Home Denkfouten: Principekwestie
Denkfouten

Denkfouten: Principekwestie

Door Jeroen Hopster op 24 september 2015

Cover van 10-2015
10-2015 Filosofie magazine Lees het magazine
 Stel, iemand neemt een principieel standpunt in over een toegepast moreel vraagstuk: een onvoorwaardelijk ja of nee. Prenatale diagnostiek? Uit den boze. Consumptie van vlees? Nooit verbieden. Of je het daar nu mee eens bent of niet, de principiële ja- of neezegger is in ieder geval consequent: hij of zij houdt altijd vast aan dezelfde morele lijn. Toch?  
 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De zaak ligt wat ingewikkelder. In zijn boek Op de vleugels van Icarus laat techniekfilosoof Peter-Paul Verbeek zien dat techniek en moraal met elkaar meebewegen. Technologische ontwikkelingen veranderen onze morele keuzeruimte. Neem de mogelijkheid om een foetus op afwijkingen te screenen. Ouders kunnen weigeren om van die techniek gebruik te maken. Eeuwenlang is de zwangerschap immers zonder gegaan. Verdedigt wie nee zegt tegen prenatale screening, niet dezelfde positie als zijn pretechnische voorouders? 
 
Geenszins, beargumenteert Verbeek. Met de voortschrijdende techniek veranderen onze keuzemogelijkheden, en daarmee transformeert het morele speelveld. Alleen het feit dat de prenatale technologie bestaat – dat de ouders er gebruik van hadden kúnnen maken – maakt dat zij verantwoordelijkheid gaan dragen voor het krijgen van een kind met aangeboren aandoeningen. De positie die zij verdedigen verschilt in moreel opzicht van hun voorouders: die hadden de keuze immers niet. 
 
De morele keuzeruimte is dynamisch, en geldt dat ook voor posities binnen deze ruimte: mettertijd kunnen die verschuiven. Stel dat er een nieuw vleesvervangend product op de markt komt, dat in alle opzichten identiek is aan dierlijk vlees, met als enige verschil dat er geen onnodig dierenleed met de productie gepaard gaat. Dankzij de komst van dit alternatieve product, verandert het morele gehalte van het standpunt dat vleesconsumptie nooit verboden moet worden. Het standpunt klinkt nog steeds hetzelfde, maar de morele betekenis is verschoven.  
 
Toegepaste morele vraagstukken worden voortdurend getransformeerd door nieuwe keuzemogelijkheden en nieuwe feitenkennis. Voor politieke vraagstukken, waar de relevante feiten vaak onbestendiger zijn, geldt dat nog sterker. Dobberen er duizend, tienduizend, of honderdduizend vluchtelingen voor de poorten van Europa? Dreigt de aarde in afzienbare tijd met 1, 4 of 6 graden op te warmen? Politieke en morele besluitvorming kan niet van zulke feiten abstraheren. Vasthouden aan een principiële stellingname (’Geen cent meer naar Griekenland!’) is, in een veranderlijke wereld, vaak een vorm van geestelijke luiheid.