Home Het kwaad Als kwaad geen mensenwerk is
Het kwaad Schuld Vrijheid

Als kwaad geen mensenwerk is

Het kwaad lijkt soms eerder een kwestie van onmacht dan van schuld. Waar komt het kwaad vandaan waar niemand schuld aan heeft?

Door Thomas Velvis op 22 september 2023

het kwaad duivel slang doodskist beeld Anne Caesar

Het kwaad lijkt soms eerder een kwestie van onmacht dan van schuld. Waar komt het kwaad vandaan waar niemand schuld aan heeft?

FM10 cover Filosofie Magazine
10-2023 Filosofie magazine Lees het magazine

Ik was een jaar of vijftien toen ik niet meer in de duivel geloofde. Ik liep naast mijn oom op een wandelpad door de velden achter de rest van de familie aan en zei: ‘Nee, ik denk dat die ooit verzonnen is als verklaring voor rampen die we niet kunnen begrijpen.’ Hoe we op het onderwerp kwamen en wat mijn oom terugzei weet ik niet meer, maar ik herinner me dat mijn woorden waarheid werden op het moment dat ik ze uitsprak. De duivel, de Heer van het Kwaad, liep leeg als een lekgestoken ballon. Er bleef enkel een hol symbool over, een middeleeuws fantasiefiguur dat je soms tegenkomt op oude schilderijen en in zondagse preken. Opeens kon ik me nauwelijks voorstellen dat iemand hem serieus nam.

Nog steeds kan ik de bevrijdende gloed voelen die uitging van mijn kleine onttovering van de wereld. Nu is alles mogelijk, dacht ik, nu ligt alles binnen handbereik. Wat staat het bereiken van wereldvrede, van een einde aan armoede en aan klimaatverandering in de weg als de duivel niet bestaat? Zonder kwade machten leek het waarmaken van idealen slechts een kwestie van tijd en goede wil. Pas later leerde ik de keerzijde van die bevrijding kennen. Want de dood van de duivel betekent niet alleen vrijheid, maar ook verantwoordelijkheid: voor het kwaad dat gebeurt kunnen we niemand anders meer dan onszelf de schuld geven.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Het kwaad lijkt soms eerder een kwestie van onmacht dan van schuld

Steeds vaker vraag ik me af of die verantwoordelijkheid niet meer is dan we kunnen dragen. Is al het kwaad mensenwerk? Zijn we bijvoorbeeld schuldig aan de natuurrampen van afgelopen zomer? Aan de daden van onze slavenhandelende voorouders? Aan de schadelijke gevolgen van de consumptiemaatschappij waar we deel van uitmaken? Het kwaad lijkt soms eerder een kwestie van onmacht dan van schuld. Waar komt het kwaad vandaan dat we niet zelf gedaan hebben?

Perfecte harmonie

Dat de duivel verdwenen is betekent niet dat de ervaring die door hem gesymboliseerd werd weg is, stelt de Franse filosoof Paul Ricoeur (1913-2005), die opgroeide in een streng protestantse familie. Eeuwenlang hebben mensen over het kwaad gesproken als een boze macht, een dwaalspoor, een verleiding – woorden die uitdrukken dat een mens misdaden niet alleen begaat, maar ook ondergaat. Inherent aan de menselijke ervaring van het kwaad is een gevoel van passiviteit, van vervreemding, het vage besef dat de fout die je maakt iets onvrijwilligs in zich bergt. In zijn boek Symbolen van het kwaad (1960) onderzoekt Ricoeur de taal waarin mensen door de eeuwen heen deze ervaring onder woorden hebben gebracht. Hij schrijft dat ‘hij die bekent de bedrijver van het kwaad te zijn ook de keerzijde van die bekentenis ontdekt, namelijk het niet-gedane van het kwaad’.

Maar waar komt dit ‘niet-gedane’ kwaad vandaan? We lijken er in eerste instantie mee opgezadeld te worden als met een erfenis. Niemand komt blanco ter wereld. Je bent bij geboorte al beladen met de opvliegendheid die je van je moeder geërfd hebt, de gevoeligheid voor verslavingen die in de familie zit, het koloniale verleden van je land, het verlangen naar vet eten dat hoort bij de menselijke aard en de impact van de broeikasgassen die de mensheid de afgelopen 200 jaar heeft uitgestoten. De erfenis van het verleden valt niet te weigeren en drukt op onze mogelijkheden.

Tekst loopt door onder afbeelding

Dat is niet iets om je over te beklagen. Zulke beperkingen horen simpelweg bij de menselijke vrijheid, betoogt Ricoeur in zijn proefschrift uit 1950, dat zestien jaar later verscheen als Freedom and Nature. Een god is in staat om te creëren; hij spreekt en het gebeurt. Als een mens iets wil doen, moet hij de weerstand overwinnen van het onvrijwillige – de zaken die zich niet zomaar naar zijn wil voegen. Vrij zijn betekent de gegeven omstandigheden accepteren en in gebruik nemen.

Misschien maak ik met de grote handen die ik geërfd heb weinig kans om goed te worden in horloges maken. Dan ben ik niet vrij om horlogemaker te worden, maar ik kan wel mijn vrijheid uitoefenen door bijvoorbeeld de moeite te nemen om gitaar te leren spelen. En als ik dat doe, zal ik merken dat de ­moeite op den duur afneemt en dat het onvrijwillige in dienst komt van het vrijwillige. Oftewel: er ontstaat een gewoonte. Bij een geweldige gitarist zijn het onvrijwillige en het vrijwillige in perfecte harmonie en doen zijn handen moeiteloos wat hij wil.

Biljartlaken

Moeite doen is echter niet altijd voldoende om de zaken naar je hand te zetten – of het nu gaat om kleine dingen, zoals die solo uit ‘November Rain’ die ik maar niet in de vingers kreeg; of om grote ­dingen, zoals een orkaan, een oorlog of een ziekte. Onze vrijheid stuit op onmogelijkheden, op onoverkomelijke onvrijwilligheden, op een wereld die ons erfdeel is, maar onverschillig lijkt voor onze verlangens. ‘Het uitzicht op de dingen, op de loop der geschiedenis, de wreedheid van natuur en mensen,’ schrijft Ricoeur in Symbolen van het kwaad, kan leiden ‘tot een algemeen gevoel van absurditeit, dat de mens doet twijfelen aan zijn bestemming’.

Voor de oude Grieken vormden de mythen een manier om die ervaring van onmacht tegenover een overweldigende wereld betekenis te geven. De Griekse goden zijn getuige de verhalen allesbehalve verheven hemelse wezens – ze zijn gemeen, jaloers en egoïstisch. Elk moment kun je door hen hoog verheven of in het verderf gestort worden. In hun onvoorspelbaarheid zijn ze het spiegelbeeld van de aardse dingen waar ze symbool voor staan: de zeeën (Poseidon), de jacht (Artemis), de liefde (Eros). Het ene moment is de zee vlak als een biljartlaken, kom je met massa’s wild thuis en slaan je verleidingstechnieken geweldig aan. Het andere moment vergaat je schip, houden alle dieren zich schuil en is de vlam gedoofd. Alleen een orakel snapt waarom.

In de Griekse mythologie komt het kwaad van boven, als een onbegrijpelijk noodlot. Maar volgens Ricoeur ontstaat in het denken van de Grieken, en dan met name in hun tragedies, het vermoeden dat het noodlot iets met de menselijke vrijheid te maken heeft. Op het eerste gezicht vertelt een tragedie het verhaal van een held die het slachtoffer is van een boosaardige god. Maar de tragische hoofdpersoon blijft niet passief: hij verzet zich tegen het kwaad dat zijn ondergang betekent, en brengt zijn noodlot daardoor juist dichterbij. De tragedie gaat over de samensmelting van goddelijke voorbeschikking en heldhaftige vrijheid.

Het noodlot maakt deel uit van de vrijheid

Dat zie je bijvoorbeeld bij koning Oidipous in de gelijknamige tragedie van Sophokles. Oidipous wordt als jongetje te vondeling gelegd, omdat zijn vader – de koning van Thebe – van een orakel heeft gehoord dat zijn zoon hem zal doden. Een herder vindt de jongen en voedt hem op. Eenmaal volwassen komt Oidipous zijn vader tegen, zonder die uiteraard te herkennen. Ze krijgen ruzie en Oidipous slaat hem dood. Later wordt Oidipous koning van Thebe en trouwt hij met de koningin, zijn moeder. Het toneelstuk begint op het moment dat Oidipous als koning van Thebe met een pestepidemie te maken krijgt. Een orakel meldt dat de epidemie zal verdwijnen als de moordenaar van de oude koning gevonden wordt. Van een ziener hoort Oidipous vervolgens de verschrikkelijke waarheid. Daarop steekt hij zichzelf de ogen uit.

De paradox is volgens Ricoeur dat de ondergang van Oidipous zowel voorbeschikt is als een gevolg van zijn eigen keuzes. Een orakel voorspelt Oidipous’ lot bij zijn geboorte: zijn misdaden staan allang vast. Anderzijds brengt hij zijn toekomst tot stand door zijn eigen keuzes. Hij doodt de man die zijn vader is en huwt de vrouw die zijn moeder is, en draagt daarvoor schuld. Want, schrijft Ricoeur, ‘omdat het noodlot deel uitmaakt van de vrijheid als het niet gekozen deel van alles wat wij kiezen, moet het wel als een schuld ervaren worden’.

Lange schaduw

Komt het kwaad dat we niet zelf gedaan hebben dan toch bij ons vandaan? Dat is de opmerkelijke suggestie van Ricoeur. Met behulp van de tragedie roept hij de vraag op wat het betekent om iets ‘zelf gedaan te hebben’. Net als bij Oidipous kunnen onze acties totaal andere gevolgen hebben dan de bedoeling was. Wie er weleens bij stilgestaan heeft dat de koop van een nieuwe smartphone of een goedkoop T-shirt bijdraagt aan kinderarbeid overzees kent de verbazing over de kloof tussen een alledaagse handeling en haar kwade consequenties. Met elke handeling zetten we een web in beweging dat we niet kunnen overzien.

De menselijke vrijheid is een vrijheid met een lange schaduw. De gevolgen van wat ik doe liggen buiten mijn macht, en ook mijn bedoelingen zijn in zekere zin niet van mijzelf. Ik kan mijn verlangens, mijn veronderstellingen en mijn verwachtingen nauwelijks zelf bepalen. Dat ik behoefte heb aan koffie in de morgen, aan complimenten die de ijdelheid strelen en aan nieuwe ervaringen op vakantie is geen kwestie van willen. Het willen komt pas daarna: wil ik handelen naar mijn wensen?

Tekst loopt door onder afbeelding

Vaak genoeg zijn we niet in staat om onze verlangens te negeren. De wil bezit het vermogen om zichzelf te ketenen, zoals je ziet bij verslaving. De verslaafde wil is een wil die zichzelf tot slaaf heeft gemaakt, een handeling die volgens Ricoeur ‘zichzelf áls “daad” opheft en resulteert in een “toestand”’. Iemand kan er vrij voor kiezen om heroïne te gaan gebruiken, maar naarmate de verslaving sterker wordt neemt zijn autonomie af en wordt zijn daad (drugs gebruiken) een toestand (aan drugs verslaafd zijn). De wil is verantwoordelijk voor zijn eigen ondergang, maar kan zichzelf niet meer bevrijden.

Er ligt een onvrijwilligheid in het hart van de vrijheid, concludeert Ricoeur – een onvrijwilligheid die in sommige gevallen de vrijwilligheid overwoekert. Dat maakt de schuldige mens naast dader ook slachtoffer, iemand die zowel barmhartigheid als toorn verdient. Ricoeur schrijft: ‘Het “niet-gedane” in elke misdaad moet wel verbijstering en medelijden oproepen over elk oordeel en elke veroordeling heen.’ Het zijn de verbijstering en het medelijden die de toeschouwers van de tragedie voelden bij het zien van de ondergang van Oidipous.

Geldt dat ook voor de duivel? Is ook dat iemand om medelijden mee te hebben? De duivel kan nooit iemand zijn, meent Ricoeur. ‘Immers, als het iemand was, dan zou men een goed woordje voor hem moeten doen, maar dat heeft geen zin.’