker?
‘Luthers geloofsbeleving is heel archaïsch. Anders dan Erasmus zag Luther de Bijbel niet als mensenwerk, maar als het woord van God, rechtstreeks ingeblazen door de Heilige Geest. Het geluid van Erasmus was veel dwarser. In de zestiende eeuw was hij als enige in staat om op een moderne manier over geloof na te denken. Daarom kreeg hij het niet alleen met katholieke inquisiteurs aan de stok, maar ook met protestanten. De kerk verweet Erasmus dat hij niet kritisch genoeg was op Luther; de protestanten vonden dat hij Luther onvoldoende steunde. Het feit dat Erasmus bij beide kampen dwarslag, is vaak onterecht geïnterpreteerd als lafheid, draaikonterij.’

Wat was het dan wel?
‘Erasmus weerstond de dwang om partij te kiezen. Hij kon en wilde geen leider van mensenpartijen zijn, schreef hij ooit in een brief. Erasmus ervoer de eerste twee decennia van de zestiende eeuw als een buitengewoon kansrijke tijd. De jonge paus Leo X las humanistische literatuur. Erasmus hoopte dat hij met zijn rationele benadering van Bijbel en geloof een programma kon bieden om een nieuwe generatie priesters op te leiden, weg van de ultraorthodoxe theologen die werkten in het voetspoor van Thomas van Aquino. Tot aan de opmars van Luther dacht Erasmus nog dat hij de kerk van binnenuit kon hervormen. Dat bleek naïef te zijn geweest. Toen Luther eenmaal verscheen, moest elk kritisch geluid binnen de kerk tot zwijgen worden gebracht, ook dat van Erasmus.’

Even tussendoor… Meer lezen over Erasmus en andere grote denkers? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

U gebruikt af en toe het woord ‘erasmianisme’. Wat houdt het precies in? Is het een leer, is het een denkhouding?
‘In de zestiende eeuw waren er mensen die zich erasmiaan noemden, kritische katholieken. Maar vooral in de negentiende en twintigste eeuw werd erasmianisme een containerbegrip waar je van alles in kon plempen, en waar de historische Erasmus zich niet in herkend zou hebben.’

U noemt onder andere een essay van Dick Pels, waarin Erasmus als strijder tegen de jihad wordt ingezet. Waarom is dat volgens u onjuist?
‘Het is niet per se juist of onjuist. Kijk, als biograaf wil ik allereerst weten wat de doelstellingen van de historische Erasmus waren, hoe hij ze zelf geformuleerd heeft. In 1500 kon hij zich onmogelijk een beeld vormen van het jihadisme in onze tijd. Het verleden is geen receptenboek met medicijnen voor actuele problemen. Andersom geredeneerd hebben de recente jihadistische aanslagen in Europa mij wel geïnspireerd om een boek te schrijven over een gelovige die heilige teksten op een rationele, empirische manier behandelde. Zo denk ik als historicus met een omweg van vijf eeuwen na over kwesties die onze huidige samenleving verdelen. Of je nu christen, moslim of jood bent, dankzij Erasmus kun je tegen medegelovigen zeggen: grijp niet meteen terug op heilige teksten om je gedrag te verantwoorden. Vijf eeuwen geleden liep er al een man rond die had bedacht dat geloven niet automatisch betekent dat je ultraorthodox leeft. Een man die pleitte voor een individuele, goed geïnformeerde geloofsbeleving, zodat de gelovige zelf een oordeel kan vormen.’

De tragiek is dat Erasmus met zijn rationele houding in een isolement raakte toen de tijden weer polariseerden.
‘Zo’n houding is ook niet simpel. Erasmus had het zichzelf best wat makkelijker kunnen maken. Zijn tragiek is bovendien onderdeel van een patroon. Onlangs las ik een interview met Ahmed Marcouch, de burgemeester van Arnhem. Hem werd gevraagd naar de bedreigingen tegen een Rotterdamse leraar die een Mohammed-cartoon in zijn klaslokaal had gehangen. Als gelovige voel ik mij niet beledigd door een cartoon, stelde Marcouch, wel door mensen die cartoonisten en leraren bedreigen. Hij wees op de toenemende invloed van salafisten en hield een pleidooi voor een goede imam-opleiding aan een Europese universiteit. Daarmee formuleerde
hij een erasmiaans programma: het trainen van nieuwe, verlichte priesters. Het maakt Marcouch tot een dwarsdenker, want zulke ideeën krijgen voorlopig nergens voet aan de grond. Maar het is volgens mij wel waar je naartoe wilt in een moderne multiculturele samenleving.’

‘Door middel van humor kon Erasmus de autoritaire zestiende eeuw overleven’

U noemt Erasmus de oervader van het Nederlandse cabaret. Hoe ziet u die verwantschap?
‘In boekhandels vind ik Erasmus’ Lof der zotheid bijna altijd terug op het filosofieplankje. Jammer, want Erasmus zag zichzelf in de eerste plaats als literator en taalwetenschapper. Een van zijn grote voorbeelden was de Griekse satiricus Loukianos. Pas toen ik Lof der zotheid door de bril van Loukianos ging lezen, in plaats van door een filosofische bril, zag ik de verwantschap met cabaret. Door middel van humor kon Erasmus overleven in een autoritaire samenleving, en kon hij het zich veroorloven om kritische dingen te formuleren zonder daarop afgerekend te worden.’

Het maakte hem ongrijpbaar.
‘Precies. Zelf ben ik opgegroeid met het cabaret van Neerlands Hoop, van Bram Vermeulen en Freek de Jonge. De humor van Neerlands Hoop was fel, hard, agressief. Ze gingen niet voor niets zo tekeer, ze waren strategische dwarsdenkers. Ze wilden de stijve samenleving van de jaren zeventig opschudden. Als je nu naar Neerlands Hoop luistert, merk je hoe braaf Nederland weer is geworden.’

Ook Freek de Jonge is een Erasmus-achtig lot beschoren. Afgeschreven als een figuur van de oude orde.
‘De dominee van de linkse kerk, ja. Misschien is dat wel inherent aan humor. Het kan een krachtig en effectief wapen zijn, maar op de lange duur is het ook kwetsbaar. De samenleving kan zodanig veranderen dat een bepaalde vorm van humor in zijn shockeffect ineens volledig tijdgebonden blijkt te zijn. En dan moet je die grap gaan uitleggen of verdedigen. In een van de liedjes van Neerlands Hoop komt de tekst voor: “Omdat de helft al dood is, en ik geen ene schele Jood mis, doe ik aan cabaret.”’

Heftig.
‘Met hun grap hadden Bram en Freek volgens mij geen antisemitische intentie. Maar antisemitisme is tegenwoordig weer virulent, waardoor de waakzaamheid tegen mogelijk antisemitische uitlatingen is verscherpt. En dan wordt er bij zo’n grap niet altijd meer gekeken naar de satirische context. Theo Maassen overkwam iets soortgelijks. Een paar van zijn grappen werden niet als satire herkend en als vrouwonvriendelijk opgevat. Micha Wertheim nam het voor zijn collega Maassen op: alleen al aan de kostumering en enscenering van zijn show zie je toch dat het satire is? Het interessante is dat Wertheims observatie eerder bijna letterlijk door Erasmus is gedaan. In Lof der zotheid zegt Vrouwe Dwaasheid: “Aan mijn smoelwerk zie je toch meteen dat ik dwaas ben en dwaas spreek?” Dat “smoelwerk” verwees naar het toneelmasker van acteurs uit de oudheid.’

Hoe komt het dat zo’n smoelwerk niet meer wordt herkend?
‘Tja, de huidige samenleving is gepolariseerd. Enerzijds is de politiek aan het verrechtsen, anderzijds staan er bij­voorbeeld mondige en actieve vrouwen­bewegingen op. Zij zien satire niet langer als effectief middel om je tot machts­structuren te verhouden. Dat heeft alles met de politieke context van deze tijd te maken. Donald Trump gebruikte ironie vaak om zijn eigen macht te legitimeren, om naar beneden te trappen. Dat maakt ironie en humor verdacht, vanuit het perspectief van de gekleineerde underdog. Voor Erasmus betekende humor nog verzet tegen de gevestigde orde. Eén generatie later, en zijn strategie was volstrekt gedateerd. Zo snel kan het gaan.’

Erasmus: dwarsdenker, Sandra Langereis - Paperback - 9789403116723

Erasmus: dwarsdenker. Een biografie
Sandra Langereis
De Bezige Bij
784 blz.
25,-