Home Zonder sekse ook geen gender
Dieren Identiteit Mens en natuur

Zonder sekse ook geen gender

Wat vertelt biologie over gender? Biologen Frans de Waal en Midas Dekkers en cultuurwetenschapper Margriet van Heesch aan het woord.

Door Djuna Spreksel op 24 maart 2023

pauwen dieren gender beeld Mikko Kuiper

Wat vertelt biologie over gender? Biologen Frans de Waal en Midas Dekkers en cultuurwetenschapper Margriet van Heesch aan het woord.

FM4 2023 erkenning maand van de filosofie
04-2023 Filosofie magazine Lees het magazine

Het idee dat lichaam en geest, natuur en cultuur van elkaar te scheiden zijn, vindt primatoloog Frans de Waal een uitgesproken masculiene gedachte. Dat wordt ook wel het cartesiaans dualisme genoemd, naar de filosoof René ­Descartes. Het is niet zo verwonderlijk dat een man dit heeft bedacht, zegt De Waal. ‘Anders dan vrouwen worden mannen minder op dagelijkse basis geconfronteerd met hun biologische lichaam, wat het gemakkelijker maakt om het lichaam te ontkennen. Ze gaan niet door hormonale cycli heen en ze baren geen kinderen.’

De Waal was dan ook ontstemd toen hij zag dat tijdens de tweede feministische golf dualistische denkbeelden door vrouwen werden overgenomen. In hun strijd om gelijkheid gingen feministen hun lichaam ontkennen. Het biologisch onderscheid tussen man en vrouw werd ‘verbannen naar het rijk der fabelen’. En hoewel hij dat begrijpelijk vindt – juist het lichaam van de vrouw werd als argument gebruikt voor haar uitsluiting – maakten die feministen volgens De Waal wel een fout. Een rode draad door zijn werk is dat lichaam en geest, en daarmee natuur en cultuur, ten diepste met elkaar verbonden zijn.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Mislukte besnijdenis

In zijn nieuwste boek Anders. Gender door de ogen van een primatoloog onderzoekt De Waal, werkzaam aan de Emory University in de Verenigde Staten, genderverschillen bij mensen en andere primaten, met name bij onze meest naaste verwanten: chimpansees en bonobo’s. De stelling: gender heeft een biologische basis. Of we ons mannelijk of vrouwelijk voelen en gedragen heeft deels te maken met onze constitutie: met hormonen, geslachtschromosomen en ontwikkelingen in de hersenen. En dus niet, zoals in maatschappelijke discussies vaak wordt verondersteld, alleen met cultuur.

De Waal: ‘Waar ter wereld je ook gedrag onderzoekt, voor alle primaten geldt dat agressie meer voorkomt bij de mannelijke populatie en dat vrouwen meer worden aangetrokken tot zorgen voor kleintjes. Jonge mannelijke chimps stoeien met elkaar, omdat ze hun lichamelijke kracht moeten leren beheersen. Jonge vrouwen verzamelen zich rond een moederaap met een kleintje, omdat ze het willen vasthouden.’ Aangezien dit verschil in gendergedrag overal ter wereld en bij alle primaten waarneembaar is, concludeert hij dat het wel een biologische basis móét hebben.

Derdegolffeministen krijgen eindelijk bijval van de biologen

Dat specifiek gendergedrag al op jonge leeftijd hardnekkig kan zijn, illustreert De Waal met de casus van een Canadese jongen die bij wijze van experiment wordt opgevoed als meisje. Psycholoog John Money, initiatiefnemer van het onderzoek, verwierf faam als bedenker van de term ‘gender’. Tot die tijd bestond er geen ander woord dan ‘apart’ of ‘raar’ voor mensen die niet goed in het voor hen aangewezen hokje passen. Op die manier droeg Money bij aan de emancipatie en erkenning van transgenders en transseksuelen, en gaandeweg raakte de psycholoog ervan overtuigd dat van een jongen een meisje te maken was.

De Canadese jongen, die later als David Weimer bekend kwam te staan, was het grootste deel van zijn penis verloren ten gevolge van een mislukte besnijdenis. Money adviseerde de ouders om hem op te voeden als meisje en ook zijn testikels te verwijderen. Hij kreeg poppen, droeg jurken en kreeg de naam Brenda, maar al snel ging het mis. Brenda stal autootjes van andere kinderen en wilde staand urineren. Hij weigerde te leven als een meisje. Op zijn veertiende kwam hij achter zijn lot en keerde onder de naam David terug naar zijn eigen gender. Op zijn 38ste pleegde hij zelfmoord.

‘We kunnen een kind geen gender opdringen,’ aldus De Waal. ‘En hoewel nog steeds weleens wordt gesproken van een modegril, accepteren we tegenwoordig dat homoseksualiteit en transgender-zijn aangeboren zijn. We weten nog niet precies of de hersenen in de baarmoeder een andere afslag nemen of dat er vlak na de geboorte iets gebeurt, maar alles wijst erop dat het zich in een zeer vroeg stadium manifesteert en stabiel is. Dat blijkt uit het feit dat slechts 2,5 procent van de jonge transgenderpersonen later op hun besluit terugkomt.’

Tekst loopt door onder afbeelding

Moederhersenen

Waarom accepteren we niet met hetzelfde gemak dat verschillen tussen man en vrouw een biologische oorsprong hebben? Volgens De Waal komt dit vermoedelijk doordat we ons in de strijd om gelijkheid tussen man en vrouw hebben gericht op gender zelf, in plaats van op de culturele machtsongelijkheid. ‘Juist als we de biologische verschillen tussen mannen en vrouwen onderkennen, kunnen we werken aan het veranderen van hardnekkige genderongelijkheid in de maatschappij.’

Hoewel De Waal het belangrijk vindt dat biologie weer een rol krijgt in genderdebatten, betekent dit volgens hem niet dat genderidentiteit uitsluitend biologisch is. De Waal ziet zichzelf als een ‘interactionist’, waarmee hij afrekent met de verouderde biologische wetenschap waar feministen tegen ageerden – biologie als een legitimatie om vast te houden aan rigide genderrollen.

Gender, zo stelt hij, is een combinatie van biologische aanleg en opvoeding. ‘Er zouden geen genders bestaan als we geen sekse hadden; de twee zijn simpelweg niet te scheiden. Het is alleen onmogelijk om precies uit te dokteren welk aandeel biologisch is en welk deel door opvoeding wordt ingevuld.’ Aan de hand van voorbeelden bij andere primaten breekt De Waal een lans voor het loslaten van al te strikte genderhokjes. Liever beschouwt hij gender als een glijdende schaal tussen masculien en feminien, waarbij individuen allerlei tussenposities innemen – zoals bij mens­apen ook voorkomt.

Maar is het niet tegenstrijdig om enerzijds de biologische basis van gender te benadrukken en anderzijds te wijzen op natuurlijke genderfluïditeit? De Waal glimlacht. ‘De biologie is flexibeler dan we doorgaans denken en laat ruimte voor individuele variëteit. Hoewel mannelijke primaten over het algemeen weinig interesse hebben in de opvoeding van kleintjes, verandert hun gedrag op het moment dat een moeder wegvalt. Ze adopteren soms haar achtergebleven jongen en kunnen er jarenlang toegewijd voor zorgen. Onderzoek heeft uitgewezen dat er zelfs iets in hun hersenen verandert; die gaan meer lijken op moederhersenen.’

Ook bioloog Midas Dekkers, auteur van het boek Wat loopt daar? Een biologische kijk op rassen (2021), erkent dat de indeling tussen man en vrouw nooit absoluut is. Maar iedereen die een weg zoekt in het ‘glibberige’ genderdebat raadt hij aan terug te gaan naar de biologie, die controleerbare definities heeft. Dekkers: ‘Waarom zijn we oorspronkelijk het onderscheid tussen man en vrouw gaan maken? Om te weten met wie we ons moeten voortplanten. Mannen hebben veel snelle, kleine geslachtscellen en vrouwen grotere, langzamere geslachtscellen. Als gevolg daarvan hebben ze andere organen en vertonen ze ook ander gedrag.’

Pas als men het eens is over de basale sekseopposities tussen man en vrouw – volgens Dekkers biologische ‘schotjes’ die we nodig hebben om de complexe wereld te ordenen – kan worden onderkend dat de grenzen van genders inderdaad in elkaar overlopen. Indelingen kunnen door voortschrijdend inzicht prima worden herzien, zegt Dekkers. ‘In mijn boek over rassen geef ik ook geen definitief antwoord op de vraag hoeveel mensenrassen er bestaan. Maar dat betekent niet dat we moeten stoppen met categoriseren. Zolang we er geen racistische of vrouwonvriendelijke conclusies aan verbinden, pleit ik niet voor minder, maar juist voor meer hokjesgeest – zolang die hokjes maar niet te star zijn.’

Straffen en belonen

De Waal en Dekkers gaan uit van biologisch gegeven categorieën die we aan de hand van taal kunnen onderscheiden. Maar volgens cultuurwetenschapper Margriet van Heesch is het juist precies andersom: het indelen in categorieën is een talige, performatieve daad waarmee die biologie zelf geconstrueerd wordt. In haar proefschrift onderzocht Van ­Heesch de wijze waarop intersekse mensen, die zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtskenmerken vertonen, altijd uit de biologische en medische onderzoeken werden gehouden en daardoor onzichtbaar bleven, omdat zij niet in het oppositionele man-vrouwdenken passen.

Van Heesch is geïnspireerd door de Amerikaanse filosoof Judith Butler. ‘Met een van haar bekendste concepten, doing gender, laat Butler zien dat de definities van wat mannelijk en vrouwelijk is altijd zijn gevormd door een heteronormatieve standaard en door homofobie: transgenderpersonen werden bijvoorbeeld in Nederland tot 2000 alleen geholpen als ze zich na hun operatie identificeerden als heteroseksuele man of vrouw.’

Hoewel dat inmiddels niet meer zo is, wil Van Heesch hiermee aantonen dat de relevante vraag is: wie heeft er ­eigenlijk toegang tot kennis? Van Heesch: ‘Ik kan de wetenschappelijke conclusie van De Waal, dat de basis van gender biologisch is, beamen. Maar wie bepaalt waar de talige grens tussen biologie en cultuur ligt, en wat de biologische indelingen zijn? We hebben menselijke taal nodig om onszelf te herkennen in mensapen, om betekenis te geven aan onze ervaringen en zichtbaar te worden.’

Mensen worden sociaal gestraft als ze hun gender niet ‘goed’ doen

Butler ziet in navolging van de Britse taalfilosoof John Austin dat taal performatief kan zijn. ‘Een uitspraak draagt een handeling in zich en schept een werkelijkheid,’ vervolgt Van Heesch. ‘Volgens Butler is het niet onze biologische sekse die ons gender informeert, maar bepaalt gender als een talig construct dat er slechts twee oppositionele biologische seksen mogelijk zijn.’

Hoewel De Waal benadrukt dat we lichaam en geest niet kunnen loskoppelen, verbindt hij daar volgens Van Heesch niet de noodzakelijke conclusies aan. De Waal heeft, zo stelt ze, onvoldoende oog voor de unieke menselijke capaciteiten die het onderzoek naar gender vertroebelen: ons vermogen tot zowel een taal als een moraal die complex en gemeenschappelijk zijn.

Via de taal categoriseren, disciplineren, straffen en belonen mensen elkaar, stelt Van Heesch. ‘De Amerikaanse bioloog en filosoof Donna Haraway denkt al sinds de jaren tachtig na over de menselijke constructie van binaire opposities en liet zien hoe noodzakelijk het is om deze binariteit los te laten. Butler onderzocht hoe we als mens sociaal, juridisch en symbolisch worden beloond of gestraft als we ons gender wel of niet goed “doen”. Wat mij betreft geeft De Waal onvoldoende rekenschap van de menselijke condities waar deze filosofen ons al decennia op wijzen.’

Variatie

De Waal merkt op dat zijn biologische onderzoek naar gender bij onze nauwste verwanten maatschappelijke discussies over gender bij de mens kan doorbreken. Denk aan de nieuwe veelbesproken transgenderwet, die het gemakkelijker moet maken om zonder deskundigenverklaring en op jongere leeftijd een ‘X’ (neutraal) in het paspoort te krijgen. De Waal: ‘De biologie laat zien dat mensen bij wie hun gender niet overeenkomt met hun sekse zo zijn geboren en dat hun omgeving hier niets aan verandert. We hoeven dus niet zo bang te zijn dat ze later spijt zullen krijgen van hun beslissing, dat komt maar zelden voor.’

De biologie toont dat er veel meer variatie is in geslacht, gender en seksualiteit dan ons heteronormatieve en oppositionele man-vrouwdenken doorgaans toelaat, zegt ook Van Heesch. ‘Maar let op: de derdegolffeministen roepen dit al 35 jaar. Dat zij nu bijval krijgen van biologen is natuurlijk een goede zaak, maar nog te vaak zie ik dat ze zelf toch weer vervallen in talige platitudes waarbij het oppositionele denken juist gereproduceerd wordt. Ik zou mensen op het hart willen drukken de nalatenschap van filosofen zoals Butler en Haraway te erkennen en serieus te nemen.’