Home Vrouwelijke denkers Alicja Gescinska: ‘Het vergt moed om vrij te blijven denken’
Vrouwelijke denkers

Alicja Gescinska: ‘Het vergt moed om vrij te blijven denken’

Door Thomas Velvis op 25 november 2025

filosoof Alicja Gescinska
beeld ANP / Hollandse Hoogte / Roger Dohmen
Wat verwacht je van een verrassing Filosofie Magazine geven
12-2025 Filosofie Magazine Lees het magazine
Hoe zorg je ervoor dat je in duistere tijden je menselijkheid niet verliest? Volgens filosoof Alicja Gescinska kunnen we leren van vrouwelijke denkers, die vaak uitzonderlijke moed nodig hadden om ‘tegen hun tijd in te denken’. Ze portretteerde tien van hen.

Ook in de donkerste tijden valt wel ergens een beetje licht te ontdekken, dacht Hannah Arendt (1906-1975). In haar boek Men in dark times (1968) schrijft ze dat die verlichting vaak niet komt van mooie theorieën of grote idealen, maar van ‘het onzekere, flakkerende en vaak zwakke licht dat sommige mannen en vrouwen in hun leven en werk ontsteken en laten schijnen over de tijd die hun op aarde gegeven was’. Ook in een tijd van oorlog, verwoesting en genocide – Arendt moest zelf vluchten uit nazi-Duitsland – zijn er individuen met de moed om menselijk te zijn. In haar boek neemt Arendt tien van hen als lichtend voorbeeld.

Het is geen toeval dat het nieuwe boek van de Belgisch-Poolse filosoof Alicja Gescinska (1981) eveneens over tien moedige mensen gaat. En ook de titel, Vrouwen in duistere tijden, is niet toevallig. ‘We hebben nog altijd voorbeeldfiguren nodig,’ zegt Gescinska, zittend aan tafel in haar huis in Beerse. ‘Ook onze tijden zijn duister. We leven in een tijd waarin moorden dagelijks nieuws zijn. Anderen hebben in het verleden onze worstelingen meegemaakt, en zij hebben antwoorden gegeven. Wat voor mens willen we zijn? Hoe kunnen we betrokken zijn bij de ellende in de wereld? Hoe vrij zijn we in ons denken?’

Wil je dit artikel verder lezen?

Sluit een abonnement af op Filosofie Magazine voor slechts 4,99 per maand en krijg toegang tot dit artikel én de duizenden andere diepgaande filosofische artikelen. Luister nu ook alle nieuwe artikelen als audio.
Word abonnee en lees verder > Al abonnee? Log dan in en lees (of luister) verder.

In Vrouwen in duistere tijden schetst Gescinska een portret van tien vrouwelijke denkers uit de vorige eeuw, die ‘elk op hun manier een grote prijs hebben betaald voor hun moed om te denken’. Zo werd Rosa Luxemburg vermoord vanwege haar revolutionaire ideeën, zat filosoof Barbara Skarga tien jaar vast in de goelagkampen van Sovjet-Rusland en verloor journalist Martha Gellhorn haar geloof in een goede afloop van de geschiedenis na haar bezoek aan concentratiekamp Dachau, vlak na de bevrijding. Gescinska: ‘Dit zijn mijn tien boegbeelden, vrouwen met wie ik verwantschap voel. Die de totalitaire verlokking van het nazisme en communisme hebben gezien en gevoeld, maar ook moedig zijn geweest in hun denken. Ik hoop dat mijn medemensen ook die moed aan de dag kunnen leggen.’

Alicja Gescinska (1981) is een Belgisch-Poolse filosoof en schrijver. Ze studeerde en promoveerde aan de Universiteit Gent en gaf les aan Princeton University. Van haar hand verschenen meerdere filosofische boeken, onder meer De verovering van de vrijheid (2011). Daarnaast publiceerde Gescinska poëzie, toneelstukken en proza, en maakte ze een televisieprogramma met filosofische interviews. Ze woont met haar man en drie kinderen in het Vlaamse Beerse.

Zelf ervoer Gescinska eveneens de gevolgen van het totalitarisme. Ze was zeven jaar oud toen ze met haar ouders vanuit communistisch Polen naar België vluchtte. Haar ouders zochten een leven in vrijheid, schrijft ze in Vrouwen in duistere tijden. ‘Het regime versmachtte hun dromen. Het bepaalde wat ze moesten studeren, waar ze woonden, en het probeerde te bepalen wat ze moesten denken en voelen.’ Die ervaring van vlucht en ontheemding heeft grote invloed op Gescinska’s denken, waarin de betekenis van vrijheid steeds centraal staat. ‘Ik ben een kind van de twintigste eeuw, daar is mijn bestaan op gebouwd. Maar ik denk dat we allemaal kinderen van die eeuw zijn.’

Toevallig kom ik uit 2000. Ben ik ook kind van de twintigste eeuw?
‘Ja, want kind zijn van je tijd gaat ook over de politieke paraplu waaronder je leeft. Of het nu gaat over seksuele moraal, hoe we ons mogen kleden, wie we mogen liefhebben, wat we normaal noemen – dat heeft allemaal een lange geschiedenis afgelegd. Zelfs al ben je geboren in 2000, je groeit op en plukt de vruchten van alles wat daarvoor is ontstaan.

Omgekeerd blijven ook de demonen van de vorige eeuw doorwerken. Het is een pijnlijke eeuw geweest, de eeuw van de opkomst van de “ismen”: nazisme, communisme, fascisme. Het is de eeuw die onze blik heeft gevormd, in hoe we bijvoorbeeld naar vrede kijken. We hebben altijd gedacht dat we oorlog in Europa moesten voorkomen door te ontwapenen. Nu horen we dat we juist moeten bewapenen, zoals Amerika altijd al zei. En we hebben nu opnieuw te maken met verontmenselijking, wat de twintigste-eeuwse vrouwen uit mijn boek ook hebben ervaren.’

Tekst loopt door onder afbeelding

illustratie van Rosa Luxemburg door Alicja Gescinska
Rosa Luxemburg (1871-1919). illustratie Alicja Gescinska

Anders dan Arendt licht u alleen vrouwelijke denkers uit als voorbeeldfiguren. Zijn vrouwen misschien moediger dan mannen?
‘Daar ben ik niet mee bezig, met dat onderscheid. Het kan zijn dat vrouwen andere invalshoeken hebben in hun denken. Maar mijn punt is dát ze denken, dat ze hebben nagedacht, dat ze deel hebben uitgemaakt van het denkende weefsel van de geschiedenis.

Zeker is wel dat vrouwelijke denkers meer moed nodig hebben dan mannelijke. Dat begint al bij Rosa Luxemburg, de eerste vrouw in mijn boek. Ze mocht niet eens stemmen, en toch stond ze als politiek denker in het hart van de socialistische beweging. Er bestaan foto’s waarin ze – toch in haar korset nog – als enige vrouw tussen de mannen de arbeiders toespreekt. Zo zijn er veel voorbeelden. Edith Stein wilde een intellectueel leven leiden aan de universiteit, mocht dat niet en is toen in het klooster gegaan. Judith Shklar heeft grote vernederingen gekend om aan Harvard eindelijk benoemd te worden tot voltijds docent. En het is nog altijd moeilijk om als vrouw het leven van de geest te leiden. Vrouwen worden snel gezien als bossy, een academische loopbaan zou niet samengaan met het moederschap, of mensen zeggen: “Denk jij nou dat je kunt denken?” Echt, ik heb het allemaal zelf gehoord.

Elk echt denken is moedig denken. En moedig denken is dat je je soms, heel vaak zelfs, afzet tegen je eigen tijd.’

De vrouwen uit uw boek voelen een moreel appel om iets te doen aan het leed van anderen. U schrijft over Simone Weil dat ze daar haast aan bezweken is. Kunnen we dat wel, betrokken zijn bij alle ellende in de wereld?
‘Dat zeggen mensen vaker, als ik ze oproep om de ogen te openen en in actie te komen. Ze komen met vliegtuigbeeldspraak: “Je moet eerst voor jezelf zorgen: eerst je eigen zuurstofmasker opzetten en dan pas anderen helpen.” En dan denk ik altijd: ja, maar dat is wel heel makkelijk. Zeg dat maar tegen de Oeigoeren: “Ik ben even met mijn zuurstofmasker bezig.” Nee, je bent een caffè latte aan het drinken in een chic café en je volgende vakantie aan het plannen. Ik denk dat wij te snel klagen over ons eigen welzijn, dat we nog niet genoeg doordrongen zijn van het lijden en het schreeuwen, het appel van de wereld.

‘Met de doden voer je diepgaandere gesprekken dan met de levenden’

Op hoeveel appel kun je ingaan? Ik kan die vraag niet beantwoorden voor iemand anders. Iedereen heeft zijn eigen kracht, zijn eigen weerbaarheid, zijn eigen financiële situatie. Ik weet niet wanneer je genoeg hebt gedaan voor je medemens. Stel dat je een ouder verzorgt – wanneer heb je genoeg verzorgd? Hoeveel tijd moet je doorbrengen met een zieke? Dat hangt van je situatie af. Maar wat ik vandaag de dag te vaak zie, is dat we het appel niet willen horen. Of dat we denken: ik kan toch niks aan de oorlog in Oekraïne doen, niks aan het Midden-Oosten doen. We zijn heel goed in excuses bedenken om het appel te ontduiken. Ik ben iemand die mensen wil herinneren aan dat appel, aan de wereld die lijdt. En dat die geen uitstel duldt.

Niemand is te klein om iemand te zijn. We zijn ons er te weinig van bewust dat we gezamenlijk de wereld vormgeven. Dat gebeurt op allerlei niveaus. Hoe kijk je naar je medemens? Wat bekijk je online, wat like je? Wat koop je en waar? Ben je hoffelijk in het verkeer? Wat voor een mens ben jij? Een gewoon functionerend mens of een kritisch mens, een warm mens?’

Tekst loopt door onder afbeelding

illustratie van Judith Shklar door Alicja Gescinska
Judith Shklar (1928-1992). illustratie Alicja Gescinska

Afdalen

Wat is denken? Net als Arendt ziet Gescinska denken als een innerlijke dialoog, een gesprek dat je in je hoofd voert met zoveel mogelijk verschillende denkers. Gescinska: ‘Als ik een van die tien vrouwen lees, is dat geen kwestie van: dit en dit staat er. Wat er staat, is mijn interpretatie. Elke lezer heeft zijn eigen rugzak aan ervaringen en ontwikkelt zijn eigen begrip van de tekst. Daardoor krijg je een dialoog: heb ik dat goed begrepen? Hoe hebben anderen dit gelezen?’ Deze dialoog is volgens Gescinska de enige manier waarop oude denkers levend blijven. ‘Hannah Arendt is pas de laatste twintig jaar “de grote Hannah Arendt”. Dat is ze niet geweest in haar eigen leven, en ook lang na haar dood niet. En ze kan ophouden “de grote Arendt” te zijn als wij stoppen haar te lezen, haar interessant te vinden en vragen te stellen over haar ideeën.’

We kunnen zomaar tot diepgaandere gesprekken komen met de doden dan met de levenden, zegt Gescinska. ‘Meestal als we een beetje met mensen zitten te babbelen, krijgt ons gesprek niet de diepte die te vinden is in het dagboek van Etty Hillesum, of bij Edith Stein als ze uitzoekt wat empathie kan betekenen, of in de boeken van Hannah Arendt over hoe de totalitaire verlokking werkt. En denken in innerlijke dialoog met anderen maakt minder eenzaam. Nadenken is een solitaire zaak. Je moet veel dingen voor jezelf structureren, in stilte. En tegelijk merk je dat er vele anderen in die diepte zijn afgedaald.’

Tegelijk pleit u voor zelf nadenken. Staan al die ‘meedenkers’ het kritisch denken niet in de weg?
‘Je kunt niet in het luchtledige denken. Je kunt niet zomaar uit jezelf bedenken wat de beste staatsvorm is, wat vrijheid betekent of hoe je vrede bereikt. Iedere denker staat op de schouders van anderen – niet doordat hij hun ideeën kopieert, maar doordat hij zijn eigen denken ermee aanscherpt. En vaak begrijp je je eigen denken ook beter als je kijkt wat iemand anders denkt. Dan zeg je: “Ik denk ook zo,” of: “Ja, maar daar ontbreekt nog iets voor mij.”

We hebben het idee dat we vol meningen zitten, maar vaak zijn het de echo’s van andermans meningen. We sluiten graag aan bij anderen, dat voelt goed. Maar als nooit in je leven een andere mening hebt gehad dan die van je vriendenkring, dan denk ik niet dat je zo diep nadenkt.’

Tekst loopt door onder afbeelding

Simone Weil (1909-1943). illustratie Alicja Gescinska

Moet het denken altijd overgaan in actie? Of mag het zich ook alleen in je innerlijke ruimte afspelen?
‘Dat is vaak een valse scheiding. Je handelen vloeit voort uit hoe je de wereld begrijpt. Als je veel kennis hebt over gezonde voeding, ga je vanzelf oppassen met wat je eet. Uiteraard werkt dat niet zo een op een, zo van: ik heb doordacht dat A de beste optie is, dus ik ga A doen. We zijn complexe wezens met veel motieven. We willen overleven, we willen gezien worden, we willen vrienden, geld, ontspanning. Zo werkt denken: het is niet rechtlijnig. Je ziet iemand gepest worden en je wil dat het stopt, maar je wil ook bij je vriendengroep horen en het meisje waar je verliefd op bent is de zus van de pestkop. Wat doe je dan? De realiteit van alledag is zo complex.

Toch kun je wel groeien en langzamerhand iemand worden die met inzicht en volwassenheid handelt. Kennis van de geschiedenis en van jezelf helpt daarbij. Een ander onderdeel van die ontwikkeling is dat je vrijer wordt. Om vrij te zijn, zegt filosoof Jeanne Hersch, moet je in vrijheid kunnen denken. Dat moet je leren.’

Ik word over een paar maanden vader. Hoe zou ik mijn kind vrijheid kunnen leren?
‘Proficiat. Ik denk dat het belangrijk is dat iedereen, ook de jonge generatie, beseft dat vrijheid een verworvenheid is. Vrijheid wordt in een land als Nederland of België vaak gezien als een gegeven, zoals water uit de kraan. Voor mij is vrijheid verworven. En wat verworven is, kan verloren gaan.

Het is ook goed om te bedenken dat vrij-zijn zich in een context afspeelt. Je wil jouw kind zo vrij mogelijk laten opgroeien. En toch ga je heel veel contouren aanbrengen: je bepaalt welke taal het leert, hoe het zal eten, of het zal geloven of niet. Je geeft dat allemaal mee. Dat is niet slecht – het is onmogelijk om geen contouren mee te geven. Niemand heeft absolute vrijheid. De vraag is: zijn die contouren aanpasbaar?

Als je kind wordt grootgebracht zonder geloof, kan het nog steeds op een dag zeggen: ik wil wel geloven. Mag dat? Heeft het die vrijheid? Geef je je kind de ruimte om met je van mening te verschillen, en vanaf welke leeftijd? Leer je je kind zich bewust te worden van de contouren van zijn vrijheid? En zijn we onszelf eigenlijk wel bewust van die contouren – mogen we van onszelf daar tegenaan schuren, die overschrijden en veranderen?’

Vrouwen in duistere tijden. Tien denkers van blijvende betekenis
Alicja Gescinska
De Bezige Bij
368 blz.
€ 29,99

Loginmenu afsluiten