Home Luisteren naar het gejammer dat niet was

Luisteren naar het gejammer dat niet was

Door Ivana Ivkovic op 30 november 2012

09-2007 Filosofie magazine Lees het magazine

‘Elke werknemer met enig gezond verstand wil natuurlijk de autoriteit van zijn baas afwijzen, maar Bartleby drijft dit op de spits.’ Portret van een werkweigeraar die een bevrijder werd.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

I prefer not to – met deze woorden slaat Bartleby, de hoofdfiguur uit het gelijknamige verhaal van Herman Melville, elk verzoek van zijn werkgever om iets uit te voeren af. Bartleby, die als een geestverschijning op een dag komt werken op het kantoor van de jurist – de ‘man van de wet’ zoals hij in het verhaal telkens wordt genoemd – lijkt in het begin de ideale werknemer: betrouwbaar, rustig en secuur. Zijn werk bestaat uit het eindeloos kopiëren van juridische documenten. Bartleby blijft kopiëren, zonder vlekken en zonder fouten, totdat de bewuste woorden zijn mond verlaten en hij met schrijven ophoudt. De smeekbeden noch het gevloek van de man van de wet kunnen hem nog in beweging brengen, ze bijten zich stuk op zijn obstinate weigeren. Ze weten niet wat ze met hem moeten doen en uiteindelijk wordt Bartleby door de politie weggevoerd, om in een gevangenis weg te kwijnen.

Het korte verhaal van Melville werd gepubliceerd in 1853. Ten tijde van de eerste publicatie werd Melvilles werk door critici neergesabeld. Het commentaar van een literaire criticus uit die tijd spreekt boekdelen. Hij constateert dat Melvilles werk in de loop van de tijd er niet beter op geworden is, en haalt een citaat van Keats aan: ‘De verbeelding van een jongen is gezond, en de rijpe verbeelding van een man is gezond, maar er is een deel van het leven daartussenin, waaneer de ziel aan het broeien is, het karakter onbeslist, het levenspad onzeker en ambitie bijziend’. Ondanks deze aanvankelijk koude ontvangst, veroverde Melvilles werk alsnog het literaire universum. Het citaat is nog steeds van toepassing op Melville, deze maal als lofuiting. Het is het werk van een broeiende ziel, vol van raadselachtige, zonderlinge hoofdfiguren. Mogelijk daarom heeft Melville een haast magische aantrekkingskracht op filosofen uitgeoefend.

Mysterie

Wat is zo fascinerend aan Bartleby? De combinatie van zijn volharding – hij blijft onaangedaan, onbewogen onder elk pleidooi dat de man van de wet tot hem richt – en het feit dat de lezer helemaal niets te weten komt over zijn motieven brengt een air van mysterie rond zijn personage. Omdat we niet weten waarom Bartleby weigert, zijn we geneigd om te gissen, om alle denkbare motieven op hem te projecteren. Zonder enig resultaat, want Bartleby blijft aan elk uitleg ontglippen. Maurice Blanchot constateerde daarom dat Melville de ‘wrede waanzin van de taal aan de lezer onthult, die alles zegt en niets zegt’. Juist die onbestemdheid van Bartlebys weigeren werkt bijzonder subversief.

Hij geeft geen redenen op, hij maakt geen specifieke bezwaar tegen deze of gene taak. Hij zegt evenmin wat hij liever wel zou doen. Door deze onbepaaldheid wordt zijn afwijzing absoluut.

De ondermijnende werking van Bartlebys weigering heeft menig filosoof tot een politieke lezing van het verhaal aangezet. Zo schrijven Michael Hardt en Antonio Negri in hun veelbesproken boek Empire dat Bartleby in een lange traditie van werkweigering past: ‘Elke werknemer met enig gezond verstand wil natuurlijk de autoriteit van zijn baas afwijzen, maar Bartleby drijft dit op de spits’. Voor Hardt en Negri blijft Bartleby vooral een über-staker. Maar Bartlebys houding gaat veel verder dan een zonde tegen kapitalistische werkethiek. Zijn afwijzing van elke autoriteit is het begin van bevrijdende politiek. Tegelijkertijd is het ook niet meer dan een begin, benadrukken Hardt en Negri. Het naakte weigeren kan de structuur van het sociale gezag doen instorten, maar schept geen alternatief. Bartleby creëert geen nieuwe sociale verhoudingen, maar blijft een solitaire figuur die in plaats van verandering, slechts zijn eigen ondergang bewerkstelligt. Bartleby blijft een ‘mooie ziel die op het randje van zelfdoding balanceert’.
 
Anderen zien in Bartlebys geste meer dan slechts een stap in de goede richting. Wat Bartleby doet, brengt de gewone, dagelijkse lauf der dinge tot stilstand, en opent daarmee een zeer bijzondere deur, hij biedt een inkijk in iets wat in onze dagelijkse bezigheden verloren gaat. Die dagelijkse bezigheden bestaan uit een aaneenschakeling van kleine en grote beslissingen. En elke beslissing is een offer, betoogt Jacques Derrida in De gave van de dood. Beslissen betekent altijd kiezen tussen eindeloze mogelijkheden. Eén mogelijkheid wordt uitverkoren om werkelijkheid te worden, andere worden afgesneden en geofferd. Ze zijn veroordeeld om niet te zijn. Er zijn altijd meerdere appèls op ons om iets te doen, en wanneer we aan het ene antwoorden, verzaken we eigenlijk al die andere. Dit offer kunnen we nimmer rechtvaardigen, stelt Derrida. Bartleby ontsnapt aan deze logica van het offer, aldus Derrida. Het is niet zo dat Bartleby zich helemaal van een beslissing onthoudt, want hij neemt een stelling in: hij doet het liever niet. Maar hij weigert wel om tussen dit of dat te kiezen.

De Italiaanse filosoof Giorgio Agamben ziet in Bartleby ook een figuur die de werkelijkheid voor de mogelijkheid heeft ingeruild. In zijn essay ‘Bartleby, or on Contingency’ vergelijkt hij het eindeloze kopiëren van juridische documenten met Nietzsches eeuwige wederkeer. Nietzsches doctrine is ook een poging om met het vermurwende definitieve karakter van de werkelijkheid af te rekenen. De onmogelijkheid om het verleden te veranderen – gedane zaken nemen geen keer – is de grootste bron van het ressentiment. Daarom leert Nietzsches Zarathustra om ‘terug te willen’, om elke ‘zo was het’ in het ‘zo heb ik het gewild’ te transformeren. Daarin schuilt een bevrijding. Maar wat Nietzsche over het hoofd ziet, schrijft Agamben, is het gejammer van datgene wat niet was, of anders had kunnen zijn. Daarom verlaat Bartleby Nietzsches oplossing wanneer hij ophoudt met kopiëren: om wat niet was, en zelfs nooit zal zijn, uit hun verbanning in het niet-zijn te verlossen, om de pure mogelijkheid een gestalte te geven.
 
De onbestemdheid van Bartlebys weigeren is zo bezien geen zwaktebod, maar zijn grote kracht. Daarom is voor Bartleby misschien een belangrijkere politieke rol weggelegd dan Hardt en Negri suggereren. Zo beschrijft Slavoj Žižek in The parallax view zijn visie op de Bartleby-politiek. Žižeks diagnose van de huidige politiek, inclusief alle vormen van politiek activisme, laat zich als volgt samenvatten: zo veel mogelijk doen om niets te veranderen. De revolutionaire krachten zijn uitgeput, ingekapseld, en wat overblijft is een nogal neurotische hyperactiviteit. Bartleby draait dit om: hij doet niets, en juist daarom kan niets bij het oude blijven. Het is juist een valkuil, betoogt Žižek, om van een onbestemde weigering, een concrete weigering te willen maken, zoals Hardt en Negri nastreven. Deze onbestemdheid is geen zwaktebod. Weigering is leeg, maar deze leegheid is allesbehalve neutraal. Als het neutraal was, zou Bartleby geen enkel effect sorteren. Het tegendeel is waar. Juist vanwege de onbestemdheid is de aanwezigheid van Bartleby onverdraaglijk. Hij irriteert, ontwapent en ontroert, of alles tegelijkertijd.