Home Psyche ‘Agressie is een motor van het leven’
Psyche

‘Agressie is een motor van het leven’

Agressie valt niet altijd te voorkomen door een goede opvoeding of gunstige omstandigheden, zegt filosoof en psychoanalyticus Paul Moyaert.

Door Ira Pronk op 12 augustus 2024

gebroken mok scherven agressie doelwit beeld Nick Groenewold

Agressie valt niet altijd te voorkomen door een goede opvoeding of gunstige omstandigheden, zegt filosoof en psychoanalyticus Paul Moyaert.

Filosofie Magazine 9 FM9 2024 geweld
09-2024 Filosofie magazine Lees het magazine

Op de gesloten psychiatrische afdeling waar de Belgische filosoof en psychoanalyticus Paul Moyaert (1952) als twintiger werkte, hing geweld vaak in de lucht. Eén incident staat hem nog altijd bij. ‘Een vrouw die regelmatig bij mij op therapeutisch gesprek kwam, haalde op een dag aquarellen uit haar zak die ze zelf geschilderd had. Ik vroeg haar: “Schildert u graag? Doet u dat vaker?” Daarop pakte ze een vork uit haar handtas en begon ze hevig in haar tandvlees te kerven. Het bloed spoot eruit.’

Paul Moyaert (1952) is emeritus hoogleraar filosofie aan de KU Leuven. Ook is hij lid van de Belgische School voor Psychoanalyse. Hij publiceerde meerdere boeken, waaronder Opboksen tegen het inerte. Over de doodsdrift van Freud (2014) en Hoe schizofrenie zich redt (2019).

Destijds was de jonge promovendus in de filosofie vooral geschrokken. Maar Moyaert begon zich erdoor ook te verdiepen in de vraag waarom mensen eigenlijk agressief zijn. ‘Vaak gaan we ervan uit dat mensen in buitensporige agressie vervallen vanwege een bepaalde aanleiding,’ zegt hij. Maar dankzij Sigmund Freud (1856-1939), de vader van de psychoanalyse, is Moyaert dat anders gaan zien. ‘Agressie is geen onbetamelijke of ongepaste reactie op een externe frustratie. Ze is een autonome kracht. Ook al is er geen enkele aanleiding voor en zelfs al dient ze geen enkel nut, agressie stelt haar eisen aan de wereld.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Hoe kwam het dat deze gebeurtenis u aan het denken zette over agressie?
‘Bij agressie denken we meestal aan gedrag waarin een bepaald eigenbelang te herkennen is, zoals pestgedrag of seksueel geweld. Pesten, zowel door kinderen als door volwassen, kun je onmiddellijk in verband brengen met een narcistisch motief. Wie pest, drukt uit: ik ben de man; ik ben de sterke; ik ben degene in de groep die indruk maakt. Dat geldt ook voor de meeloper, die met zijn gedrag zegt: ik hoor er ook bij. Datzelfde gaat op voor verkrachting. Wie een vrouw verkracht, raakt onder de indruk van zijn eigen kracht. In de angst of vernedering van de vrouw ziet hij zijn superioriteit; hij bevestigt zichzelf. De agressie dient tot iets. En je kunt een bepaald genot ervaren door je agressie op een ander te botvieren.’

Maar dat was bij de vrouw met de vork niet het geval?
‘Nee, ik was verbijsterd. Destijds zei een verpleger: “Had u het te fijn gehad bij meneer Paul?” Later begreep ik pas waarop zij doelde. Ik herkende in haar gedrag wat Freud omschrijft als een negatieve therapeutische reactie. Juist omdat het beter met haar ging en ze zich door de therapie gesteund voelde, dreef ze zichzelf opnieuw de afgrond in. Het was een vorm van zelfbestraffing.

Wanneer iemand zichzelf iets aandoet, is het onmiddellijk duidelijk dat diegene daar geen baat bij heeft. Zelfagressie is verstoken van nut. Freud zei om die reden: dáár zie je agressie in haar zuiverste vorm. Wat deze mevrouw zichzelf aandeed, is een extreem voorbeeld. Maar ook afgunst of hevige zelfverwijten bij schuldgevoelens zijn een vorm van zelfagressie. Die vormen van agressie naar jezelf zullen niemand vreemd zijn.’

Wanneer iemand zichzelf iets aandoet, zie je dus pas echt wat agressie is.
‘Ja, dan zie je agressie als een kracht die onverbiddelijk tekeer kan gaan. Dat is het schokkende inzicht van Freud: agressie is niet te herleiden tot een reactie op een prikkel van buitenaf, maar is een zelfstandige drift die schuilgaat in de mens.

Externe frustraties geven agressie de kans om verder door te zetten. Daarom doen zaken als een slechte opvoeding of slechte omstandigheden er wel degelijk toe. Maar ook zonder dergelijke prikkels bestaat er agressie. Volgens Freud is het zelfs zo dat als alle externe frustraties de wereld uit zijn, agressie niet verdwenen is. Ook in een perfecte samenleving, zonder bezit en daarmee zonder jaloezie, zal er agressie zijn.’

Vies koffiekopje

Moyaert vindt het nog altijd een fascinerende problematiek, de vraag waarom mensen in staat zijn tot buitensporig geweld. ‘Bij die term denken we al snel aan oorlogsgeweld of pornografisch geweld.’ Daardoor zou je haast vergeten dat de meeste mensen buitensporige agressie ook op een alledaagse manier ervaren. ‘We ontploffen omdat er te weinig zout in de soep zit of omdat de werkster een koffiekopje niet goed heeft schoongemaakt.’ Of neem huiselijk geweld, dat veel voorkomt en waarbij mensen uitbarsten in oncontroleerbare, agressieve uitvallen.

Buitensporige agressie komt volgens Moyaert tot uitdrukking in haat of woede. Dat noemen we allebei agressie, maar het is belangrijk om telkens weer het onderscheid te maken. ‘Woede komt met een enorme snelheid op, als een impuls, en kan geen uitstel verdragen. Haat is daarentegen continu aanwezig en is berekenend – in tegenstelling tot woede mist haat zelden zijn doel. En woede is vaak op een individu gericht, terwijl haat ook hele groepen mensen kan beslaan: vrouwenhaat, homohaat enzovoort.’

Wat is agressie eigenlijk precies volgens Freud?
‘De klassieke definitie gaat terug op het Latijnse aggredior, wat letterlijk betekent: ergens gericht op afgaan. Agressie is de kracht die je nodig hebt om een bepaald goed te verwerven of om obstakels te overwinnen. Agressie is een kind dat grijpt naar de fles of naar de borst; daar is al sprake van toe-eigenen. Om toenadering tot anderen te zoeken heb je ook agressie nodig; je moet een handeling verrichten en een bepaalde schuchterheid overwinnen. Agressie is dus een belangrijke motor van het leven.’

‘Agressie is geen reactie op een frustratie, maar een zelfstandige drift’

En wanneer wordt agressie dan een probleem?
‘De ellende ontstaat doordat agressie niet opgaat in deze dienstbaarheid. Ze wordt al snel buitensporig. Daarom noem ik haar ook de onbetrouwbare bondgenoot van het leven. Zonder agressie maakt het leven geen kans. Maar bij het aanwenden van agressie bestaat altijd de mogelijkheid dat er meer agressie zal vrijkomen. Daarom vinden veel mensen ruzie zo beklemmend, misschien neemt de agressie gaandeweg wel verder toe. Agressie is als een reservoir waarvan je niet weet hoe diep het is. En omdat agressie een zelfstandige drift is, zal ze niet altijd op een aanwijsbare frustratie wachten. Nee, ze is proactief en zal zelf gelegenheden zoeken, creëren en uitlokken om agressief te kunnen zijn.’

Geweld heeft dus niet altijd een oorzaak.
‘Nee, maar toch zoeken we daar wel naar. Als we in de media iemand zien die zich grensoverschrijdend of gewelddadig gedraagt, vragen we gelijk: waar komt het vandaan? Kwam het door een slechte opvoeding? Was hij misschien zelf slachtoffer van geweld? Was er te veel geweld op televisie? We zoeken naar oorzaken buiten het geweld en redeneren dat als die er niet waren geweest, deze situatie niet was ontspoord.

Freud zag dat in zijn tijd ook en bestempelde het als intellectuele gemakzucht. We wijzen liever naar externe omstandigheden dan dat we het geweld herkennen als een kracht in onszelf en die onderzoeken.’

Als agressie een zelfstandige drift is, is ze dan ook bandeloos?
‘De agressie wordt volgens Freud bij de mens in toom gehouden door een tweede drift: Eros. Dat is in tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht geen seksuele drift. Eros is de kracht van het verbinden en van het bruggen bouwen. Verbinden is een belangrijk aspect van het leven, maar tegelijk heeft het leven ook iets destructiefs. Het bestaat uit symbolische, verbindende krachten én uit ontbindende, duivelse krachten. Eros is de kracht die onze agressie beteugelt, maar slaagt daar niet altijd in.’

‘Uit een trauma kun je nooit conclusies trekken’

Freuds ideeën druisen behoorlijk in tegen de tijdsgeest, waarin veel aandacht is voor de besmettelijkheid van geweld. Slachtoffers van geweld worden vaker later ook een dader.
‘De statistieken daarover liegen niet. Wie slachtoffer is van seksueel misbruik is daar zelf inderdaad vatbaarder voor. Maar dat soort denken, waarin we alles aan de hand van een trauma verklaren, staat me toch erg tegen. Als iemand misbruikt is, is dat een vreselijk feit. Maar wat volgt er nu uit? Zal hij of zij zelf kinderen gaan misbruiken? In een gevangenis gaan werken om criminelen te mishandelen? Wordt deze persoon zelf crimineel, of zal die juist opkomen voor onrecht? Hetgeen wat gebeurd is, heeft nauwelijks voorspellende waarde. Daders zijn vaak ook slachtoffer geweest, maar er zijn ook heel veel slachtoffers die geen dader worden, en daar hebben we het te weinig over. Denk aan sommige grote atleten, die voortdurend de pijngrens opzoeken, omdat ze als kind iets ergs hebben meegemaakt. Dat is misschien pijnlijk, maar zorgt er ook voor dat ze om kunnen gaan met een gewelddadig verleden.’

Uit een trauma kun je dus nooit conclusies trekken?
‘Precies. De film Crash van regisseur David Cronenberg was in die zin voor mij een eyeopener. In de film zoeken mensen die een ernstig auto-ongeluk hebben overleefd steeds verder de grenzen op in hun liefdes- en seksleven. Daardoor zag ik in: zelfs al overkomt je iets gruwelijks, het leven is krachtig en kan uiteindelijk overwinnen. Dat zien we vaak als iets zachts en lieflijks, maar het leven is uiteindelijk ook een wrede kracht. Je kunt geweld niet uit je leven bannen, maar het leven kan je wel verrassen met de mogelijkheden om ermee om te gaan.’

Opgeblazen kikker

Freud wees erop dat agressie een blijvende opgave is voor de mens, zegt Moyaert. ‘Hij liet zien dat mensen altijd blijven worstelen met bepaalde zaken, zoals seksualiteit, jaloezie, hoogmoed, afgunst en agressie. Hij bracht deze problemen van de menselijke conditie conceptueel in kaart, maar plaatste ze ook in de traditie van de grote romanschrijvers, die deze worstelingen keer op keer beschrijven.’

We kunnen buitensporige agressie wel tegengaan, zegt Moyaert. Dat kan door een samenleving te creëren waarin er minder aanleidingen voor bestaan – dus een minder gewelddadige cultuur. Dat zal niet al het geweld wegnemen, maar kan het wel verminderen. Wat ook helpt: beter leren omgaan met onze agressiedrift. ‘Geweld heeft iets beangstigends. Misschien heb je vroeger weleens een kikker met een rietje opgeblazen, en vervolgens hevige spijt gekregen. Je kunt schrikken van je eigen agressiedrift – dat is het geweten. De agressie in onszelf erkennen helpt om die te relativeren: “O, dat driftmachientje is er weer.” Je hoeft ook niet gelijk naar een ander te wijzen, door te zeggen: “Het is mijn vaders schuld.” Of: “Het komt door mijn moeder.”’

En verder?
‘Spreken helpt. Als je over je woede praat, tempert dat de woede. De energie wordt uitgesmeerd over de tijd. Dat is ook een belangrijk inzicht in de therapeutische context. Niet de inzichten die je opdoet door over je woede te spreken helpen, het is het spreken zelf dat helpt. Soms moet de agressie er even uit. Als je agressie te lang opkropt, keert die zich tegen jou. De agressie begint te beuken en te bonken tegen de wanden van je geest en van je lichaam. Dan krijg je buikpijn en andere lichamelijke ongemakken. Loop dan gerust een eindje. Of ga een stukje fietsen.’