Home Douwe Draaisma: ‘In de waanzin blijft het verstand juist intact’
Waanzin

Douwe Draaisma: ‘In de waanzin blijft het verstand juist intact’

Mensen met waanideeën kunnen denken dat ze Christus zijn. Toch is de rede het laatste wat een verwarde ziel prijsgeeft, zegt Douwe Draaisma.

Door Lianne Tijhaar op 23 december 2022

Douwe Draaisma psycholoog waanzin Beeld Sake Elzinga

Mensen met waanideeën kunnen denken dat ze Christus zijn. Toch is de rede het laatste wat een verwarde ziel prijsgeeft, zegt Douwe Draaisma.

Filosofie Magazine FM1 2023
01-2023 Filosofie magazine Lees het magazine

Over mensen die in een psychose belanden wordt vaak gezegd dat ze hun verstand hebben verloren. Psycholoog Douwe Draaisma ziet dat anders. In de waanzin blijft het verstand juist intact. ‘Het moet des te harder aan het werk, omdat het zulke wonderlijke ervaringen te verwerken heeft.’

Draaisma is emeritus hoogleraar geschiedenis van de psychologie aan de Universiteit Groningen. Zijn academische carrière wijdde hij aan het geheugen. Dat probeerde hij te doorgronden in zijn wetenschappelijk onderzoek, maar ook via kunst en literatuur – daarin vindt hij bruikbare metaforen die in de vakliteratuur geen plek krijgen. Zijn inzichten over het geheugen verwerkte hij in populaire boeken als Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt (2001) en Vergeetboek (2010).

In zijn nieuwe boek De man die zijn hoofd verloor duikt hij in de wereld van wanen, hallucinaties en illusies. Het resultaat van zijn historisch veldwerk is een palet aan verhalen over de meest bizarre wanen, zoals het syndroom van Cotard. Mensen met dit syndroom zijn er heilig van overtuigd dat ze reeds zijn overleden. Sommigen gaan in een kist liggen en komen er niet meer uit. Maar lang niet alle afwijkende belevingen zijn ziekelijk of beangstigend. Zo bieden rouwhallucinaties soms troost. Het kan fijn zijn om je overleden geliefde tijdens het koken te horen neuriën. Voor zulke ervaringen hoeft niemand zich te schamen; ze kunnen ons allemaal overkomen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘Als de omstandigheden veranderen, dan verandert ook de stoornis’

En ook iemand die denkt dat hij dood is, is dus niet zijn verstand verloren?
‘Het verstand moet juist extra hard aan het werk om die vreemde ervaring in een begrijpelijk verband te plaatsen. Mensen met het syndroom van Cotard trekken de meest logische conclusies uit de gedachte dat ze dood zijn. Ze stoppen met eten en drinken, want dat heeft weinig zin als hun organen niet meer werken. Suïcidale patiënten die met dit syndroom te maken krijgen hebben niet langer de neiging om zelfmoord te plegen; ze zijn immers al dood. Deze mensen verliezen hun verstand niet. Ze proberen met hun verstand chocola te maken van een heel gekke beleving.’

Als een waan geen verlies van rationaliteit is, wat is een waan dan?
‘Een waan is een gedachte of voorstelling waar iemand zelf in gelooft, maar die niet overeenkomt met de realiteit. In die zin zit er iets pathologisch in. Maar niet elke waan is een ziekte. Sommige wanen zijn duidelijk psychiatrisch, zoals denken dat je Christus bent, of dood. Het syndroom van Capgras, waarbij je denkt dat een familielid is vervangen door een dubbelganger, is al minder zeldzaam; het komt ook voor bij ­alzheimerpatiënten. Fantoomervaringen zou ik niet ziekelijk noemen, die kunnen werkelijk iedereen treffen.’

Onschuldige fobie

Als je dingen ziet die er niet zijn hoef je niet altijd naar de psychiater. ‘Soms zijn belevingen afwijkend, maar hebben ze geen negatieve consequenties en hoeven ze niet aangepakt te worden,’ vertelt Draaisma. ‘Bijvoorbeeld een onschuldige fobie die geen enkele realiteitswaarde heeft, maar waar iemand zich toch niet overheen kan zetten. Rouwhallucinaties komen niet overeen met de realiteit, maar worden vaak wel als een geruststelling ervaren. Er bestaat dus een verloop van ernstig pathologisch lijden naar onschuldige ervaringen, die zelfs heilzaam kunnen zijn.’

Waar ligt de grens tussen een gezonde en een zieke waan?
‘Je kunt je wanen beter op een continuüm voorstellen. Vergelijk het met het onderscheid tussen figuurlijk en abstract. Er is zo’n groot middengebied dat het weinig zin heeft om een grens aan te wijzen. En het verschilt ook nog eens per periode uit de geschiedenis wat we als psychiatrische ziekte beschouwen. De psychiatrie kent allerlei stoornissen die op een gegeven moment ontstaan, zich epidemisch verspreiden en weer uitdoven. Dat opbloeien en weer verdwijnen vereist een ecologische nis waarin stoornissen kunnen gedijen. Dit maakte wetenschapsfilosoof Ian ­Hacking prachtig duidelijk: als de omstandigheden veranderen, dan verandert ook de stoornis.’

Bij wanen denk je aan een stoornis in het hoofd, maar ze ontstaan dus in interactie met je omgeving.
‘Ze worden in elk geval gemoduleerd door de omgeving. Je hebt nu geen mensen meer die denken dat ze ­Napoleon zijn, en in Engeland waren Churchill-wanen altijd al talrijker dan Napoleon-wanen. Wanen krijgen vorm door de omgeving waarin je je bevindt en de tijd waarin je leeft. Maar dat er vaak leidende figuren worden gekozen in een waan, dat is dan weer een tijdloze en constante eigenschap.’

In uw boek gebruikt u veel historisch materiaal. Die psychiatrische beschrijvingen zijn interpretaties uit een andere tijd. Hoe gaat u daarmee om?
‘Zoals een historicus dat hoort te doen: door oog te hebben voor de historische context. Ik schrijf bijvoorbeeld over een casus uit 1962 van drie mannen die dachten dat ze Christus waren. Die tijd was zeer religieus, bijna iedereen behoorde tot een kerkgenootschap. Dus als iemand beweerde Christus te zijn werd dat veel zwaarder opgevat dan vandaag de dag. Die historische omstandigheden zijn belangrijk om de casus goed te kunnen interpreteren.’

Veilige grot

In zijn boek wijdt Draaisma er een heel hoofdstuk aan: het wonderlijke verhaal over de drie mannen met een ­Christus-waan, die bij wijze van experiment worden samengebracht in de psychiatrische inrichting Ypsilanti in Michigan. De behandelend psycholoog probeert de mannen te bevrijden van hun waan door ze te confronteren met twee andere patiënten die dezelfde identiteit claimen. Door deze confrontatie zouden de mannen onmiddellijk inzien dat hun waanidee niet klopt, was het idee. Maar de aanpak mislukt.

Gelukkig maar, zegt Draaisma, want deze psycholoog had helemaal geen oog voor de functie van de wanen. ‘Hij wilde zijn patiënten “bevrijden”, maar die mannen beschreven hun waan als een soort grot waarin ze zich veilig voelden. Ook al gebeurde het met de beste bedoelingen, het effect van de therapie zou rampzalig zijn geweest. Zonder de waan dat ze Christus zijn zouden er drie maatschappelijk mislukte mannen overblijven met een laag zelfbeeld. Ze hadden voor zichzelf een manier bedacht om hun eigenwaarde overeind te houden.’

De waan is een verdedigingsmechanisme, een schild.
‘Precies. Daarom verzetten deze patiënten zich zo hardnekkig. Door hun wanen konden ze zich staande houden. Wanen als deze zijn een vorm van zelfbescherming.’

‘Niet elke waan is een ziekte’

Moeten we mensen met wanen dan überhaupt wel genezen?
‘Ja, want sommige wanen maken een normaal maatschappelijk leven onmogelijk. Het is moeilijk om iemand in een gezin te handhaven die denkt dat hij Christus of Napoleon is. Dat is echt een aandoening. Aanhangers van de antipsychiatrie-beweging uit de jaren zeventig romantiseerden de betekenis van wanen. Ze dachten dat mensen met wanen toegang hadden tot een soort hogere waarheid waar wij blind voor zijn. Dat idee is wel verlaten.’

Maar we moeten iemand dus niet gewoon confronteren met de feiten?
‘Het heeft niet zoveel zin. Stel dat jouw broer in de war raakt. Jij bezoekt hem op zijn afdeling en hij wil niet geloven dat jij echt zijn zus bent. Jouw impuls is dan om iets te vertellen wat alleen jullie twee kunnen weten. En dan gaat het mis, omdat je broer denkt: mijn echte zus zit ook in het complot, want hoe kan deze bedriegster dit anders ooit weten? Dat is een heel logische afleiding. Zo gaat het ook bij Christus-wanen. Daar klets je mensen niet zomaar uit.’

Wat moet een psychiater dan wel doen met een patiënt die denkt dat hij Christus is?
‘Tegenwoordig wordt dit aangepakt met antipsychotica. Met medicijnen kun je bereiken dat mensen hun waan niet meer nodig hebben. Ze kunnen soms bijna van het ene moment op het andere hun waansysteem verlaten.’

Hun waansysteem?
‘Ja, het is een systeem. Waanideeën hebben een schil van vertakkingen om ze consequent en consistent te houden. Want als je denkt dat je Christus bent, dan moet je ook een idee hebben over hoe je hier geboren bent. Je hebt ideeën nodig over jouw verwekker. Je moet kunnen verklaren waarom niemand eerder heeft opgemerkt dat je Christus bent. Een waansysteem heeft een complexe innerlijke orde. Dat maakt onderzoek met ex-patiënten zo lastig. Als de beleving eenmaal weg is, vinden ze het moeilijk om hun oude waansysteem
nog terug te halen. Vaak zijn mensen opgelucht dat ze uit die sfeer zijn.’

Ze hebben een soort paradigmashift gemaakt.
‘Ja, met je huidige inzicht wordt het waansysteem met terugwerkende kracht zo bizar en exotisch dat je daar niet graag aan terugdenkt.’

Zulke complexe systemen zie je ook bij complotdenkers, waardoor een discussie bijna onmogelijk wordt.
‘Het nadeel is dat complottheorieën ook daadwerkelijk schadelijk kunnen zijn. Neem bijvoorbeeld de complotdenkers die vorig jaar werden veroordeeld omdat ze verhalen verspreidden over babymoorden en satanische rituelen in Bodegraven. Die complottheorieën hadden grote impact op de nabestaanden van de kinderen die daar begraven lagen. Die mannen zijn in het strafrecht beland, niet in de psychiatrie.’

Hoe bepaal je of iemand bewust een complot verspreidt of in een waan zit?
‘Dat is moeilijk. Ik denk dat er onder complotdenkers aardig wat psychiatrisch lijden ligt. Maar misschien niet genoeg om iemand op te nemen. En als de consequenties van die wanen strafrechtelijke implicaties hebben, dan kom je in het strafrecht terecht.

Sommige mensen belanden er terwijl ze daar eigenlijk niet horen. De Limburgse jongen die drie mensen doodstak, Thijs Hermans, is onderzocht door psychiaters. Ze concludeerden dat hij verminderd toerekeningsvatbaar was, omdat hij in een psychose handelde. Maar de rechter oordeelde uiteindelijk dat Thijs met zoveel rationaliteit te werk was gegaan – hij plande zijn reis, hij zocht op internet naar symptomen van een psychose – dat hij wel toerekeningsvatbaar moest zijn. In hoger beroep werd die argumentatie herhaald.

Hier zien we opnieuw de lekenvoorstelling dat mensen in een psychose niet meer kunnen nadenken. Het is schokkend dat rechters deze redeneerwijze verkozen boven het deskundigenadvies van psychiaters. Thijs kreeg uiteindelijk 22 jaar gevangenisstraf én tbs met dwangverpleging, alsof de rechters zelf ook niet konden beslissen of dit nou bestraft of behandeld moest worden.’

De man die zijn hoofd verloor. Over wanen en illusies
Douwe Draaisma
Historische Uitgeverij
160 blz.
€ 24,50