Home Taal ‘Doorbreek hokjesdenken: leer je eigen vooroordelen inschatten’
Taal

‘Doorbreek hokjesdenken: leer je eigen vooroordelen inschatten’

Dilara Bilgiç, schrijver en misschien wel de jongste filosoof van Nederland, heeft een missie: zich ontworstelen aan het hokjesdenken. En daarvoor moet je eerst een streep zetten door alle labels die we op mensen plakken.

Door Gerrit-Jan KleinJan op 27 mei 2022

Dilara Bilgic de hokjesdenker filosoof beeld Amke

Dilara Bilgiç, schrijver en misschien wel de jongste filosoof van Nederland, heeft een missie: zich ontworstelen aan het hokjesdenken. En daarvoor moet je eerst een streep zetten door alle labels die we op mensen plakken.

Cover van 06-2022
06-2022 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Dilara Bilgiç (2002) wil dat Nederlanders elkaar recht in de ogen kijken, ook al verschillen hun opvattingen dikwijls radicaal. In haar boek De gelabelde beschrijft ze aan de hand van filosofische en psychologische beschouwingen hoe ze zich probeert te ontworstelen aan haar eigen neiging tot in hokjes denken.

Wie wil breken met hokjesdenken, heeft volgens Bilgiç taalfilosofie nodig. Want wie problemen wil oplossen, moet ook kijken naar de manier waarop taal werkt. Ze haalt in haar boek de taalfilosoof Ludwig Wittgenstein aan, die het begrip ‘taalspel’ muntte: woorden hebben volgens deze Oostenrijks-Britse denker geen vaststaande betekenis, maar verkrijgen die in een complex web van conventies, gebruiken en afspraken. ‘Van dat mechanisme probeer ik de lezer bewust te maken. We hebben er allemaal mee te maken.’

Nederlander, moslim, coronaontkenner – wat is er eigenlijk mis met woorden die een kenmerk of eigenschap van iemand benoemen?
‘Als ik zeg: “Stop met labelen”, dan weten we allemaal dat dat niet werkelijk haalbaar is. We hebben labels nodig om de wereld te begrijpen; ze structureren onze manier van denken. Ons brein plaatst voorwerpen en mensen in categorieën om de wereld behapbaar te maken. Ik zeg daarom ook niet: laten we de labels verbannen uit ons taalgebruik. Maar als je zegt: daar loopt een Turk, daar loopt een Hollander, daar loopt een wappie, dan roep je allerlei beelden op. Zonder dat je er erg in hebt ga je eraan voorbij dat er binnen die groepen enorm veel diversiteit is.

‘Een wappie is ook gewoon een mens met idealen’

Neem de term “wappies”. Die is tijdens de coronapandemie een gemakkelijke generalisatie geworden voor een groep mensen die misschien maar weinig met elkaar gemeen hebben. De een maakt zich zorgen over het overheidsbeleid, de ander gelooft niet in het virus. Maar noem je iemand een wappie, dan zeg je eigenlijk dat het iemand is die tot die gekke groep behoort waar wie je niet naar moet luisteren. Terwijl een “wappie” ook gewoon een mens is met verlangens, met angsten, met idealen.

Hier is het taalspel van Wittgenstein volgens mij relevant: zelfs als we dezelfde taal delen, namelijk het Nederlands, spreken we in feite een andere. Want waar verwijzen we naar als we het over een wappie hebben? Doordat we deelnemen aan een ander taalspel, doordat we de regels van het spel van de ander niet kennen, weten we niet precies waar zo’n label als “wappie” naar verwijst.’

We reflecteren dus te weinig op onze taal en daarom op ons denken?
‘In het dagelijks leven ontbreekt het vaak aan een filosofische blik. Filosoof Hannah Arendt schreef dit ook al in De menselijke conditie. Bij alles wat we dagelijks doen is het de bedoeling dat we het doen om “de kost te verdienen”. Arendt noemde dat “het vonnis van de samenleving”, en stelde dat het aantal mensen dat dit vonnis zou kunnen uitdagen snel is afgenomen. Ze vat daarmee de kern van filosofische reflectie: de kunst om van perspectief te wisselen. Je traint jezelf om een kwestie vanuit verschillende hoeken te bekijken, en daardoor letterlijk meer te kunnen zien. De filosofie helpt je om in de rivier niet altijd mee te hoeven met de stroming omwille van de stroming.’

Regelmatig streept u woorden door in de tekst van uw boek. Bijvoorbeeld als u beschrijft hoe mensen naar u keken: ‘Was ik de Turk, Nederlander, Europeaan, moslim, Koerd, westerling, oosterling?’ Dat strepen leidt behoorlijk af.
‘Inderdaad, het leidt af dat er strepen door de tekst staan. Ik heb dit heel bewust gedaan. In de psychologie heet dit fenomeen salient cue, een opvallend ding dat afwijkt en waar je aandacht daardoor juist naartoe gaat. Soms heb ik ook expres geen strepen gezet in de tekst, de labels niet doorgehaald. Ook om een spel te spelen met de lezer: wacht eens, is dat niet ook een label? Het gaat me erom dat de lezer bij elke streep die ik in mijn essay door een woord zet denkt: hé, dit is een generalisatie in mijn dagelijkse taalgebruik. Hoeveel invloed heeft dit label op mijn manier van denken? En is het überhaupt erg dat ik dit label gebruik?

Ik wil daarmee laten zien hoe arbitrair onze manier van denken is. Het ene label is vanzelfsprekend en herkennen we niet meer als label, en het andere label is dan weer te generaliserend en vinden we echt niet kunnen. Beide zijn echter labels. We zijn allemaal ergens bevooroordeeld. Vaker dan we denken zitten we ernaast, zo blijkt ook uit psychologisch onderzoek. Dat is echt een blinde vlek: onze eigen vooroordelen inschatten.’

U beschrijft dat onder andere het label ‘hoofddoekdraagster’ soms negatieve reacties oproept. Welke invloed heeft dit op ons denken?
‘Een hoofddoek, die ik lange tijd heb gedragen, activeert bepaalde ideeën. Het roept beelden en associaties op. In mijn boek geef ik een voorbeeld: ik rem daarin ongelukkig voor een verkeerslicht en ik krijg van een andere verkeersdeelnemer allerlei verwensingen over mijn geloof te horen. Geloof en verkeer: twee dingen die niets met elkaar te maken hebben.

Toch heeft dit invloed op je denken. Wanneer je herhaaldelijk een specifiek label opgeplakt hebt gekregen, internaliseer je dat. Zelfs op momenten dat er geen fysieke of tastbare aanleiding voor is. Voel je ’m al aankomen? Je wordt als het ware je eigen bewaker. Net als in het panopticum van de Franse filosoof Michel Foucault. Hij gebruikte het beeld van een ouderwetse koepelgevangenis, het panopticum, als metafoor om de disciplinerende werking van maatschappelijke conventies duidelijk te maken. In zo’n gevangenis kunnen de gevangenen permanent worden bekeken vanuit een inspectietoren in het midden van het gebouw. De toren is zo ontworpen dat de gevangenen de bewakers niet kunnen zien. Daardoor weten ze ook niet of ze überhaupt worden bewaakt. Maar ze kijken wel continu tegen de toren aan. De bewoners zijn daardoor permanent op hun hoede. Het gevolg is dat ze voor de zekerheid gewenst gedrag laten zien. Daarmee bewaken ze zichzelf.

Even tussendoor… Meer lezen over Foucault, Arendt en Wittgenstein? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

De angst voor sociale uitsluiting leidt vaak tot harder werken en conformisme, vooral bij vrouwen. Het feit dat je “uitgesloten” kúnt worden, of – als we in termen van het panopticum denken  –, het feit dat je kúnt worden bewaakt, maakt dat je constant op je hoede bent en zo jezelf bewaakt. Het effect reikt ver. Door op die manier te denken label je een ander ook: de ander kán iets vinden van mij. Het vergt zelfreflectie om dit denken te doorbreken.’

Welke denkstappen moeten we zetten om hokjes achter ons te laten?
‘De eerste stap is mensen te ontlabelen. Stel je voor dat iemand tegenover je allerlei vreselijke dingen tegen je roept. Een natuurlijke impuls is de tegenaanval: “Jij noemde mij een nietsnut? Dan vind ik jou een eikel!” Dat helpt niet. Je reageert net zo emotioneel en plakt een label op de ander, net zoals diegene bij jou doet. Je komt op die manier geen stap dichter bij elkaar. Je kunt dit doorbreken door te proberen de onderliggende emoties en onbevredigde behoeftes te begrijpen. Misschien heeft degene die tegen jou tekeergaat te kampen met veel stress of heeft hij weinig rust gehad.’

U hebt een YouTube-kanaal waarin u in gesprek gaat met mensen van diverse pluimage. In een gesprek met een PVV-stemmer krijgt u weinig vleiende kwalificaties over uw geloof te horen. Toch blijft u geduldig luisteren. Een kritische tegenreactie of een debat is op zo’n moment toch niet onredelijk?
‘Ik krijg dat vaker te horen over die uitzending: je luistert te veel, je verdedigt jezelf te weinig. Maar laat ik een tegenvraag stellen: hoe waardevol is het om het debat aan te gaan als je weet dat je dan niet naar elkaar luistert? Een debat is niet altijd het beste middel om nader tot elkaar te komen.

‘Wie zich wil ontworstelen aan hokjesdenken heeft taalfilosofie nodig’

Om terug te komen bij de taalfilosofie: we zijn soms als wezens van verschillende planeten, niet in staat een brug te slaan, omdat we de taalregels van de ander niet kennen. Mijn doel is niet debatteren, maar verbinden. Dan moet je eerst luisteren. Ik geloof niet dat zij er plezier aan beleeft om vervelende dingen te zeggen. Ik wil weten wat daarachter zit. Dat betekent dat je soms je mond moet houden. Bovendien, ik vind het ook belangrijk om háár aan het woord te laten. Op een gegeven moment denk je alleen nog in labels over anderen. Want ook het label “PVV’er” is beladen: een PVV’er is voor sommigen gelijk aan een racist.

Natuurlijk hoor ik ook dingen waar ik het niet mee eens ben. De discussie is iets voor een later moment, nadat we elkaar hebben gesproken van mens tot mens. Met deze mevrouw heb ik uiteindelijk een heel mooi en respectvol gesprek gehad, over ons dagelijks leven voorbij politieke opvattingen. Nu we elkaar als compleet mens zien, is er ruimte voor discussie. Eerst stap één: luisteren. Dan stap twee: jouw inbreng.’

Een grote inspiratiebron voor u is de psycholoog Marshall Rosenberg (1934-2015). Deze Amerikaan bedacht het fenomeen ‘geweldloze communicatie’.
‘Rosenberg ontwikkelde een methode om een negatieve spiraal in denken en doen te doorbreken. Hij zette zijn methode in bij conflicten tussen personen in zijn praktijk: kijk voorbij het verwijt, pin iemand niet vast op één label. Ik denk dat zijn methode ook toe te passen is in het dagelijkse leven in de maatschappij.

Deze manier van kijken was waardevol geweest bij wat de “avondklokrellen” zijn gaan heten. Peter R. de Vries hoorde ik toen op tv zeggen: waarom gaan die mensen rellen? Wat speelt er allemaal op de achtergrond mee? Hij werd toen afgewimpeld, terwijl hij een wezenlijk punt had. Vrijwel niemand gaat voor zijn lol rellen. Waarom typeren we de mensen die zulke dingen doen maar op één manier? Wat is hun behoefte? Is rellen een uitlaatklep, en zo ja, waarvoor?’

Niet denken in stereotypen vinden veel mensen lastig.
‘Dat is het ook. Ik struikel er nog dagelijks over. Het vergt inspanning, reflectie en zelfreflectie om voorbij het label te kunnen kijken en de mens tegenover je te kunnen erkennen als mens. Ik wil ook absoluut niet zeggen dat ik de methode beheers. Het is voor mij vooral een zoektocht ernaartoe.’

Dilara Bilgiç spreekt vrijdag 5 april 2024 op de Nacht van de Filosofie in Rotterdam en zaterdag 20 april op de Nacht van de Filosofie Amsterdam over hokjesdenken.

De gelabelde. Pleidooi voor een genuanceerde wereldbeschouwing