Home Het kwaad ‘Skarga gaf de onverschilligheid nooit vrij spel’
Het kwaad

‘Skarga gaf de onverschilligheid nooit vrij spel’

Alicja Gescinska schreef het voorwoord bij de memoires van de Poolse filosoof en goelag-overlever Barbara Skarga (1919-2009).

Door Marnix Verplancke op 24 maart 2023

Goelag Rusland Barbara Skarga Gevangen in een goelag in Siberië, datum onbekend. Beeld GL Archive / Alamy

Alicja Gescinska schreef het voorwoord bij de memoires van de Poolse filosoof en goelag-overlever Barbara Skarga (1919-2009).

FM4 2023 erkenning maand van de filosofie
04-2023 Filosofie magazine Lees het magazine

‘Barbara Skarga raakte nooit verbitterd, ook al keek ze het kwaad jarenlang in de ogen,’ zegt de Pools-Belgische filosoof Alicja Gescinska (1981). ‘Ik ben ervan overtuigd dat de mens tot de vreselijkste dingen in staat is. De beschaving behoedt ons er niet voor elkaar uit te moorden, dat heeft de twintigste eeuw herhaaldelijk aangetoond. Maar toch wil ik liefdevol naar mijn medemens blijven kijken. Skarga helpt mij daarbij.’ Gescinska is een kenner van het werk van de filosoof Barbara Skarga (1919-2009) en schreef het voorwoord van Na de bevrijding, Skarga’s memoires over twaalf jaar gevangenschap in de Sovjet-Unie, waarvan ruim tien jaar in de goelag.

Samen met Leszek Kołakowski wordt Skarga tot de belangrijkste denkers van de twintigste-eeuwse Poolse filosofie gerekend. Ze studeerde filosofie in Vilnius toen ze daar op 8 september 1944 door soldaten van het Rode Leger werd gearresteerd op verdenking van lidmaatschap van Armia Krajowa, het niet-communistische Poolse verzetsleger. Na een paar jaar gevangenschap in Litouwen volgden drie Russische goelags. Hierna werd ze van 1954 tot eind 1955 gedwongen aan het werk gezet in een kolchoz, een collectieve boerderij. Pas midden jaren tachtig schreef Skarga haar memoires over die tijd – een boek dat een getuigenis vormt van de menselijke wreedheid en overlevingsdrang, maar ook van de menselijke waardigheid.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De Russische schrijver Aleksandr Solzjenitsyn won de Nobelprijs voor literatuur voor zijn beschrijvingen van het leven in de goelag. Wat voegen Skarga’s memoires daaraan toe?
‘Vanzelfsprekend kende Skarga ­Solzjenitsyns getuigenissen van de goelag. Ze schrijft met veel respect over hem. Tegelijk realiseerde ze zich ook dat ze een ander perspectief kon bieden, namelijk dat van een Europese buitenlander. Solzjenitsyn werd vastgezet door zijn eigen systeem, zij niet. En Skarga was een vrouw, waardoor zij in andere barakken zat, een ander levenstempo had en met andere problemen werd geconfronteerd, zoals de angst voor verkrachting, de bedreigingen die uitgingen van mannen of de bescherming die je van hen kon krijgen. Ze schrijft over de liefde, maar ook over abortus. We krijgen dus een vrouwelijke blik op het leven in de goelag: een belangrijke toevoeging aan de goelagliteratuur.’

Hoe hield Skarga het vol?
‘Uiteraard moet je over een sterk gestel beschikken en intelligent zijn om het meer dan tien jaar vol te houden in de goelag, maar er komt ook geluk bij kijken. Skarga was zich daar ook van bewust. Zo wist ze dat ze het geluk had dat ze lang als verpleegster had kunnen werken. Dat gaf haar bepaalde privileges. Ze werd gespaard voor zwaarder werk en ze kreeg toegang tot watten, waardoor ze de hygiëne tijdens haar menstruatie kon waarborgen. Later, toen ze in een andere goelag zat, werkte ze in een steenfabriek. Zoals iedereen moest ze bepaalde quota halen, maar omdat zij goed was in wiskunde kon ze perfect berekenen hoe ze dat moest doen.’

Bood de filosofie haar troost?
‘Veel invloed had de filosofie niet op haar dagelijkse leven in de strafkampen. Ze schrijft dat een goelaggevangene maar aan één ding denkt: eten. Je hebt zoveel honger dat je leven draait rond je ochtend- en avondpap, en je daartussen alleen maar kunt denken aan hoe je aan eten kunt komen. Elke kruimel telt. Als je honger hebt denk je niet aan Kant of Schopenhauer. Haar gedachten draaiden om overleven.

‘Skarga had medelijden met de Russische bewakers’

Maar zo gauw dit overleven lukte en ze op krachten kwam, sloop het denken binnen. Toen ze na de kampen in de kolchoz zat, wat een alternatieve gevangenis was, heeft ze in een winkeltje filosofieboeken gekocht. Ze wilde lezen en toonde zichzelf hiermee een echte humanist. Ze keerde ook terug naar de filosofie vanuit een soort nieuwsgierigheid: kon ze nog denken? We gaan ervan uit dat als je iets geleerd hebt, niemand je dat nog kan afnemen. Je kunt je huis verliezen, maar niet je kennis of je taal. Dat klopt niet, zegt Skarga. Vóór haar gevangenschap sprak ze vlot Duits en Frans en was ze heel goed in Grieks en Latijn. Die talen verdwenen. Zelfs haar Pools ging sterk achteruit, omdat ze alleen maar Russisch sprak. Ze heeft die talen nadien weer moeten aanleren.

Eenmaal terug in Warschau heeft ze zich ingeschreven aan de universiteit. Ze was bijna gepromoveerd bij Kołakowski, maar daar zag ze uiteindelijk van af, omdat hij een marxist was. Ze wilde daar niets mee te maken hebben, wat heel uitzonderlijk was voor Polen in die tijd.’

Hoe beschermde Skarga zich tegen de ontmenselijking in de goelag?
‘Ze had gesprekken met andere zeki, zoals de gevangenen werden genoemd, over zaken als muziek en literatuur. Over politiek werd niet gepraat. Ze reciteerde ook bepaalde Poolse gedichten voor zichzelf. Het was dus niet zozeer de filosofie die haar de goelag hielp doorstaan, maar wel de kracht van het woord.

Het ergste wat er volgens Skarga tijdens haar gevangenschap gebeurde, was dat er afstomping ontstond. Je wordt geconfronteerd met zulke trieste gebeurtenissen dat het je na verloop van tijd niet meer raakt wanneer iemand zegt dat hij voor 25 jaar vastzit omdat hij zijn ouders heeft vermoord. Het tegenovergestelde van liefde, zei ze daarom, is niet haat, maar onverschilligheid. Ze voelde dat ze die onverschilligheid geen vrij spel mocht geven.

Nadien had Skarga het gevoel dat ze de verhalen van haar medegevangenen moest opschrijven, omdat ze hun iets verschuldigd was. Op een gegeven moment beschrijft ze hoe iemand gevangen werd genomen en dat ze vervolgens hartelijk moesten lachen om hun eigen misère. “Als ik het nu opschrijf vind ik het erg dat we daar toen om lachten,” schrijft ze. Maar het bewijst dat de mens als het over leven en dood gaat aan het ergste kwaad kan wennen.’

Barbara Skarga Poolse filosoof
Barbara Skarga op latere leeftijd. Beeld: Louis Monier / Bridgeman Images

Wat kan Skarga ons nu nog over onverschilligheid leren?
‘De cultuur waarin we leven, wat er gezegd kan worden en wat niet, verandert en wij veranderen mee. Maar we moeten ons altijd blijven afvragen waarom we iets normaal vinden en of iets wel zo normaal is. Waar lach ik om? En is dat wel om te lachen? Of zou ik er in een andere realiteit niet om lachen?

Toen Marokko van België won tijdens het WK voetbal ontstonden er in Brussel en Antwerpen rellen. De reacties daarop waren heel hevig. Dat tuig diende opgeruimd te worden, klonk het zelfs aan de linkerzijde van het politieke spectrum. We zaten met een “Marokkanenprobleem”. Een dergelijk discours werd een paar jaar geleden alleen maar in extreem-rechtse kringen gebruikt. Nu is het mainstream geworden. We zien dus hoe onverschilligheid ontstaat over ontmenselijkend woordgebruik. Ik heb heel wat gelezen over het nazisme en het communisme, en hoe mensen vaststelden dat op een bepaald moment de lucht veranderde. Dat gebeurt nu ook.’

U had het net over het bevrijdende en relativerende vermogen van de lach. Hoe belangrijk was die als overlevingsstrategie?
‘Het belang van de lach wordt inderdaad onderschat. Die maakt ons tot mens. Als we niet meer zouden lachen zouden we halve robots zijn. Skarga beschrijft op een bepaald moment heel mooi hoe de lach haar in leven houdt:

Men kan niet zonder de lach leven. Lachen is de redding. Het creëert een afstand tot de situatie waarin we ons bevinden. Het bevrijdt ons en dwingt ons als het ware van buitenaf naar onszelf te kijken, naar ons lijden, en dat maakt het lichter. Het is ook een wapen tegen diegenen die ons als reeds overwonnen willen zien. Ons gelach beledigt hen, verbaast hen, en geeft hun te kennen dat we nog niet veranderd zijn tot willoze slaven, dat we nog steeds menselijke reacties hebben, en dat we de absurditeit inzien van deze werkelijkheid waarin we nu toevallig beland zijn en moeten leven. Lachen, dat is geestelijke onafhankelijkheid, en woedend zijn de folteraars wanneer ze gelach horen. Tussen hun op elkaar geklemde, knarsende tanden persen ze er dan uit: straks zal het lachen je wel vergaan.

Dat vat het mooi samen. Lachen is onze geestelijke onafhankelijkheid tonen.’

Skarga zei ook dat je het kwade niet moet begrijpen. Je moet het eerst en vooral bestrijden.
‘Het is niet zo dat als je iets begrijpt, je dan ook meteen weet wat de oplossing is. En het is ook niet zo dat je omdat je iets niet begrijpt niet weet dat het kwaadaardig is. Je kunt het vergelijken met de coronapandemie. We hadden eerst drie weken kunnen overleggen alvorens maatregelen te nemen, maar dan waren we te laat geweest om de verspreiding tegen te gaan. Of we konden meteen reageren, de boel op slot gooien en tegelijkertijd onderzoek doen naar met wat voor virus we te maken hadden. Soms moet je handelen voor je een volledig begrip hebt van de situatie waarin je verkeert.’

Heeft het leven in de goelag de filosofie van Skarga getekend?
‘Dat ze niets met het marxisme te maken wou hebben is zeker een gevolg van de goelag. Net als haar nuchtere, absoluut niet naïeve kijk op de realiteit. Eenmaal terug in Polen begon ze het positivisme te bestuderen, de filosofische opvatting dat alleen de empirische wetenschappen geldige kennis opleveren. Ik denk niet dat haar ervaringen daar een rol in speelden. Pas naarmate ze ouder werd sprak ze zich makkelijker uit over allerhande politieke en maatschappelijke fenomenen. Toen zag je dat haar gedachten over het kwaad en de menselijke behoefte aan psychologische stabiliteit meer op de voorgrond traden. Dat was natuurlijk een gevolg van haar verleden. Op het einde van haar leven heeft ze over eenzaamheid geschreven, de verschillende soorten en het belang ervan. De mens is geen fraai dier, benadrukte ze toen. Die uitspraak kun je pas begrijpen in het licht van haar verleden.’

Geloofde ze nog wel in de goedheid van de mens?
‘Ze was niet verbitterd, ze was alleen niet naïef. Ze bekeek de mens met een soort mededogen. Wij zetten het kritisch denken snel opzij, toonde ze, om voor gemak en veiligheid te kunnen kiezen. We hebben gebrek aan een moreel kompas en vallen terug op onze oerinstincten. De kracht van haar goelagboeken is dat wanneer je ze leest je de Russen niet gaat haten. Ze had medelijden met de Russische bewakers, die op hun beurt gevangenen waren van het communisme. Ze had te doen met de mens die gecorrumpeerd is geraakt door het systeem. Ze plaatste zich niet boven de situatie, want ze was zich ervan bewust dat zijzelf ook tot dergelijke dingen in staat zou zijn. Ze slaagde erin op een niet-veroordelende manier de pijnpunten aan te tonen.’

Dat Skarga een fervent individualist werd is dus ook te verklaren door de goelag?
‘Haar individualisme vloeide voort uit het belang dat ze hechtte aan voor jezelf kunnen denken. Je kunt niet in een groep denken, benadrukte ze, dan denk je alleen maar wat de groep denkt. Veel van die goelags waren in feite heropvoedingskampen. Je moest leren denken voor de gemeenschap, handelen in het gemeenschappelijk belang en zorgen dat Rusland een groot imperium werd. In die gedachtegang was het individu een te verwaarlozen schakel in het geheel. Skarga reageerde daar heel hevig op. Dat je voor jezelf moest denken had voor haar niets met egoïsme te maken. Alleen als individu kún je überhaupt denken, meende ze.

‘Lachen is onze geestelijke onafhankelijkheid tonen’

Zelf denk ik dat de waarheid ergens in het midden ligt: wanneer de slinger te veel naar het collectivistische of het individualistische doorslaat krijgen we met uitspattingen te maken. Vandaag de dag zien we dat stedelingen in een kapitalistische omgeving dromen van een gemeenschappelijk leven. Er moet meer “wij” komen, vinden ze. Iemand die het communisme heeft meegemaakt, zoals ik, vindt het daarentegen vaak plezierig om een keer niet “wij” te hoeven zeggen. Ik vind het bevrijdend om mezelf te mogen zijn. Mensen zijn natuurlijk geen eilanden en hebben anderen nodig, maar het “ik” mag daar wat mij betreft niet onder lijden. Dat is ook mijn erfenis van het communisme.’

Wat kunnen we in deze tijd met het boek van Skarga?
‘Het is niet toevallig dat de vertaling nu komt. Ik was het boek aan het lezen toen Rusland Oekraïne binnenviel. Veel retoriek die we toen hoorden, en nu nog steeds horen, loopt parallel met die welke Skarga indertijd heeft gehoord. Neem de titel Na de bevrijding: het Rode Leger heeft Litouwen “bevrijd” en die “vrijheid” betekende voor Skarga de goelag. Dat is ook wat veel Oekraïners nu overkomt. Zij worden “geëvacueerd”, wat in feite neerkomt op een deportatie, waarna ze misschien wel in heropvoedingskampen terechtkomen.’

Alicja Gescinska (Warschau, 1981) is een Pools-Belgische filosoof en schrijver. Ze publiceerde meerdere boeken en schreef in 2020 het essay voor de Maand van de Filosofie: Kinderen van Apate. Over leugens en waarachtigheid. In 2021 debuteerde ze als dichter met de bundel Trojaanse gedachten.

Na de bevrijding. Aantekeningen over de Goelag, 1944-1956
Barbara Skarga
vert. Steven Lepez
De Bezige Bij
432 blz.
€ 34,99