Home Wittgensteins Wenen

Wittgensteins Wenen

Door Marco Kamphuis op 24 april 2012

Cover van 05-2012
05-2012 Filosofie magazine Lees het magazine

Wat verklaart de intellectuele (Wittgenstein, Freud) en artistieke (Schönberg, Klimt, Musil) explosie in het Wenen van rond 1900? Een verrassende nieuwe studie zoekt de verklaring mede in de invloed van de Deense filosoof Kierkegaard.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Na het lezen van Het mysterie van Wenen ben ik blij dat natuurkundigen de mogelijkheid van tijdreizen althans in theorie niet uitsluiten, want ik zou best iets overhebben voor een kaartje naar de hoofdstad van de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie omstreeks 1900. Een bezoek aan slechts enkele strategische koffiehuizen zou je de aanblik garanderen van ontmoetingen tussen Mahler, Schönberg, Klimt, Schiele, Musil, Schnitzler en Von Hofmannsthal. Freud zou je in hun gezelschap niet aantreffen – hij was nogal op zichzelf –, maar je mag aannemen dat er voor de geesteszieke die beweert uit de toekomst te komen snel genoeg een plaatsje op zijn beroemde divan wordt vrijgemaakt. En Wittgenstein? Je zou in elk geval langs het – halverwege de twintigste eeuw gesloopte – familiepaleis midden in de stad kunnen lopen, wetend dat Ludwig binnen die muren opgroeit, terwijl de ene na de andere geniale broer zelfmoord pleegt.

Het klassieke Athene, Florence in de vijftiende eeuw, Parijs aan het eind van de negentiende, dat zijn allemaal prachtige bestemmingen voor de tijdreiziger, maar nooit bloeide de menselijke creativiteit zo hoog en op zoveel terreinen – kunst, filosofie en wetenschap – als in het Wenen van het eerste decennium van de twintigste eeuw. De eerste verklaring voor een dergelijke concentratie van scheppings- en vernieuwingsdrift lijkt me meteen ook de beste: stom toeval. Wie het daarbij laat, verspeelt echter de kans er een mooi boek over te schrijven. Daarom is het terecht dat Arnout Weeda, econoom en gewezen museumdirecteur, er toch een geheim in heeft willen zien dat ontraadseld moet worden.

Minderwaardigheidscomplex

Na de gevoelige Oostenrijkse nederlaag tegen Pruisen in 1866 ontwikkelde zich in Wenen een minderwaardigheidscomplex ten opzichte van Berlijn. De Weense aristocratie klampte zich daarom vast aan het roemruchte verleden van het keizerrijk. Ook de bourgeoisie kon zich goed vinden in een schrikbarend conservatisme, dat zichtbaar werd in de historiserende architectuur van de stad – overdadige gebouwen moesten de schijn van grootsheid ophouden. Een van de belangrijkste stellingen van Het mysterie van Wenen is dat juist de behoudzucht van het ‘vermolmde keizerrijk’ de vernieuwingsdrift van een culturele elite stimuleerde. Adolf Loos introduceerde zijn kale, functionele bouwstijl in reactie op de suikerzoete ornamentiek die hij om zich heen zag, en de oren van Arnold Schönberg werden door de Weense wals dermate geteisterd dat hij bevrijding in zijn atonale muziek zocht. Evenzo zorgde de verstikkende burgerlijke moraal ervoor dat Freuds praktijk goed gevuld was met bemiddelde patiëntes, wier hysterie de dokter tot revolutionaire theorieën over het onbewuste bracht. Dat het oude naast het nieuwe bleef bestaan, het conformisme naast het non-conformisme, is een van de redenen waarom Wenen vaak als een stad van paradoxen wordt getypeerd.

Vergeleken met Parijs en Berlijn was Wenen in het fin de siècle uitgesproken kosmopolitisch, door de immigratie van Joden uit Centraal-Europa, die in de stad een relatief groot deel van de nieuwe burgerlijke klasse uitmaakten. Hun oorspronkelijke cultuur, veel individualistischer dan het in Wenen overheersende katholicisme, maakte hen volgens Weeda bevattelijk voor de filosofie van Schopenhauer, Nietzsche en vooral Kierkegaard (1813-1855). De Deense filosoof prikt in zijn geschriften de absurde conventies van de burgerlijke samenleving door; hij pleit ervoor dat we de subjectieve waarheid van ons innerlijk zoeken en zelf de verantwoordelijkheid voor een zinvol bestaan dragen. In het ongeloofwaardige, desintegrerende keizerrijk was deze existentialistische filosofie heel aantrekkelijk, zodat de culturele Weense elite – eerst Joden, daarna namen anderen het over – de blik naar binnen richtte. Zo trok Gustav Klimt, succesvol schilder in de brave historiserende stijl, zich terug voor zelfonderzoek in de geest van Kierkegaard, waarna hij weer op het toneel verscheen met onverhuld erotische, symbolistische schilderingen die felle reacties opriepen. Kunstenaars braken met de opgeprikte conventies van hun tijd, niet omdat ze zo nodig modern wilden zijn, maar omdat ze zich hadden bezonnen op de essentie van hun kunst, en deze nieuw leven wilden inblazen.

Mystiek

Kierkegaard was doordrongen van de grenzen van het denken: de subjectieve waarheid is volgens hem alleen bereikbaar door een sprong boven het verstand. Zelf belandde hij met die sprong in het christelijk geloof (nadrukkelijk niet in de kerkelijke conventies). De Weense culturele elite was eveneens opmerkelijk pessimistisch over het rationalisme, maar oversteeg het verstand liever in de mystiek. Gustav Mahlers liederen en symfonieën zijn vervuld van transcendentie en eeuwigheidsverlangen.
Als de waarheid niet kan worden gedacht, dan kan ze natuurlijk evenmin in taal worden uitgedrukt. Daar was ook Ludwig Wittgenstein zich goed van bewust. ‘Waarover men niet kan spreken, daarover moet men zwijgen’, schreef hij zijn beroemde Tractatus Logico-Philosophicus, en dat was geen uitspraak over de onzin van metafysica, maar over de onmacht van logica. Wittgensteins verlangen naar een onuitsprekelijke, hogere (diepere) werkelijkheid én zijn paradoxale intentie deze te bereiken over de ladder van zijn systematische taalfilosofie is volgens Weeda zowel typisch Weens als in overeenstemming met Kierkegaards geschriften.
Mogelijk was de geest van Kierkegaard in Wenen wat minder alomtegenwoordig dan Weeda doet voorkomen, en moeten we diens existentialisme vooral opvatten als het door de auteur gekozen model om de diffuse historische werkelijkheid te begrijpen. Dan nog is Het mysterie van Wenen een inspirerend, erudiet boek. En de geschetste samenhang van schilders, componisten, schrijvers en filosofen die mikten op mystieke eenheid met het universum is inderdaad opmerkelijk. Aan dat kosmische streven zal ik denken, de volgende keer dat ik een Sachertorte in Café Central nuttig.

Mee op filosofiereis!
Van 1 mei t/m 6 mei 2016 organiseert Filosofie Magazine in samenwerking met Labrys een 6-daagse filosofiereis naar Wenen onder leiding van ’s werelds leukste Wittgensteinkenner Bert Keizer.