Home Tijd Waarom tijd vrijmaken niet bij je agenda begint
Tijd Werk

Waarom tijd vrijmaken niet bij je agenda begint

Volgens Jenny Odell moeten we anders over tijd gaan denken. ‘Het verlangen naar meer tijd is onderdeel van een verlangen naar betekenis.’

Door Jenny Odell op 22 september 2023

tijd klok wekker roze groen beeld Moose Photos/Pexels

Volgens Jenny Odell moeten we anders over tijd gaan denken. ‘Het verlangen naar meer tijd is onderdeel van een verlangen naar betekenis.’

FM10 cover Filosofie Magazine
10-2023 Filosofie magazine Lees het magazine

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Stel je voor dat je in een boekwinkel bent. Op de ene afdeling staan boeken over tijdmanagement die advies geven over hoe je aan te passen aan een algemeen gevoel van tijdschaarste en een wereld die telkens sneller gaat: óf je moet je tijd beter tellen en meten, óf je moet tijd kopen van andere mensen. Op een andere afdeling vind je cultuurhistorische verhandelingen over hoe onze huidige kijk op de tijd zich heeft ontwikkeld, en filosofische onderzoeken naar wat tijd eigenlijk is. Als je naar tijd snakt en een burn-out hebt, op welke afdeling zou je dan gaan kijken?

Het lijkt zinvol om naar de eerste afdeling te gaan, die zich meer op het leven van alledag en de praktische werkelijkheid richt. Wrang genoeg lijkt er nooit genoeg tijd te zijn voor zoiets nutteloos als nadenken over de aard van de tijd. Toch wil ik hier opperen dat sommige antwoorden die we op de eerste afdeling zoeken op de tweede te vinden zijn. Dat komt doordat we, als we de sociale en materiële wortels van het denkbeeld ‘tijd is geld’ niet onderzoeken, het risico lopen een taal over tijd te bestendigen die zelf deel uitmaakt van het probleem.

Jenny Odell (1986) is een Amerikaans schrijver en multidisciplinair kunstenaar. Ze woont en werkt in Oakland, Californië. In 2019 schreef ze de bestseller De macht van nietsdoen. Een radicaal verzet tegen de aandachteconomie. Tijd is. Op zoek naar een leven vrij van de klok is haar recentste boek.

Denk aan het verschil tussen de balans tussen werk en privé en het begrip ‘vrije tijd’, dat de Duitse katholieke filosoof Josef Pieper schetste in zijn boek Leisure. The Basis of Culture uit 1948. Op het werk, schreef hij, is de tijd ‘horizontaal’: een patroon van voorwaarts gerichte arbeidstijd, onderbroken door kleine rustpauzes die ons alleen maar wat opfrissen, zodat we nog meer werk kunnen verzetten. Volgens Pieper zijn die korte pauzes geen vrije tijd. Ware vrije tijd bestaat in plaats daarvan op een ‘verticale’ tijdas, die dwars door de hele dimensie van de werktijd heen loopt of deze opheft, en ‘haaks staat op het werk’. Als het zo uitkomt dat zulke momenten ons opfrissen voor het werk, dan is dat slechts secundair.

Ook al beheerst hij onze dagen, de klok heeft onze psyche nooit volledig veroverd

‘Vrije tijd bestaat niet omwille van het werk,’ schreef hij. ‘Hoeveel kracht vrije tijd een mens ook mag geven om te werken, de zin ervan is niet gelegen in het feit dat vrije tijd kan fungeren als geestelijk of lichamelijk herstelmiddel, als oppeppertje; en ook al geeft vrije tijd nieuwe kracht, niet alleen geestelijk en lichamelijk, maar ook in spiritueel opzicht, dan is dat toch niet waar het om gaat.’

Piepers onderscheid raakt bij mij een intuïtieve snaar, en waarschijnlijk ook bij alle andere mensen die vermoeden dat productiviteit niet de ultieme maatstaf is voor de betekenis of waarde van tijd. Je een beeld vormen van iets anders waar ‘het om gaat’, houdt in dat je je ook een beeld vormt van een leven, een identiteit en een bron van zin en betekenis buiten de wereld van werk en winst.

Grappige hoedjes

Ik denk dat de meeste mensen tijd niet als geld zien omdat ze dat willen, maar omdat ze wel moeten. Deze moderne kijk op tijd kan niet los worden begrepen van de loondienstverhouding – de noodzaak om je tijd te verkopen –, die, hoe gewoon en onomstreden ze nu ook mag lijken, net zo kenmerkend is voor een bepaalde historische periode als elke andere methode om de waarde van werk en bestaan te bepalen.

De loondienstverhouding weerspiegelt op haar beurt dezelfde patronen van mondigheid en onmondigheid die alles in ons leven raken: wie koopt wiens tijd? Wiens tijd is hoeveel waard? Wie wordt geacht zijn dagindeling aan te passen aan die van welke anderen, en wiens tijd wordt beschouwd als wegwerpartikel? Dit zijn geen individuele vragen, maar culturele en historische kwesties, en er zijn maar weinig manieren om je eigen tijd – of die van wie dan ook – te bevrijden zonder je daarmee bezig te houden.

Een van de lessen in een populair boek uit 2004, In Praise of Slowness, is dat werkgever en werknemer allebei baat kunnen hebben bij een balans tussen werk en privé, omdat ‘onderzoek heeft uitgewezen dat mensen die vinden dat ze macht over hun tijd hebben, niet alleen ontspannener zijn, maar ook creatiever en productiever’. Hoewel ik er zeker van ben dat iedereen graag zou willen dat er wat meer uren in de dag pasten, gaat het me hier om de redenering. Zolang traagheid alleen wordt aangeroepen om de machine van het kapitalisme sneller te laten werken, dreigt ze te verworden tot een cosmetische oplossing, het zoveelste gaatje in het horizontale vlak van de werktijd.

Ik moet denken aan een aflevering van The Simpsons waarin Marge een baan krijgt in de kerncentrale en Mr. Burns haar vraagt het moreel van de werknemers te verhogen. Hij wijst naar de bewakingscamera’s, waar we beelden zien van een snikkende werknemer, een andere werknemer die zich een borrel inschenkt, en een derde die een geweer aan het laden is en zegt: ‘Ik ben de engel des doods. De zuivering is nabij.’ In reactie daarop stelt Marge enthousiast voor om een ‘Grappige-Hoedjesdag’ in te voeren en muziek van Tom Jones af te spelen via de omroepinstallatie. Dan zien we de werknemers weer: snikkend (met een sombrero op), drinkend (met een rendiermuts op), over de weg lopend met een geweer in handen (en een propellermuts op), terwijl op de achtergrond ‘What’s New Pussycat?’ te horen is. ‘Het werkt!’ zegt Mr. Burns (die een vikinghelm met twee hoorntjes opheeft).

Net zoals ik vermoed dat we allemaal wel iets meer willen dan grappige hoedjes, betwijfel ik of er ooit een burn-out is geweest die alleen maar te maken heeft gehad met het feit dat er te weinig uren in een dag gaan. Wat op het eerste gezicht een verlangen naar wat meer tijd lijkt, kan niet meer dan een onderdeeltje blijken van een eenvoudig, maar groot verlangen naar autonomie, betekenis en een doel. Zelfs wanneer je door externe omstandigheden of innerlijke dwang genoodzaakt bent om volledig op Piepers horizontale as te leven – alleen maar werk en opfrispauzes om nog meer werk te kunnen verzetten – kun je blijven verlangen naar het verticale domein: die plek voor de delen van ons zelf en ons leven die niet te koop zijn.

Ook al beheerst hij onze dagen, toch heeft de klok nooit onze psyche volledig veroverd. Onder het ordelijke en rechtlijnige raster van tijdschema’s en dienst­roosters kent ieder van ons nog vele andere soorten tijd: de manier waarop tijd steeds verder uitrekt als we ergens vol verlangen op wachten, de manier waarop het heden plotseling kan aanvoelen als doortrokken van jeugdherinneringen, het langzame maar zekere verloop van een zwangerschap, of de tijd die nodig is om te genezen van lichamelijke verwondingen of emotionele trauma’s. Als planeetgebonden dieren leven we in kortere en langere dagen, en in het weer, waar bepaalde bloemen en geuren terugkeren – voorlopig althans – naar ons inmiddels een jaar oudere zelf. Soms is tijd geen geld, maar iets van deze aard.

Klimaatklok

Het is juist dit besef van overlappende soorten tijdsbeleving dat een diep vermoeden wekt dat we volgens de verkeerde klok leven. Niets in het horizontale domein kan antwoord geven op die spirituelere vorm van burn-out: de gelijktijdige ervaring van tijdsdruk en het groeiende besef hoezeer het klimaat ontwricht is geraakt.

Heen en weer switchen tussen een Slack-venster en krantenkoppen over een binnenkort onbewoonbare aarde kan zelfs een zeer bevoorrecht iemand, die is afgeschermd van de gevolgen van de klimaatverandering, op z’n allerminst een gevoel van dissonantie bezorgen, en in het ergste geval een soort spirituele misselijkheid en nihilisme. Er schuilt een eenzame absurditeit in het idee van een race tegen de klok aan het einde der tijden, zoals blijkt uit een kop van de parodiesite Reductress: ‘Vrouw wacht op bewijs dat wereld nog bestaat in 2050 voor ze aan het realiseren van haar persoonlijke doelstellingen begint.’

Deze absurditeit komt voort uit het feit dat de twee tijdschalen hopeloos los van elkaar staan. Vanuit ons eigen gezichtspunt lijken de wereldwijde processen zich ergens aan de rand van de klok en de kalender af te spelen, buiten de tijd van het menselijke sociale, culturele en economische leven. Dus, zoals Michelle Bastian het formuleert, ‘de klok kan me vertellen of ik te laat op mijn werk ga komen, [maar] niet of het te laat is om de op hol geslagen klimaatverandering tegen te gaan’.

Toch delen deze twee door een schijnbaar onoverbrugbare kloof gescheiden ervaringsdomeinen – individuele tijdsdruk en klimaatangst – een reeks diepe wortels, en hebben ze meer gemeen dan alleen angst. Europese commerciële activiteiten en kolonialisme hebben geleid tot ons huidige systeem voor het meten en bijhouden van de tijd, en daarmee tot de waardering van de tijd als uitwisselbaar ‘spul’ dat zich laat stapelen, verhandelen en vervoeren. De oorsprong van de klok, de kalender en de spreadsheet is onlosmakelijk verbonden met de geschiedenis van het onttrekken van grondstoffen aan de aarde en van arbeids­tijd aan mensen.

Hoop kan alleen bestaan als de toekomst nog onbepaald is

Met andere woorden, iemand die het tegenwoordig lastig vindt om tijdsdruk en klimaatdreiging met elkaar te verzoenen, heeft aan beide kanten te maken met het resultaat van een zeer uitgesproken wereldbeeld, dat zowel de aanzet heeft gegeven tot het nauwgezet afmeten van werktijd als tot ecologische vernietiging uit winstbejag.

In het lichaam kan chronische pijn het gevolg zijn van een onbalans op een andere plaats dan waar je die voelt. Door een pijnlijke plek te masseren kun je je een paar dagen beter voelen, maar als de oorzaak van de pijn is gelegen in voortdurend herhaalde stress, bestaat de echte oplossing meestal uit veranderen wat je aan het doen bent. Op vergelijkbare wijze komen tijdsdruk en klimaatangst, die worden ervaren als verschillende vormen van pijn, voort uit dezelfde reeks relaties in een groter ‘lichaam’, een lichaam dat na eeuwen van een extractiegerichte mentaliteit in een houding is gewrongen die niet vol te houden is.

Daarom is het vermogen om de eigen persoonlijke tijdsbeleving te verbinden met de beleving van een langzaam maar zeker instortende klimaatklok niet zomaar een denkoefening, maar een voor alle betrokkenen dringende noodzaak. De enige manier om de pijn aan te pakken is gelegen in een fundamentele aanpassing van onze huidige manier van doen. Ook de aarde heeft meer nodig dan grappige hoedjes.

Een deel van die fundamentele verandering heeft betrekking op onze manier van spreken en denken over tijd. Hoewel de klok inderdaad niet het geheel van onze psychische beleving bepaalt, blijft de kwantitatieve kijk op tijd die tegelijk met de industrialisering en het kolonialisme is opgekomen, in een groot deel van de wereld de lingua franca voor tijd. Dit leidt tot problemen als je een andere taal probeert te spreken, maar laat ook zien hoe zinvol zo’n inspanning kan zijn.

Kairos

Op een online evenement met de titel ‘Is There Time for Self Care in a Climate Crisis?’ – een titel die een niet-geringe hoeveelheid verwarring en schaamte impliceert – was ik getuige van een voorbeeld van deze problematiek. Minna Salami, de auteur van Sensuous Knowledge: A Black Feminist Approach for Everyone, kon de titelvraag uiteindelijk alleen beantwoorden door de aanname te verwerpen waarbinnen die gesteld was. Uiteraard was zelfzorg noodzakelijk, maar de manier waarop de vraag werd gesteld vormde een deel van het probleem, omdat daarmee het idee in stand werd gehouden dat alledaagse culturele en ecologische tijd losstaan van elkaar.

Als we zelfzorg alleen maar zouden zien als ‘het heimelijk zo nu een momentje voor onszelf nemen’, en onszelf zouden wijsmaken dat zelfzorg en klimaatrechtvaardigheid in een nulsomspel met elkaar zouden concurreren om onze uren en dagen, zouden we het probleem juist vergroten door die oude lingua franca te spreken. Voor Salami kon het geen kwestie van of-of zijn. In plaats daarvan zouden we door anders te leren spreken over tijd klimaatrechtvaardigheid en zelfzorg kunnen samenbrengen in een en dezelfde inspanning.

Even tussendoor… Meer lezen over tijd? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:

Meld u aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang elke woensdag het laatste filosofie nieuws, de beste artikelen van de week en af en toe een aanbieding.
Ontvang wekelijks het laatste filosofienieuws, de beste artikelen en af en toe een aanbieding.

Het Oudgrieks kent twee verschillende woorden voor tijd, chronos en kairos. Chronos, dat voorkomt in woorden als ‘chronologie’, is het domein van de lineaire tijd, de gestage, trage loop der gebeurtenissen richting toekomst. Kairos betekent meer zoiets als ‘crisis’, maar is ook verwant aan wat velen van ons zouden beschouwen als goede timing of ‘de tijd nemen’. Tijdens het klimaatevenement beschreef Salami kairos als kwalitatieve in plaats van kwantitatieve tijd, omdat bij kairos alle momenten van elkaar verschillen en ‘de juiste dingen op het juiste moment gebeuren’. Vanwege de suggesties die het wekt over actie en mogelijkheden is het onderscheid tussen chronos en kairos ook voor mij cruciaal bij het denken over de toekomst.

Oppervlakkig gezien lijkt het stabiele chronos misschien het rijk van de troost en het instabiele kairos het domein van de angst. Maar welke troost kan chronos bieden als we, in de woorden van het antiwerkmagazine Processed World uit de jaren negentig, ‘keurig in het gelid naar de afgrond marcheren’? In chronos vind ik geen troost, maar angst en nihilisme, een vorm van tijd die meedogenloos op mij en anderen afstormt. Hier doet mijn doen en laten er niet toe. Dat het met de wereld de verkeerde kant op gaat, is net zo vanzelfsprekend als dat mijn haar grijs wordt, en de toekomst is iets om zo snel mogelijk doorheen te komen.

In kairos daarentegen vind ik een reddingslijn, een sprankje van de durf om me iets anders voor te stellen. Hoop en verlangen kunnen immers alleen bestaan op de scheidslijn tussen vandaag en een onbepaald morgen. Het is eerder kairos dan chronos dat de onvoorspelbaarheid kan toelaten van handelend optreden in de zin van Hannah Arendt: ‘De schijnbaar onbetekenendste daad in een ogenschijnlijk volkomen overzichtelijke situatie draagt de kiemen van dezelfde onbegrensdheid in zich, omdat één enkele daad, en soms één enkel woord, eventueel elke situatie kan veranderen.’ In die zin is de tijd ook onlosmakelijk verbonden met de vrije wil.

Monniken

Hoe komt het nu dat we tijd als geld zijn gaan zien? Tijd als geld (in de meest letterlijke zin) representeert wat Allen C. Bluedorn ‘fungibele tijd’ noemt, wat inhoudt dat zulke tijd, net als geld, consistent is en zich eindeloos laat onderverdelen. Het meten van fungibele tijd is net zoiets als het bedenken van gestandaardiseerde containers die gevuld kunnen worden met werk – sterker nog: er is een sterke prikkel om deze tijdseenheden vol te proppen met zo veel mogelijk werk.

In tegenstelling tot menselijke levensduur of zelfs lichaamsprocessen wordt het ene uur geacht niet van het andere te onderscheiden te zijn: ontdaan van elke context, gedepersonaliseerd en oneindig deelbaar. In zijn meest ontmenselijkende vorm ziet deze opvatting individuele mensen als inwisselbare, afzonderlijke opslagplaatsen van dit bruikbare tijdsmateriaal – zoals Marx het uitdrukte als ‘niets meer dan gepersonifieerde arbeidstijd’.

Het idee van fungibele tijd als geld is zo vertrouwd dat het al snel als vanzelfsprekend wordt beschouwd, al voegt het twee dingen samen die niet zo vanzelfsprekend samengaan als het is gaan lijken: (1) het meten van tijd in abstracte en gelijke eenheden, zoals uren en minuten; en (2) het idee van productiviteit, dat werk opdeelt in gelijke intervallen. Elk systeem van tijdrekening en elke waardemeting weerspiegelen de behoeften van de samenleving. Zo zijn in ons systeem van standaardtijdseenheden, dienstroosters en tijdzones nog steeds de sporen te herkennen van de christelijke, kapitalistische en imperialistische smeltkroezen waarin het werd gevormd. Om de uitvinding van de moderne mechanische klokken te begrijpen, schrijft de historicus David Landes, moet je je eerst afvragen wie die nodig had.

Het idee dat ieder mens evenveel tijd heeft is een ‘wrede grap’

De antieke wereld stond vol geconstrueerde apparaten om de tijd binnen één dag aan te voelen: zonnewijzers, die gebruikmaakten van de beweging van de zon; wateruurwerken (clepsydrae), die gebruikmaakten van stromend water; en vuurklokken, waarin staafjes wierook werden gebrand. Maar het grootste deel van de menselijke geschiedenis werd het niet nodig geacht om de dag in identieke genummerde eenheden op te delen, laat staan om op elk moment van de dag tot op een uur nauwkeurig te weten hoe laat het was.

Toen, om maar iets te noemen, een Italiaanse jezuïet in de zestiende eeuw mechanische klokken naar China bracht – dat een lange traditie van astronomische wateruurwerken kende, maar leven of werk niet organiseerde rond iets wat in numeriek opzicht specifieker was dan kalenderdata – werden ze niet enthousiast in gebruik genomen. Zelfs in de achttiende eeuw verwees een Chinees naslagwerk nog naar westerse klokken als ‘niet meer dan ingewikkelde rariteiten, bestemd voor het plezier van de zintuigen’ die ‘niet voorzagen in basisbehoeften’.

Het eigenlijke verhaal over het ontstaan van meetbare, telbare, gelijke uren is niet eenvoudig. Landes suggereert dat zich een cruciale verandering heeft voorgedaan toen het christendom zijn dagelijkse gebeden codificeerde tot een patroon van zeven momenten, los van natuurlijke cycli als die van de zonsopkomst en -ondergang. Deze zeven momenten stonden bekend als de canonieke uren, en het was Sint-Benedictus die in de zesde eeuw na Christus strikte naleving ervan oplegde. De Regel van Benedictus, die later ook in andere kloosterorden is ingevoerd, noemde zeven momenten in de loop van de dag waarop benedictijner monniken moesten bidden, en een achtste midden in de nacht. De Regel stelde vast dat ‘ledigheid de vijand van de ziel’ was en beschreef straffen voor monniken die zich niet voldoende haastten zodra het teken was gegeven voor werk of gebed.

Vijf eeuwen later zouden de cisterciënzer monniken, voor wie spiritueel ondernemerschap ook economisch ondernemerschap inhield, deze tijdsdiscipline nog verder opvoeren. Met hun klokkentorens en kleinere klokken overal in het klooster benadrukten deze ‘tijdsgevoelige’ monniken stiptheid, efficiëntie en het vermogen om ‘te profiteren van de tijd, dit kostbare geschenk, door die te ordenen en te benutten’.

Zelfzorg

‘Je wordt ’s morgens wakker, en kijk eens: je tas is op magische wijze gevuld met 24 uur van het nog niet gemaakte weefsel van het universum van je leven! Niemand kan het van je afnemen. Het is niet te stelen.’ Dit is een regel uit Arnold Bennetts boek How to Live on 24 Hours a Day uit 1908. Henry Ford gaf 500 exemplaren van dit boek aan zijn managers. De titel blijft populair en werd in 2020 opnieuw gebruikt voor een uitgave van Macmillan in de categorie Zelfhulp.

Van de mensen die weinig kunnen beginnen met het idee van 24 ‘onsteelbare’ uren, vormen werkende ouders de grootste groep. May Anderson, die een Facebook-groep voor werkende moeders beheert, vertelde me dat ze geen doorsneeboeken over tijdmanagement meer leest, en vergeleek ze met het veelgehoorde advies ‘Koop die stomme latte dan niet’.

Anders dan Kevin Kruses vel papier met ‘1440’ erop suggereert, zijn niet alle minuten gelijk. Na een opsomming van de vele taken tijdens een doorsneedag als technicus en moeder van twee kinderen op het platteland van Utah – waar ‘werk’ zowel betaald werk als onbetaalde kinderopvang en huishoudelijke taken betekende – beschreef May hoezeer de druk van het denken over wat ze allemaal moest doen zich in haar achterhoofd opstapelde en het gevoel van tijdschaarste nog verder versterkte. ‘Als je tien minuten gaat zitten om je te ontspannen, is dat niet echt ontspannend,’ zei ze.

De druk van allerlei verplichtingen en de psychologische veranderlijkheid van de tijd zijn slechts twee van de vele redenen waarom het idee van gelijke klokuren onzinnig blijkt zodra je er maar even bij stilstaat. Robert E. Goodin, hoogleraar filosofie en sociaal-politieke theorie, noemt deze vermeende gelijkheid een ‘wrede grap’. Het eerste, en ook fundamenteelste bezwaar tegen dit denkbeeld is dat sommige mensen macht hebben over de tijd van anderen.

Hoewel de slavernij (officieel) is afgeschaft, is het nog steeds zo dat de meeste mensen ‘hun tijd verhuren aan werkgevers, gewoon om te overleven’. Totdat de noodzaak daartoe wordt ingeperkt – bijvoorbeeld met een universeel basis­inkomen – zal deze ‘grove ongelijkheid’ in tijdsautonomie blijven bestaan. En tenzij je een beroemdheid bent, of een zeer gewilde consultant, zal de prijs waarvoor je je tijd verkoopt waarschijnlijk afhangen van aspecten die je niet in je macht hebt, zoals je geslacht, ras en huidige economische situatie.

Aanpassen

Er zijn veel elementen van tijd en tempo waarop werknemers geen invloed hebben. Aangezien boeken over tijdmanagement gericht zijn op het individu, wordt deze dwang van buitenaf meestal buiten beschouwing gelaten, maar soms kun je er een zweem van opvangen. Zo staat in een boek over tijdmanagement uit 1990 de volgende verzuchting: ‘De computerchip heeft ons niet bevrijd, maar ons gedwongen op zijn snelheid te produceren.’

In Real-World Time Management van Alexander en Dobson staat een denkbeeldige vraag- en-antwoordsessie met een denkbeeldige lezer, die protesteert: ‘U zegt dat ik aan mijn prioriteiten moet werken. Maar zij daar geven me daar helemaal de kans niet toe!’ Het antwoord van de auteurs is onheilspellend: ‘Je moet niet alleen macht hebben over je prioriteiten, maar ook over “zij daar”, (wie dat ook mogen zijn).’

De vraag naar wie die ‘zij daar’ dan wel zijn, leidt ons naar een tijdspolitiek die meer inhoudt dan alleen aantallen uren op de bank (ook al gaat het om ongelijke aantallen). Hoewel tijdmanagement vaak een reactie is op het ingebeelde gevoel dat er voor jou ‘niet genoeg uren in de dag gaan’, is tijdsdruk niet altijd of uitsluitend het gevolg van een kwantitatief gebrek aan tijd. Een gevoel van tijdsdruk kan ook het gevolg zijn van voortdurend moeten omschakelen naar andere bezigheden, of de noodzaak om je bezigheden af te stemmen op externe factoren.

Wanneer we ergens vol verlangen op wachten rekt de tijd uit

Hier is het Duitse woord Zeitgeber oftewel ‘tijdsteller’ nuttig. De gedetailleerde tijdtabellen van Frederick Winslow Taylor zijn tijdstellers geweest voor industriearbeiders (of kopers van Dumas’ The Freedom Journal). Voor huismoeders kunnen de stemmingen, zorgbehoeften en schooltijden van hun kinderen tijdstellers zijn. Lange tijd waren het tienweekse universitaire trimester en de almaar uitdijende spits in de Bay Area mijn tijdstellers. Voor iemand met een chronische aandoening zijn ziektecycli een tijdsteller. Voor een Instacart-werknemer zijn zowel de grillen van klanten als de interface van de app van dit bedrijf tijdstellers.

Er is hier sprake van een patroon: bij een tijdsteller geeft iemand of iets altijd tijd aan iemand anders – niet door die ander minuten en uren te schenken, maar door diens tijdsbeleving te bepalen. Een tijdsteller volgen is ‘verstrikt raken’; je activiteiten raken verstrikt in patronen buiten jezelf, of anderen moeten verstrikt raken in de jouwe. Maar zoals iedereen met een chronische ziekte en een baan van negen tot vijf weet, kunnen verschillende tijdstellers met elkaar in conflict komen, en zijn ze niet allemaal gelijk geschapen. Net zoals voor de uren van verschillende mensen verschillende ‘huurtarieven’ gelden, zo worden sommige mensen door externe structuren gedwongen zich aan te passen aan het leven van anderen.

Dit is een samengestelde en bewerkte voorpublicatie uit Tijd is. Op zoek naar een leven vrij van de klok van Jenny Odell, dat op 5 oktober 2023 verschijnt bij Ten Have.

Tijd is. Op zoek naar een leven vrij van de klok
Jenny Odell
Ten Have
240 blz.
€ 24,99