Home Werk Zes soorten vervreemding op de werkvloer
Werk

Zes soorten vervreemding op de werkvloer

Denk je weleens op je werk: wat doe ik hier? Deze vervreemding op werk ontmenselijkt. Zes oorzaken van vervreemding.

Door Michel Eltchaninoff op 21 september 2010

Zes soorten vervreemding op de werkvloer beeld Marten Bjork

Denk je weleens op je werk: wat doe ik hier? Deze vervreemding op werk ontmenselijkt. Zes oorzaken van vervreemding.

08-2010 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Wat is vervreemding? Een even alledaags als afgrijselijk gevoel, waardoor je jezelf niet meer herkent; je voelt je niet meer jezelf. Sommige mensen voelen zich zo door hun werk. Opeens beseffen ze, thuisgekomen van hun werk, dat ze eenzaam, angstig, ongelukkig of gefrustreerd zijn. Dat ze zich verbrokkeld voelen, doordat ze met te veel dingen tegelijk bezig zijn. Of dat ze een machtsbelust persoon geworden zijn, of iemand die de mensen om hem heen alleen nog maar kan zien in termen van profijt.

Werken is voor ons meer dan alleen een manier om geld te verdienen, en juist daardoor kunnen we deze gevoelens krijgen. We verwachten dat ons werk ons ook op persoonlijk en sociaal vlak voldoening schenkt. We willen er iets van kunnen leren, ons ermee ontplooien of emanciperen. Wanneer we in deze verwachtingen worden teleurgesteld, voelen we vervreemding.

De jonge Karl Marx ontwikkelde het idee van vervreemding in het werk. Beter nog dan het marxistische begrip ‘uitbuiting’ beschrijft dit concept nieuwe werkgerelateerde aandoeningen. Voor Marx was de oorzaak van vervreemding eenvoudig: de kapitalist ontneemt de arbeider zijn arbeidskracht en de producten van zijn arbeid. Daarmee belet hij de arbeider zich in zijn belangrijkste activiteit te verwerkelijken.

Werk ontmenselijkt door de wijze waarop het is georganiseerd. Als de kapitalist niet langer de arbeider van zijn arbeidskracht en de producten van zijn arbeid berooft, komt er een einde aan de vervreemding. Tegenwoordig denken we echter dat we ons werk ook kunnen toe-eigenen en de vervreemding kunnen overwinnen zonder eigenaar te worden van de productiemiddelen en zonder privébezit af te schaffen. Er bestaan echter nieuwe vormen van vervreemding. Laten we die eens nader bekijken.

1. De eenzaamheid van de geëvalueerde

Monteur, manager of makelaar, niemand ontsnapt aan de persoonlijke evaluatie. Sinds de jaren tachtig heeft de evaluatie- en beoordelingscultuur de werkvloer veroverd. De manieren waarop de voortdurende evaluatie plaatsvindt, zijn heel verschillend. Zo bestaat er software waarmee – volgens de begeleidende folder – ‘de prestaties van uw bedrijf, van iedere afdeling, manager en werknemer volledig geautomatiseerd kunnen worden berekend, gemeten en gevolgd’. Er zijn ook anonieme evaluaties die worden geschreven door collega’s en waaraan een zelfevaluatie wordt toegevoegd, zodat het verschil duidelijk wordt tussen het beeld dat je van jezelf hebt en dat anderen van je hebben. Van dergelijke evaluaties kan de hoogte van de bonus afhangen.

Evaluaties pretenderen objectief te zijn, maar zijn in werkelijkheid rigide en infantiliserend. Doordat het systeem is gebaseerd op subjectiviteit, ontstaat een klimaat van wantrouwen en hypocrisie. Wanneer bedrijven ervan uitgaan dat de ervaring van werknemers overeenkomt met de werkelijkheid – zoals men in sommige bedrijven zegt – en de beelden die collega’s van elkaar hebben de uiteindelijke beoordeling bepalen, ontstaat er een situatie van één tegen allen en voelen we permanent de blik van de ander op ons rusten.

In deze situaties zijn er verschillende manieren waarop je van jezelf vervreemd kunt raken. Je kunt je bijvoorbeeld helemaal gaan identificeren met het beeld dat anderen van je hebben, of je volledig conformeren aan wat er van je verwacht wordt. Of je wordt onzichtbaar en verliest je eigenheid, en je verandert in niet meer dan een uitvoerder van je taken. Je wordt een masker. Een gevoel van eenzaamheid overvalt je.

Zoals Marx vreesde, houdt vervreemding niet alleen in dat we vervreemden van onze arbeidskracht en de producten van onze arbeid, maar ook van de kern van onze menselijkheid: ‘Wanneer de mens tegenover zichzelf staat, staat hij ook tegenover zijn medemens’, schreef hij in 1844 in zijn Parijse Manuscripten. Om deze vorm van vervreemding te begrijpen, dacht de Duitse filosoof Axel Honneth anderhalve eeuw later na over het belang van erkenning.

2. Te gehaast om het goed te kunnen doen

Niet voldoende tijd hebben om je werk goed te doen – daar hadden oorspronkelijk alleen arbeiders last van die gebukt gingen onder extreem hoge werkdruk. Maar steeds meer werknemers kampen hiermee, ook leidinggevenden. Door de toenemende flexibiliteit van werktijden, moordende deadlines en de eis om je telkens weer aan een nieuwe functie aan te passen, kun je taken niet goed uitvoeren.

Het gaat hier om een zeer ernstig geval van vervreemding. Volgens Marx is het product van de arbeid een materiële weerslag van jezelf: je bent wat je maakt. Wanneer je het product van je arbeid als niet-af ervaart, omdat je je taken hebt afgeraffeld, voel je je lui, slordig en talentloos, of erger nog: je vindt jezelf een mislukkeling. Het gevoel niet voldoende tijd te hebben voor de taken die je moet doen, tast je zelfwaardering ernstig aan en kan zelfs leiden tot een depressie.

Deze vorm van vervreemding wordt nog erger door het onrecht dat erbij komt. Het lijkt alsof je werkgever zelf het je onmogelijk maakt om te doen wat hij van je verwacht, namelijk kwaliteit leveren. Hij heeft deze situatie laten ontstaan, maar verwijt jou de gevolgen ervan.

3. Een verbrokkeld bewustzijn

Dit is een nieuwe vorm van vervreemding. Marx verweet zijn tijdgenoten dat ze hun werkelijke ellende verruilden voor de religieuze troost van een hemel, dat ze droomden van een hiernamaals in plaats van te handelen in de geschiedenis. Zou Marx nu leven, dan zou hij zien dat we niet meer contemplatief zijn, maar onze geest verstrooien door te internetten, te sms’en en korte telefoongesprekken te voeren.

Het gaat hier om de stroom van het bewustzijn zelf. Aan het begin van de twintigste eeuw wilde de Duitse filosoof Edmund Husserl de kern van de werkelijkheid bepalen. Die kern bevindt zich volgens hem in het bewustzijn, om precies te zijn in de tijdsdimensie daarvan. Aan alles ligt wat hij noemt het ‘levende heden’ ten grondslag, een fundament van minimale continuïteit waarmee ik wat net is gebeurd kan verbinden met wat gaat gebeuren. Zo kan ik mezelf in de tijd plaatsen. Deze kern van de verhouding tot mijzelf kan imploderen als gevolg van een te grote belasting.

Het hypermoderne individu, dat van kleins af aan vele verschillende prikkels te verduren krijgt (vooral van de televisie), kan zijn aandacht met moeite op een object gericht houden. En ook op zijn werk kan hij zich niet meer concentreren, door de veelheid aan taken die hij moet uitvoeren, maar ook doordat werk en privé steeds mee door elkaar lopen. Om deze vervreemding op te heffen moet er iets in de werkomstandigheden veranderen, ook in je eigen houding. Je moet de verleiding weerstaan om in werktijd privéberichten te lezen, en dingen voor je werk te doen in je vrije tijd. Dat kan in elk geval een eerste stap zijn om deze vervreemding die ons bewustzijn zelf aantast te verminderen.

Even tussendoor… Meer lezen over werk, filosofie en vervreemding? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

4. Exploitatie van hersenkracht

De laatste decennia worden ook onze mentale en psychische vermogens geëxploiteerd, net zoals spierkracht vroeger. Creatievelingen worden aangespoord projecten, plannen, ideeën en slogans te bedenken, die hun snel worden ontnomen zonder dat ze weet hebben van het grotere geheel waaraan hun werk bijdraagt. Ze zijn cerebrale werkezels geworden. Mensen die met hun hoofd werken, lopen de kans in een snel tempo uitgeput te raken.

We hebben hier te maken met de klassieke vorm van vervreemding, zoals Marx die heeft beschreven. Dit treft alle sociale klassen. Daarom moeten we het woord ‘proletariaat’ niet alleen voorbehouden aan de klasse van arbeiders, zoals Bernard Stiegler schrijft in Pour une nouvelle critique de l’économie politique. Deze Franse filosoof beschrijft het proces van proletarisering als een verlies van een savoir-faire: er is een scherpe tegenstelling tussen wat je op je werk doet en begrip van wat er geproduceerd wordt. De arbeider aan de lopende band weet niet wat het nut is van zijn repeterende handeling. Ook hoger opgeleiden en leidinggevenden ontsnappen hier niet aan. Zelfs de financiële elite is geproletariseerd, dat wil zeggen: men heeft geen kennis van de eigen producten. Netwerken, zoals op internet (Bernard Stiegler heeft zelf zo’n netwerk opgezet: Ars Industrialis), kunnen er volgens hem toe bijdragen dat de geproletariseerde leidinggevenden weer controle krijgen over hun activiteiten.

5. Een gevoel van absurditeit

Nog erger dan je werk niet in de samenhang van een groter geheel te kunnen zien, is je werk überhaupt als zinloos te ervaren. Je bevindt je dan in een volledig betekenisloos universum. Volgens Marx ‘verhoudt de arbeider zich tot het product van zijn arbeid als tot een vreemd object’. Wat voor werk je doet, hoe je dat doet en met welk doel is feitelijk onbegrijpelijk geworden. De arbeider herkent zich niet meer in wat hij doet, en doet dat alleen nog met tegenzin, zo weinig betekenis hecht hij eraan.

De fragmentatie van het productieproces en verdergaande specialiseringen banaliseren dit kwaad – om maar niet te spreken over degenen die zich op hun werk aan de kant geschoven voelen en veroordeeld zijn tot taken waarvoor ze geen belangstelling hebben. De Britse filosoof Alain de Botton brengt in Ode aan de arbeid werktaken ter sprake ‘waarbij het moeilijk is te ontsnappen aan de discrepantie tussen het zwaarwichtige belang van de middelen en de futiliteit van het doel, en waarbij we – achter onze computers of in de magazijnen – ten prooi vallen aan een zingevingcrisis. Dat zijn momenten waarop we verdrietig nadenken over de betekenisloosheid van ons werk, maar tegelijkertijd de materiële geneugten die eruit voortkomen hoogschatten.’

Dankzij de vrije tijd, die we sinds tientallen jaren hebben, kunnen we onszelf ook anders vormgeven en ontwikkelen. Dat maakt het echter wel moeilijker om onze persoonlijkheid in te perken voor een baantje waarvan we slechts vaag begrijpen wat de betekenis ervan is. Een mogelijke oplossing van dit probleem is de realiteit en de beperkingen van je werk onder ogen te zien en – als dat mogelijk is – het roer om te gooien. Of anders je ambities bij te stellen, en de schoonheid van iedere baan en van de meest eenvoudige, schijnbare absurde taken te leren waarderen.

6. Misbruik van inzet

De wil om je koste wat het kost te vervolmaken in je werk kan averechtse gevolgen hebben. Vervreemding kan ontstaan uit een te naïef vertrouwen in de weldadige effecten van werk, waar je te veel van verwacht. Deze neiging om alles van je werk te verwachten wordt vaak aangemoedigd door managers. Door de mogelijkheid snel carrière te maken in het vooruitzicht te stellen, bevorderen ze dat mensen alles geven ten koste van hun privéleven en hun gezondheid.

Dankzij de komst van meer vrije tijd, de mogelijkheid om er hobby’s en een uitgebreid privéleven op na te houden – iets wat Marx niet kon voorzien – kunnen mensen zich ook op een andere manier een identiteit, een ‘zelf’, verschaffen, zoals we bij het vorige punt al hebben gezien. Je kunt nu op ten minste twee verschillende gebieden inzetten.

Daardoor kunnen we met het ene gebied het andere relativeren: een te grote investering in het werk kunnen we tenietdoen door iets zinvols met onze vrije tijd te doen – en die tijd niet alleen te gebruiken om ons weer voor het werk op te laden. En aan de andere kant kunnen we door ons professioneel in te zetten vermijden dat we vervreemden door afstompende bezigheden in onze vrije tijd te doen. Want er zijn verschillende soorten vervreemding en we kunnen proberen de ene met behulp van de andere onschadelijk te maken; een evenwicht vinden is niet alleen een kwestie van tijdsindeling, maar het is ook een fundamentele voorwaarde voor wat de filosofen in de Oudheid een geslaagd leven noemden.

Dit is een vertaling van ‘Vous avez dit aliénations ?’, afkomstig uit Philosophie Magazine, nr. 39. Vertaling: Annette van der Elst