Oorlog was een bijna metafysisch ontwaken uit het lege bestaan van een loden slaap.’ Met deze woorden verwelkomde de Duitse filosoof Max Scheler in de herfst van 1914 het begin van de oorlog. Wat opvalt is de lyrische toon die hij aanslaat. Die staat in schril contrast met de bijnaam die het conflict zou krijgen: ‘de gehaktmolen’ – waar uiteindelijk miljoenen mensen doorheen zouden gaan.
Het gangbare beeld is dat in Europa een luid gejuich opsteeg toen de verschillende partijen elkaar de oorlog verklaarden. Dit beeld corrigeert de historicus Koen Koch in Een kleine geschiedenis van de Grote Oorlog (2010). Hierin ontmaskert hij ‘de mythe van het oorlogsenthousiasme’. Dat enthousiasme beperkte zich goeddeels tot de thuisblijvers, die het slagveld nooit van nabij meemaakten. Koch: ‘Vooral kunstenaars, onderwijzers en hoogleraren gaven hoog op van de glorie van de oorlog.’