Home Klassieke Oudheid Aristoteles: alle mensen streven van nature naar kennis
Klassieke Oudheid

Aristoteles: alle mensen streven van nature naar kennis

Door Aristoteles op 22 januari 2013

Aristoteles peinzend bij een borstbeeld van Homerus olieverfschilderij door Rembrandt van Rijn uit 1653
‘Aristoteles peinzend bij een borstbeeld van Homerus’, olieverfschilderij door Rembrandt van Rijn uit 1653
05-2002 Filosofie Magazine Lees het magazine
Wijsheid, stelt Aristoteles, is het kennen van de oorzaken.

Alle mensen streven van nature naar kennis. Dit blijkt ondermeer uit het feit dat we houden van zintuiglijke waarnemingen. Ook als we er geen voordeel bij hebben, houden we hiervan om het waarnemen zelf, en het meest houden we van waarnemen met onze ogen. Niet alleen om te handelen, maar ook als we niet van plan zijn te handelen verkiezen we het zien boven haast alle andere dingen. Dit komt doordat deze waarneming ons het meest doet onderkennen, en veel verschillen laat zien.

Wil je dit artikel verder lezen?

Sluit een abonnement af op Filosofie Magazine voor slechts 4,99 per maand en krijg toegang tot dit artikel én de duizenden andere diepgaande filosofische artikelen. Luister nu ook alle nieuwe artikelen als audio.
Word abonnee en lees verder > Al abonnee? Log dan in en lees (of luister) verder.

Van nature zijn dieren uitgerust met waarneming; bij sommige soorten ontstaat hieruit geheugen, bij andere niet. Daardoor zijn de eerstgenoemde verstandiger en beter in staat tot leren dan die welke niet kunnen onthouden. Verstandig, maar niet in staat tot leren, zijn dieren die geen geluiden kunnen horen, zoals bijen en andere soorten bij wie dit het geval is. Wel tot leren in staat zijn wezens die naast geheugen ook gehoor hebben.

Terwijl andere dieren leven met behulp van voorstellingen en geheugen, en slechts in beperkte mate deelhebben aan ervaring, leeft de menselijke soort ook met behulp van kundigheid en redenering. Bij mensen ontstaat namelijk uit het geheugen ervaring: een aantal herinneringen aan eenzelfde zaak bewerkstelligen het vermogen van één ervaring. Men denkt wel dat ervaring net zoiets is als kennis en kundigheid, maar in feite komen kennis en kundigheid bij mensen tot stand door middel van ervaring. Zoals Polus terecht opmerkt, ‘ervaring brengt kundigheid voort, onervarenheid toeval.’ Kundigheid ontstaat wanneer uit een aantal inzichten die tot de ervaring behoren, één algemeen oordeel ontstaat over alle gelijke gevallen. Van oordeel zijn dat Callias toen hij aan een bepaalde ziekte leed baat vond bij een bepaald middel, en Socrates ook, en zo een aantal andere individuen, dat is een zaak van ervaring; maar oordelen dat allen die tot een bepaald type behoren er baat bij hebben, wanneer ze aan deze ziekte lijden – bijvoorbeeld flegmatici of cholerici wanneer ze aan hoge koorts lijden – dat is een zaak van kundigheid.

Met het oog op handelen lijkt ervaring niet te verschillen van kundigheid – of liever, we zien dat mensen met ervaring eerder slagen dan mensen die wel een verklaring kunnen geven maar geen ervaring hebben. Dit komt doordat ervaring het onderkennen van bijzondere gevallen is en kundigheid het onderkennen van het algemene, terwijl alle handelingen en al wat tot stand komt het bijzondere betreffen. Een arts geneest immers niet de mens – behalve in bijkomstige zin – maar Callias, of Socrates, of een ander met name genoemd individu aan wie het toebehoort mens te zijn. Wanneer een arts wel de verklaring kent maar geen ervaring heeft, en wel het algemene onderkent maar niet het bijzondere dat hierin is vervat, zal zijn behandeling dus geregeld zonder uitwerking blijven. Voorwerp van behandeling is immers het bijzondere geval.

Toch vinden we dat inzicht en begrip meer aan kundigheid dan aan ervaring toebehoren, en we vinden mensen met kundigheid verstandiger dan mensen met ervaring, kennelijk in de veronderstelling dat wijsheid een mens toebehoort naarmate hij inzicht heeft. Dit is zo omdat deskundigen de oorzaak kennen en anderen niet. Mensen met ervaring kennen namelijk wel het ‘dat’, maar niet het ‘omdat’, terwijl deskundigen het ‘omdat’ en de oorzaak kennen. Daarom vinden we ook dat in elk vak de meesters meer aanzien hebben, meer weten en verstandiger zijn dan de handwerkers: omdat zij de oorzaken kennen van wat er tot stand wordt gebracht. Met handwerkers is het als met bepaalde onbezielde dingen: ze doen wel iets, maar doen dit zonder te weten wat ze doen, zoals vuur brandt – alleen doen onbezielde dingen alles wat ze doen op grond van een bepaalde natuur, terwijl handwerkers dit doen uit gewoonte. Het is dus niet omdat ze tot handelen in staat zijn dat we hun meesters verstandiger vinden, maar omdat ze een verklaring hebben en de oorzaken kennen. In het algemeen is het een aanwijzing voor wie wel en wie niet inzicht heeft of hij dit kan onderwijzen, en daarom beschouwen we kundigheid meer dan ervaring als kennis: mensen met kundigheid kunnen deze namelijk onderwijzen, anderen niet.

Ook houden we geen enkele van de zintuiglijke waarnemingen voor wijsheid. Weliswaar zijn deze bij uitstek een kennen van het bijzondere, maar ze geven van niets het waarom aan – bijvoorbeeld waarom vuur warm is; ze geven alleen aan dát het warm is. Het is dan ook begrijpelijk dat mensen degene bewonderen die als eerste om het even welke kunst heeft bedacht die verder gaat dan onze gemeenschappelijke waarnemingen, niet alleen om het nut van zijn uitvinding, maar ook omdat hij verstandig is en boven de rest uitsteekt.

Naarmate er meer kunsten werden uitgevonden – sommige om in noodzakelijkheden te voorzien, andere om het leven te veraangenamen – oordeelde men telkens dat de uitvinders van deze laatste kunsten van groter wijsheid blijk gaven dan de eersten, omdat hun kennis niet gericht was op gebruik. Zo komt het dat, toen in al deze behoeften tenslotte was voorzien, vormen van kennis werden uitgevonden die het aangename noch het noodzakelijke beogen; en wel het eerst in die streken waar men er tijd voor vrij had. Hierdoor kwam de wiskunde het eerst tot stand in Egypte: daar was de priesterklasse de nodige vrije tijd vergund.

Het verschil tussen kundigheid, kennis en aanverwante begrippen is uitgelegd in de Ethica. De reden waarom we dit nu uiteenzetten is dat iedereen van oordeel is dat wat wijsheid wordt genoemd betrekking heeft op de eerste verklarende oorzaken en de beginselen. Daarom vinden we zoals gezegd iemand met ervaring wijzer dan wie om het even welke waarneming heeft, een deskundige wijzer dan iemand met ervaring, de meester wijzer dan de handwerksman, en theoretische kennis hogere wijsheid dan productieve.

Dit zijn gedeeltes uit De eerste filosofie (Metafysica Alfa) van Aristoteles, vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Carlos Steel.

De eerste filosofie
Aristoteles
vert. Carlos Steel

Historische Uitgeverij
96 blz.
€ 30,-

Loginmenu afsluiten