‘Je zult mijn been breken’, zegt de slaaf Epictetus tegen zijn meester Epaphroditus, die met al zijn kracht aan hem trekt om hem weer aan het werk te krijgen. Epictetus lacht er vriendelijk bij, hoewel hij even daarvoor uitgeput van het zwoegen in elkaar is gezakt. Maar zijn meester blijft aan het been trekken, tot dat even later met een droge krak meegeeft. ‘Had ik je niet gezegd dat het zou breken’, merkt de slaaf nog altijd even kalm op. Epaphroditus is zo onder de indruk van Epictetus’ onverstoorbaarheid dat hij hem in vrijheid stelt. Wel zal de vroegere slaaf altijd kreupel blijven.
Het gedrag van Epictetus geldt in de eerste eeuwen van onze jaartelling als voorbeeldig. In die tijd is de Stoa de toonaangevende levensbeschouwing in de Romeinse wereld. En die uit Griekenland afkomstige filosofenschool stelt apatheia, onverstoorbaarheid, als ideaal. Daarbij heeft Epictetus (geboren in het jaar 50,sterfjaar onbekend) niet alleen zelf bewezen dat hij zich weet te beheersen, hij leert ook anderen hoe ze dat moeten doen. ‘Niet de dingen zelf maken de mensen van streek, maar hun denkbeelden erover.’ Die uitspraak uit zijn Zakboekje vat goed de leer samen die hij, eenmaal vrij man, in zijn eigen filosofenschool onderwijst.
In Epictetus’ tijd bestaat waarschijnlijk nog meer behoefte aan onverstoorbaarheid dan nu, alleen al gezien de grillige politieke situatie. Het ene moment kun je als invloedrijk Romein of als een van diens gunstelingen een goed leven leiden. Het andere moment kun je in ongenade vallen en bezit, vrouw, kinderen en vaak ook je eigen leven verliezen.
Epictetus zelf weet hoe wisselvallig het lot kan zijn. Eerst mag de voormalige slaaf de zonen van de voorname burgers opleiden. Een van hen, Flavius Arrianus, werkt zijn colleges uit – Epictetus zelf heeft niets op schrift gesteld – als de Diatriben. Hij maakt daar ook het uittreksel van dat Epictetus’ naam zal vereeuwigen: het Encheiridion, dat oorspronkelijk ‘in de hand passend’ of ‘bij de hand’ betekent en later wordt vertaald als Zakboekje, zoals het nu nog steeds bekendstaat. Maar omstreeks 92 n.Chr. verbant keizer Titus Flavius Domitianus alle wijsgeren uit Rome. Epictetus gaat niet terug naar Phrygië, in het huidige Zuid-Turkije, waar hij als zoon van een slavin ter wereld is gekomen. In plaats daarvan vestigt hij zich in de Griekse plaats Nicopolis, waarschijnlijk omdat die op de weg van Rome naar Athene ligt en hij zo Romeinse studenten kan blijven trekken.
Omdat de omstandigheden steeds veranderen, leert Epictetus dat je er verstandig aan doet je gemoedstoestand daar niet van te laten afhangen. Dat zou je je vrijheid ontnemen, terwijl die voor hem het hoogste goed is – de term komt zo’n 130 keer voor in zijn niet al te dikke oeuvre, relatief zes keer zo vaak als in het Nieuwe Testament. Maar vrijheid heeft voor hem wel een andere betekenis dan velen er vandaag de dag aan toekennen. Het gaat de stoïcijn er niet om alles te kunnen wat je wilt, maar juist om alleen dat te willen wat je kunt. Als jij wilt wat niet binnen je bereik ligt, teken je daarmee voor je eigen ongeluk. Wat je moet leren, is onderscheid maken tussen waar je wel en waar je geen invloed op hebt. Zo is het ‘naïef te denken dat je vrouw, kinderen en vrienden eeuwig blijven leven, want dan wens je te gebieden over iets wat buiten je bereik valt en overschrijd je je eigen grenzen. […] Daarom moet ieder die vrij wil zijn niets wensen of vrezen wat van anderen afhangt. Zo niet, dan ben je onherroepelijk hun slaaf.’
Elke week aan het denken worden gezet met de mooiste verhalen uit Filosofie Magazine? Schrijf u in voor de gratis nieuwsbrief
Meld u aan voor onze nieuwsbrief
Vrij zijn, zegt de vrijgemaakte slaaf, is geen slaaf zijn. Geen slaaf van anderen, geen slaaf van je eigen begeerten. Wantrouw de emoties, zegt de stoïcijn dan ook. Want vrij zijn begint ermee je niet te laten leiden door lust, onlust, begeerte en vrees. Als individu kun je dit voorkomen door het juiste gebruik te maken van de rede (orthos logos). Die geeft ook inzicht in de Logos, de universele rede die volgens harmonieuze wetten alle dingen bestuurt en alle wezens leidt. Zo krijg je zicht op jouw plaats in het grotere geheel; net als alle andere mensen dien je te leven in overeenstemming met de wereldorde.‘Vergeet niet dat je een toneelspeler bent in een stuk waarvan de schrijver de plot heeft bedacht. Hij bepaalt de lange of korte duur van je optreden en als hij wil dat je een arme sloeber speelt, heb jij maar te zorgen dat je zo’n figuur met verve uitbeeldt.’
Strooien matras
Zo makkelijk is dat alleen nog niet: je rol goed spelen. Behalve van goed nadenken en zo inzien wat bij je past (weten wat je rol is), is het ook een kwestie van hard werken en je niet hechten aan aardse zaken. ‘Neem voor je lichamelijke behoeften alleen het strikt noodzakelijke, ik bedoel dingen als voedsel, kleding, behuizing en slaven. En schrap alles wat gericht is op uiterlijk vertoon of luxe.’ Epictetus zelf bezit slechts een strooien matras, een mat en als grootste luxe een ijzeren lamp. Als een dief de lamp steelt – de wijsgeer doet zijn deur nooit op slot – vervangt hij die door een eenvoudig exemplaar van klei.
Maar de geest moet het meeste werk op zich nemen. Een typerende oefening is de praemeditatio mallorum, waarbij je van je het meest negatieve scenario uitgaat. Stel dat je een bezoek gaat brengen aan een hooggeplaatst iemand. ‘Stel je dan voor dat je hem niet thuis zult aantreffen, dat er niet wordt opengedaan, dat de deur voor je neus wordt dichtgeslagen en dat hij geen tijd voor je heeft.’ Zo kun je je ook voorbereiden op het afscheid van je dierbaren: ‘Stel dat je je kind of je vrouw kust, dan is het: “Een sterveling, meer niet, geef ik een kus.”’ En wat als de tegenspoed je werkelijk overvalt? Nu komt het erop aan, zegt Epictetus. Nu weet je waar je al die tijd voor getraind hebt. Cruciaal is ten eerste om onderscheid te maken tussen de werkelijke situatie en de gevoelens die je erbij hebt. ‘De zoon is dood. Wat is er gebeurd? De zoon is dood, verder niets? Niets. […] “Iets slechts is hem overkomen” is een toevoeging.’ Ten tweede moet je niet denken dat je iets verloren hebt. ‘Nooit mag je bij enig verlies zeggen: “Ik ben het kwijt”, maar: “Ik heb het teruggegeven.” Is je kind gestorven? Zeg dan: “Het is teruggegeven.”’
Ons kan dit wel erg rationeel en ongevoelig in de oren klinken, maar voortijdig verlies van je naasten, je bezittingen en van je eigen leven kwam in de Romeinse tijd veel vaker voor dan in de onze. Door de al genoemde altijd onzekere politieke situatie, maar ook doordat de medische zorg slechter was dan nu. Je niet te veel hechten was dus praktisch. Daarbij maakte onverstoorbaarheid je in de ogen van je tijdgenoten tot een wijs man. Wie zich door zijn emoties van de wijs liet brengen, schatte zijn persoonlijke lotgevallen verkeerd in en toonde zo aan geen goed gebruik van de ratio te maken. Wie ondanks alle rampspoed die hem overkwam kalm bleef, bewees de gebeurtenissen in hun ware proporties te kunnen zien: als minieme maar noodzakelijke onderdelen van het meesterplan van de Logos. ‘Een man zonder enige ervaring met de wijsbegeerte zal altijd anderen aansprakelijk stellen voor zijn tegenslagen’, zei Epictetus, ‘een beginnend filosoof zichzelf, een volleerd wijsgeer echter geen van beide.’
Samen met zijn eigen voorbeeldige levenswijze zorgde Epictetus’ praktische leer ervoor dat hij uitgroeide tot een van de meest gevierde Romeinse filosofen. De kerkvader Origenes stelt zelfs dat hij in zijn eigen tijd populairder is dan Plato dat was geweest in het oude Athene. Keizer Hadrianus noemt zich zijn vriend en filosoof-keizer Marcus Aurelius zijn toegewijde leerling. Als het christendom terrein verovert, maakt dat zich ook meester van Epictetus’ denkbeelden. Het Zakboekje gaat als basis voor het kloosterleven dienen; de Regels van Benedictus zijn er bijvoorbeeld op geïnspireerd. Maar ook leken blijven het lezen. In de zestiende eeuw valt het onder de zogenoemde troostliteratuur en in de zeventiende eeuw nemen de neostoïcijnen er veel uit over. Vanaf de uitvinding van de boekdrukkunst verschijnen er elk jaar nieuwe edities van het Encheiridion, van de Diatriben en andere bloemlezingen.
Therapeuten
De stoïcijn krijgt zo bijna de status van een heilige, en de bijbehorende apocriefe verhalen blijven niet uit. De beginanekdote van dit artikel valt daar ook onder, die met veel creativiteit voortborduurt op een toch al niet bijzonder betrouwbaar fragment uit het werk van kerkvader Origenes. Maar opvallend genoeg zijn niet de oude Romeinen of de middeleeuwse christenen er verantwoordelijk voor, maar begin-eenentwintigste-eeuwse cognitief therapeuten – de anekdote komt van de website van een van hen. Zij vereren Epictetus als de vader van hun toonaangevende tak van psychologie, al geven ze wel een heel eigen draai aan zijn denkbeelden. De Romeinse filosoof dankt zijn status aan de al geciteerde opmerking dat ‘niet de dingen zelf de mensen van streek [maken], maar hun denkbeelden erover’. Dat is ook wat de cognitieve gedragstherapie leert: mensen met psychische klachten zoals depressies hebben vaak ongezonde percepties, overtuigingen en gedachten (kortom, cognities) en gedragingen. De manier waarop zij de wereld waarnemen en interpreteren, zorgt samen met hun verkeerde gewoonten voor problemen. Iedereen is altijd tegen me, denken ze bijvoorbeeld. En inderdaad: iedereen is altijd tegen hen – in hun eigen perceptie dan. De crux is om hen nieuwe, gezondere denk- en gedragspatronen aan te leren, zoals Epictetus dat deed in zijn filosofenschool.
Dat sluit ook aan bij wat de Amerikaans-Russische psychologe Sonja Lyubomirsky stelt. Op basis van onder meer onderzoek naar tweelingen zegt zij dat geluk voor 50 procent afhangt van aanleg, voor 10 procent van omstandigheden en voor 40 procent van bewust gedrag. We hebben dus, schrijft ze in De maakbaarheid van het geluk, ‘40 procent manoeuvreerruimte om ons geluksniveau op te krikken door middel van onze dagelijkse gedachten en gedragingen’. Het probleem is alleen dat de meeste mensen het geluk juist zoeken in die 10 procent van de omstandigheden: ‘We zijn geconditioneerd te geloven dat de verkeerde zaken ons blijvend gelukkig maken.’ Als ik de lotto zou winnen… Als mijn vrouw me eindelijk eens zou begrijpen… We zoeken, zou Epictetus gezegd hebben, het geluk juist daar waar we er geen invloed op hebben. En ook in hoe je die 40 procent dan wel goed benut stemmen Epictetus en Lyubomirsky overeen. ‘Geluk is een werkwoord’, schrijft Lyubomirsky. ‘Als we oprecht gelukkige mensen observeren, ontdekken we dat ze niet tevreden stilzitten. Ze blijven constant in beweging. Ze zoeken naar nieuwe inzichten, nieuwe wapenfeiten en oefenen controle uit over hun gedachten en gevoelens.’