In de film Paterson van Jim Jarmusch (2016) lijkt alles eenvoudig. De dagelijkse routine van de hoofdpersoon, de rondjes die hij als buschauffeur dagelijks rijdt, het lieflijke huwelijk met zijn vrouw. Een lofzang op het ‘gewone leven’. Maar schijn bedriegt – uiteraard, want het leven is eenvoudig noch gewoon, voor niemand.
Net zomin is technologie ‘gewoon’. Het is geen natuurkracht en ook geen vanzelfsprekend gereedschap. Moderne technologieën zoals de smartphone geven mede vorm aan onze relatie met de wereld. Alleen al daarom hebben ze een ethische dimensie. Maar dat geldt niet alleen voor het digitale. Paterson laat ons ook nadenken over andere technieken en hoe die op hun manier gestalte geven aan wie we zijn en hoe we in de wereld staan. Van poëzie tot de bus die zijn rondjes rijdt: ze zijn een fotonegatief van de algoritmische mens.
Miriam Rasch is filosoof en schrijver. Ze is verbonden aan de Willem de Kooning Academie in Rotterdam en columnist voor Filosofie Magazine. Met haar boek Frictie (2020) won ze in 2021 de Socratesbeker voor het beste Nederlandstalige filosofieboek van het jaar. Andere titels van haar hand zijn Zwemmen in de oceaan. Berichten uit een postdigitale wereld (2017), Autonomie (2022) en Luisteroefeningen (2024).
Van luciferdoosje tot liefdesgedicht
Een man zit aan een ontbijtbar, hij roert in een kommetje Cheerios met melk. Dan pakt hij een doosje lucifers uit een sier-asbak die naast hem op het aanrecht staat. Hij draait het om en om tussen zijn vingers, opent het en schuift het weer dicht terwijl hij van de ontbijtgranen eet.
Later zien we hem op de chauffeursstoel van een stadsbus zitten, hij wacht in een terminal op de eerste rit, met een pen in de hand en een schrift op het stuur. Hij schrijft. We have plenty of matches in our house / We keep them on hand always / Currently our favourite brand / Is Ohio Blue Tip. Hetzelfde merk waar hij net, schijnbaar gedachteloos, mee speelde. De woorden van het gedicht verschijnen op het scherm, de stem van Adam Driver, die de buschauffeur-dichter speelt, leest ze voor. Het luciferdoosje wordt ‘Love poem’, een liefdesgedicht voor zijn vrouw.
Paterson heet de man, en ook de plaats waar hij woont en met zijn bus rondrijdt. Het is een stad waar toevalligerwijs ook enkele beroemde dichters hebben geleefd, zoals Allen Ginsberg en William Carlos Williams. Die laatste vereeuwigde de plaats zelfs in een episch, meerdelig gedicht. En ook Paterson schrijft dus poëzie, neergepend tussen werkshifts door, zij het zonder die te willen publiceren. We volgen hem een week lang, hoe hij ’s ochtends opstaat zonder een wekker nodig te hebben, ’s avonds een biertje pakt aan de bar in zijn stamkroeg, hoe hij tussendoor luistert naar zijn collega’s en luncht met uitzicht op de plaatselijke waterval, hoe hij in het weekend uitgaat met zijn vrouw, en steeds weer: dicht, dicht, dicht.
Stille wateren
Dicht: Paterson lijkt ook een gesloten persoon, type ‘stille wateren diepe gronden’. Een stoïcijnse figuur, wiens belangrijkste handeling in de film is dat hij luistert. Adam Driver vertelde aan The New York Times hoe hij geïnstrueerd werd tijdens de opnames: ‘Paterson luistert naar Laura die gitaar speelt.’ ‘Paterson luistert naar Doc die aan de bar een verhaal ophangt.’ ‘Paterson luistert naar Marvins ademhaling.’
Natuurlijk heeft hij een geschiedenis, zoals iedereen, maar die wordt nauwelijks uit de doeken gedaan en vormt in het verhaal probleem noch verklaring. Hij heeft een mening over wat er om hem heen gebeurt, zoals wij allemaal, maar liever dan die te spuien houdt hij haar voor zich. Wat hij vindt moet je aflezen aan zijn weinig levendige gezicht.
Maar hij zet zijn waarnemingen en gevoelens op papier, schrijft parlando gedichten die soms grenzen aan het sentimentele, daar is hij expressief, doelgericht, bijna obsessief. Daar opent hij zich. Dat is niet bedoeld voor anderen. De gedichten lijken eerder een documentatie van een ontmoeting met de wereld. Buiten zijn vrouw mag niemand meelezen.
De leiband van de smartphone
Lucifers, een ouderwets ronkende stadsbus, pen en papier, epische poëzie en een zwijgende man: je kunt je afvragen wat dit alles met moderne technologie te maken heeft. Het duurt zelfs even voor je zeker weet dat het verhaal zich afspeelt om en nabij het heden van 2016, het jaar waarin de film verscheen. Naast Patersons kussen ligt geen smartphone maar een horloge, hij scrollt niet door het nieuws, maar bestudeert een luciferdoosje, typt zijn gedichten niet met twee duimen in een notitieapp, maar schrijft ze bedachtzaam in een schrift. Zijn vrouw Laura blijkt wat meer van deze tijd te zijn. Ze volgt de online trends en spoort Paterson aan om een kopie te maken van zijn gedichten en zijn werk zo op zijn minst te voorzien van een analoge back-up.
Paterson geeft er niks om. A smartphone is a leash, zegt hij, een van de weinige stellige meningen die we van hem te horen krijgen. Nu is het niet zozeer dat hij niet aan een leiband wil lopen, denk ik, want hij is bijvoorbeeld een zeer meegaande echtgenoot die de gekste hobbygrillen van zijn vrouw ondersteunt, en hij laat hun (haar) hond uit met evenveel trouw en even weinig plezier als een kind zijn huiswerk maakt – maar hij accepteert alleen de lijn die hij zelf verkiest. En technologie hoort daar niet bij.
Lofzang op poëzie
Door de weigering om mee te gaan in de moderne eis om mobiel en bereikbaar te zijn, wordt technologie natuurlijk toch een thema in de film, zij het onnadrukkelijk. De lofzang op de poëzie is belangrijker dan de kritiek op technologie. Nu kun je poëtisch taalgebruik natuurlijk ook een techniek noemen, in de bredere zin van het woord. Het is een specifieke methode of vaardigheid waarmee vorm wordt gegeven aan de wereld. Het gedicht zelf is te begrijpen als een product van techniek, een artefact dat betekenis en kleur geeft aan de relatie tussen mens en buitenwereld.
Dit begrip van techniek als technè is te zien als een belangrijk thema in de film. In plaats van digitale technologie het middelpunt te laten zijn van alles wat we doen en wie we zijn, wordt de aandacht verlegd naar de talloze andere technieken die ons omringen en die vormgeven aan onze relatie met de wereld. En die we kunnen inzetten en oefenen, als we er eenmaal oog (of oor) voor krijgen. Het luisteren van Paterson, de muziek die zijn vrouw maakt, maar ook de stadsbus die gesprekken faciliteert en de stamkroeg die liefdesdrama’s ensceneert: het zijn technieken die iets doen met onze relatie tot de ander. Dat raakt aan de opvatting van techniek als een mediator van de relatie tussen de mens en buitenwereld en tussen mensen onderling, zoals dat beschreven is door onder anderen de techniekfilosofen Bernard Stiegler en Peter-Paul Verbeek. Omdat techniek vormgeeft aan ons begrip van en omgang met onze omgeving, heeft ze bovendien een ethische dimensie.
In de poëtica van William Carlos Williams, niet toevallig de favoriete dichter van Paterson, zijn dingen de dragers van ideeën. Maar in de film zijn dingen, zoals het luciferdoosje, het gedicht en zelfs de mobiel, bovenal dragers van potentie, het zijn dingen die iets mogelijk maken, waarmee je de wereld kunt veranderen. Zo geeft de film een heel eigen visie op wat techniek is en kan doen, en hoe hedendaagse, digitale technologieën er daar enkele van zijn, maar zeker niet de enige.
Datapakket
Paterson is in al zijn zwijgzaamheid en private expressiviteit een fascinerend figuur. Zijn afwijzing van technologie is niet alleen het grappige trekje van een romantische ziel. Hij is te zien als een soort fotonegatief van het mensbeeld zoals dat oplicht uit de technologie: een datapakket dat handelt als een algoritme, een lichaam dat geen diepte kent zonder dat die te meten is aan de oppervlakte, een voorspelbaar behoeftewezen dat zich door spullen en kant en klare opvattingen een identiteit laat aanmeten. Dat fotonegatief is zoals gezegd niet zomaar te duiden als voor of tegen, maar laat tegen het licht gehouden juist een meerdimensionaal en wisselend beeld zien, als het heen en weer bewegende figuurtje op een ouderwetse holografische ansichtkaart.
In de tekening van het personage overheerst de meerduidigheid – zo zijn mensen immers ook, al vertonen hun dataprofielen dat kenmerk niet. Paterson is buschauffeur en dichter, veteraan en liefhebbende echtgenoot. Geen van die etiketten definieert hem, zegt Driver in het hierboven aangehaalde interview. ‘Hij is niet één ding; hij is al deze dingen.’ Digitale technologieën definiëren ons daarentegen wél graag. Misschien is dat de reden waarom Paterson er niets van moet hebben. Het is de reducerende werking van vooral data, die ons labelen met categorieën waar we niet zelf voor kunnen kiezen en die misschien in theorie meerduidig zijn maar in de praktijk vooral als hokjes werken. Een hypothese die de film impliciet opwerpt is dat Paterson juist als persoon met meerdere rollen beter bestand is tegen de totaliserende werking van de technologie. Als een boom die naar verschillende kanten goed geworteld is en daardoor blijft staan gedurende een storm.
Autonomie
Ondanks die schijnbaar uiteenlopende identiteiten die hij in zich verenigt, en ondanks de relaties die hem in zekere zin gebonden houden, lijkt Paterson met andere woorden een hoogst standvastig, autonoom persoon. Niet omdat hij zich niks aantrekt van zijn omgeving, integendeel, hij is zorgzaam en aandachtig. Eerder omdat hij wél betrokken is bij zijn omgeving. In de relaties met zijn omgeving – met zijn vrouw, zijn collega’s, zijn passagiers, in de kroeg en bij toevallige ontmoetingen – bekrachtigt hij juist zijn autonomie. Zelfs als dat uitloopt op minder plezierige handelingen zoals het ritueel van het uitlaten van de viervoetige huisgenoot Marvin. En zelfs in het in hoge mate geroutineerde leven dat zich in de film ontrolt.
Niet alleen het uitlaten is een steeds terugkerende handeling. Adam Driver wijst op het in hoge mate geautomatiseerde leven, waarvoor de acteur zover ging om zelf zijn busrijbewijs te halen. De structuur of orde van dagelijkse routine, zegt hij, schept de vrijheid om aandacht te schenken aan dat wat echt belangrijk is, in het geval van Paterson: zijn poëzie. Dus hoewel je zou kunnen beweren dat Paterson zich gedraagt als een algoritme, is hier mijns inziens iets anders aan de hand. De mens als algoritme is wezenlijk een ontkenning van de vrijheid – het is een beeld van de mens als een robot die je zo kunt programmeren dat je krijgt wat je wil (gek genoeg lijken de programmeurs altijd te ontsnappen aan deze beschrijving, zij hebben de vrijheid om aan de knoppen te draaien). Paterson daarentegen lijkt met zorg zijn automatismen te hebben gekozen en te onderhouden. Zoals hij ook uit overtuiging de automatiseringsmachine die de smartphone is daar geen onderdeel van laat zijn. Hij is wie hij is en laat zich daar niet van afleiden. Het is moeilijk dat voor te stellen in combinatie met een telefoonverslaving.
Luisteren
Ander fotonegatief: ondanks zijn weinig uitgesproken aard – terwijl ‘zenden’ een vereiste is van de technologie, die immers draait op het delen van meningen, ervaringen, foto’s – is Patersons autonomie verbonden met een heel eigen vorm van engagement. De geijkte samensmelting van mondigheid en autonomie wordt daarmee doorbroken. Autonomie heeft sinds Kant te maken met meningsuiting, met het actief deelnemen aan het publieke debat. Maar de tegenstelling tussen mondige autonomie en zwijgzame passiviteit houdt hier geen stand. In al zijn zwijgzaamheid is Paterson meer betrokken dan de aan het scherm gekluisterde meningsuiter. En vaak genoeg werkt het natuurlijk ook zo. De mondige burger is net zo goed een passieve consument die zich meningen laat aansmeren als waren het de nieuwste sneakers. En de zwijgende toehoorder kan juist degene zijn die met reflectieve aandacht zijn eigen gedachten vormt.
Paterson is een luisteraar, hoorden we al. Iets wat door de technologie eerder wordt gehinderd dan ondersteund. Waarom is dat zo? Misschien omdat luisteren een meer subversieve handeling is dan je op het eerste gezicht zou denken. Het suggereert het bestaan van een binnenwereld waarvandaan iemand luistert, een binnenwereld die onbereikbaar is voor de algoritmes. Het draagt de mogelijkheid in zich om iets nieuws te leren en uit je bubbel te breken. Als je al weet wat je zult horen, als je alleen maar op zoek bent naar bevestiging, hoef je immers niet te luisteren. En het vergt concentratie en aandacht – precies dat wat de techbedrijven graag voor zichzelf opeisen omdat ze er hun geld mee verdienen. Elk moment van aandacht gericht op een ander is een gemiste advertentiedollar. In plaats van verzonken in de virtuele tunnelvisie van het telefoonscherm, is de luisteraar gericht op de buitenwereld.
Even tussendoor …
Meer lezen over filosofie en film? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:
Paterson luistert, maar evenzeer is hij een nauwgezette observator, zoals van het luciferdoosje. Of van de situatie die zich voordoet in de stamkroeg, als een ruzie uit de hand dreigt te lopen en Patersons ervaring in het leger in een oogopslag van pas komt. Waar hij geen aandacht voor heeft, is wat er op het scherm gebeurt. Het maakt zijn kleine, ritualistische wereld des te rijker, drukbevolkter en inspirerender.
De identiteit van Paterson is niet eenduidig, hij wordt verregaand beïnvloed door zijn omgeving, leeft zijn leven voor een groot deel op de automatische piloot, luistert meer dan hij spreekt. En toch zou ik hem, afgezet tegen de algoritmische mens, een voorbeeldfiguur noemen.
Dit is een ingekort en bewerkt fragment van het essay ‘Techniek als leiband en als kunst’ van Miriam Rasch uit de bundel Denken over film, die op 15 september 2025 verschijnt bij uitgeverij De Nieuwe Wereld. In deze bundel schrijven elf toonaangevende denkers aan de hand van een bekende film over de invloed van techniek op ons leven. De bundel is een initiatief van denktank Socires en verschijnt onder redactie van Kees Buitendijk en Ward Huetink.
De film Paterson is te zien op Apple TV.
Denken over film
red. Kees Buitendijk en Ward Huetink
De Nieuwe Wereld
140 blz.
€ 18,-

