Nietsdoen was voor Jenny Odell geen plan, geen ideaal en geen principe. Het kwam niet eens voort uit een besluit. Het overkwam haar, eind 2016. ‘Ineens zat ik hele dagen in de rozentuin, een openbare tuin die vlak bij mijn huis ligt. Er waren nogal grote rampen gebeurd. Ik was nog aan het bijkomen van de verkiezingen die gewonnen waren door Donald Trump. Ik vond het, net als veel andere kunstenaars die ik ken, moeilijk om nog iets te maken. Bovendien verkeerde mijn stad, Oakland in Californië, in een toestand van rouw na de Ghost Ship-brand van 2016, een brand in een voormalig pakhuis die het leven kostte aan veel kunstenaars en mensen met hart voor de gemeenschap. Ik had ook vrienden verloren.’
Kunstenaar en docent aan Stanford University Jenny Odell loopt met haar laptop in haar handen naar een plek in haar appartement waar de wifi-ontvangst het best is voor een storingsvrij Skype-gesprek. De situatie waarin de wereld ten tijde van dit interview verkeert door de coronapandemie lijkt wel een beetje op de toestand van Odell in de periode waarin haar boek De macht van het nietsdoen tot stand kwam.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Was die fase van plotselinge stilstand eigenlijk een geschenk voor u?
‘Waarschijnlijk wel, maar lange tijd zonder dat ik het wist. Als je niet meer zomaar kunt doen wat je altijd doet, gaje bijna vanzelf nadenken over wat je normaal gesproken min of meer automatisch aan het doen bent.
‘Ik ging naar de rozentuin, als een ree naar een zoutblok’
Hoe kreeg u grip op de situatie?
‘Elke dag verplaatste ik mezelf naar dierozentuin. En ik deed niets in het bijzonder – ik zat te lezen of keek alleen maar om me heen. Het was heel instinctief; ik ging erheen als een ree naar een zoutblok – als een overlevingsstrategie; ik had het nodig. Als ik iets deed, was het proberen om een klein beetje samenhang in mijn gedachten te krijgen. Het heeft me maanden gekost om erachter te komen wat ik aan het doen was. Mij was in diezelfde tijd gevraagd om een keynote-speech te houden op een kunst- en technologieconferentie in Minneapolis. Ik staarde naar de lege plek waar ik de titel van mijn lezing moest invullen. Ik kon niets bedenken wat betekenis zou kunnen hebben.’
Opluchting
Een tekst van Gilles Deleuze bracht haar tot meer inzicht in haar situatie. ‘We worden overladen met zinloos gepraat, idiote hoeveelheden woorden en beelden,’ las ze in Negotiatons. ‘Domheid is nooit blind of stom. Het probleem is dus niet om de mensen aan het praten te krijgen, maar om tevoorzien in kleine gaatjes van afzondering en stilte, waarin ze uiteindelijk misschien iets kunnen vinden om te zeggen. Repressieve krachten weerhouden mensen er niet van om zich te laten horen, maar dwingen ze daar juist toe. Wat een opluchting om niets te zeggen te hebben – het recht om niets te zeggen – omdat er alleen dan een kans is dat je het zeldzame en steeds zeldzamer wordende ding kunt vatten dat de moeite van het uitspreken waard is.’
Bij ‘repressieve krachten’ moeten we in dit geval niet denken aan totalitaire regimes, maar aan marktwerking en technologie en sociale media?
‘Inderdaad. Ineens zag ik duidelijker dan ooit dat ik – en bepaald niet als enige – in een positie zat waarin ik me constant moest uitdrukken. Ook dit was niet iets waartoe ik ooit besloten had, maar eerder een situatie waarin ik mezelf bleek te bevinden. Kijk, je kunt natuurlijk een digitale detox nemen. Of besluiten: ik zeg eens een tijdje niks op Twitter. Maar aan hoeveel aannames ga je stilzwijgend voorbij als je zo’n beslissing neemt? Alleen al het feit dat je in een ruimte bent die Twitter heet, die er dus van uitgaat dat je altijd iets te zeggen hebt. Of dat je een detox doet, zodat je erna weer volop door kunt. Je hebt ook de vrijheid om te luisteren in plaats van te spreken. Of om helemaal niets te doen. Ik raakte geïntrigeerd door het feit dat die mogelijkheid in onze tijd zorgvuldig verborgen blijft.’
De mogelijkheid om niet mee te doen?
‘Ja, en om niet steeds – ook in je zogenaamde “vrije tijd” – toch een meetbaar, aanwijsbaar doel na te streven. Elk moment dat we niet slapen is tijd geworden waarin we geld kunnen verdienen, en waarin we zelfs onze intieme activiteiten delen en zo aan een numerieke evaluatie onderwerpen via Facebook, Instagram en app-groepen. We peilen voortdurend de prestaties en de ontwikkeling van ons eigen merk, zoals je een aandelenportefeuille checkt. Tijd is een economisch middel geworden waarvan we niet langer kunnen rechtvaardigen dat we het aan “niets” uitgeven. Dat biedt geen rendement op je belegging; het is eenvoudigweg te duur. Dit is een wrede samenvloeiing van tijd en ruimte. Net zoals we niet-commerciële ruimtes verliezen in onze steden, zo zien we ook al onze eigen tijd en onze daden als potentieel commercieel. Net zoals de openbare ruimte plaats moet maken voor onechte openbare retailruimtes of merkwaardige geprivatiseerde parken, zo wordt ons ook het idee van een gecompromitteerde vrije tijd verkocht, een vrije tijd die heel ver af staat van wat we eigenlijk willen.’
Wat willen we dan eigenlijk?
‘Dat is onmogelijk te beantwoorden. Maar ik ben ervan overtuigd dat mensen een diep verlangen hebben naar werkelijk vrije tijd, tijd waarover je geen verantwoording hoeft af te leggen. En die bestaat zelfs voor mij als kunstenaar bijna niet meer. Ook niet als ik ergens artist in residence ben, en dus geacht word op een voor mij onbekende locatie nieuw werk te creëren. Ik heb dit bijvoorbeeld gedaan in het Internet Archive, maar ook bij een afvalverwerkingsbedrijf. Wat ik steeds weer merk, is dat al die organisaties een bepaald idee hebben van wat kunstenaars zouden moeten produceren en hoe dat er ongeveer uit moet zien. Dus wordt er constant gevraagd: wat heb je vandaag gemaakt? Hoe verloopt je proces? Wat ze eigenlijk vragen is: waar is het product? Kunnen we het al vastpakken en aan de muur hangen? Natuurlijk kan ik zorgen dat er elke dag iets te zien is. Maar het zou pas echt interessant worden als ik vertrouwen en ruimte en stilte kreeg. Als ik lang afwezig zou mogen zijn. Aan het eind van zo’n periode heb ik misschien iets betekenisvols, iets wat niet voorspelbaar is. Ik kwam er in die rozentuin, waar ik die ruimte wél had, langzaam maar zeker achter dat dit de vrijheid is waar ik naar zocht.’
En zo kwam u ook onverwacht op de titel van de lezing?
‘Ja. Hoe niets te doen, typte ik. Ik realiseerde me dat de tuin alles omvatte waar ik over wilde spreken: de praktijk van het nietsdoen, de architectuur van niets, het belang van openbare ruimte en een ethiek van zorg en onderhoud. Een echte openbare ruimte onderscheidt zich van andere plekken, zoals cafés, restaurants en private tuinen of parken, doordat je nergens aan hoeft te voldoen om er binnen te komen. En je hoeft zelfs niet de schijn hoog te houden dat je iets komt kopen. Daarnaast krijg je er oog voor andere waarden dan die van het kapitalisme: groei, expansie en succes. De hoveniers die rozen snoeien, produceren niks. Ze zorgen er enkel voor dat de tuin blijft zoals hij is.’
Waarom speelt kijken naar de natuur zo’n belangrijke rol in uw praktijk van het nietsdoen?
‘Wat we doen met onze aandacht komt overeen met de manier waarop we de natuur inlijven. Hoe komt het dat het moderne idee van productiviteit zo vaak een voorwendsel is voor wat feitelijk de verwoesting van de natuurlijke productiviteit van een ecosysteem inhoudt?
Aan de rand van Oakland staat een boom die the old survivor wordt genoemd. Het is een meer dan 500 jaar oude boom, de enige sequoia die de goudkoorts heeft overleefd. Het is een relatief kleine boom met een eigenaardige vorm, en hij staat op een steile helling. Dit is waarschijnlijk ook de reden dat hij zo lang heeft kunnen overleven: houthakkers vonden hem ongeschikt en onhandig te bereiken. Dit doet me denken aan het verhaal “De nutteloze boom” uit de Zhuangzi, een verzameling geschriften van Zhuang Zhou, een Chinese filosoof uit de vierde eeuw na Christus. Hierin ziet een houthakker een boom van indrukwekkende omvang en leeftijd. Hij laat hem staan omdat de boom “waardeloos” is door zijn verwrongen takken. Die nacht komt de boom de houthakker opzoeken in zijn droom. De boom vraagt hem: “Als ik van nut zou zijn geweest, zou ik dan ooit zo groot zijn geworden? U bent een waardeloze man die op het punt staat te sterven – hoe kunt u weten dat ik een waardeloze boom ben?”
‘Repressieve krachten dwingen niet tot stilte, maar tot zinloos gepraat’
Deze formulering – het nut van nutteloosheid – is typisch voor Zhuang Zhou. Hij laat zien dat de wereld beheerst wordt door krachten die gewaardeerd worden omdat ze “productief” zijn, terwijl ze in wezen alles van waarde vernietigen. Ik vind het troostend dat mensen in de tijd van Zhuang Zhou hier kennelijk ook al mee worstelden. De zogenaamd nutteloze boom biedt een vorm van verzet, juist doordat hij zich niet laat annexeren door het kapitalistische waardesysteem. Ik hoop dat lezers van mijn boek zichzelf ook gaan trainen in het aannemen van een moeilijke, eigenaardige vorm, waardoor ze overeind kunnen blijven.’
Zelfpromotie
Het succes van haar boek leidde ertoe dat Odell precies het tegenovergestelde werd van wat ze beschrijft. ‘De ironie is dat ik direct na het verschijnen overal interviews en lezingen moest geven en pitches moest houden – heel vleiend natuurlijk, maar ik werd een soort zelfpromotiemachine. Aan alles wat ik in het boek beschrijf kwam ik zelf niet meer toe. Ik werd er erg ongelukkig van.’
Odell groeide op in Silicon Valley en woont en werkt er omde hoek. Ze heeft talloze studenten gehad die er terechtkwamen. ‘Tech hangt hier in de lucht,’ zegt ze.
Ze krijgt goede reacties van de programmeurs en mocht een talk houden bij Google. Maar ze is huiverig om te worden ingekapseld: schrijvend kunstenaar die zich tegen de commerciële exploitatie van onze aandacht richt, wordt zelf een succesvol product waar de techbedrijven graag lering uit trekken om onze aandacht nog vernuftiger te exploiteren. Het gevaar van toe-eigening ligt op de loer voor degene die zich tegen toe-eigening verzet.
Wat als Facebook morgen belt met een mooi aanbod?
‘Dan zeg ik absoluut nee.’
Tips voor de kunst van het nietsdoen
1: Verdiep je in je eigen plek
Jenny Odell heeft geen zelfhulpboek geschreven – en al helemaal geen methode om via een omweg toch stiekem nog productiever te worden. Desondanks zijn er wel concrete tips uit haar boek af te leiden. Een van onze aandachtsproblemen is volgens Odell dat (sociale) media en informatietechnologie ons losmaken van de plaats waar we ons bevinden. Een mogelijk antwoord hierop ontleent ze aan ecoloog Peter Berg, die de term ‘bioregionalisme’ muntte. Tip 1 luidt dan ook: verdiep je in de natuurhistorische achtergrond van je woonplaats en omgeving. Doe research, maak wandelingen, praat eens met een lokale boswachter of natuurbeheerder.2: Kijk naar vogels
Odells persoonlijke vorm van ecoregionalisme is dat ze een fervent vogelspotter is geworden – zonder overigens een expert te zijn. De vogels zijn alleen maar mysterieuzer voor haar geworden sinds ze langer en beter naar ze kijkt. Ze schrijft niet alleen over kraaien, maar ook over kwakken, familie van reigers, maar dan met een kortere nek. Ze zag ze voor het eerst op foto’s op Google Streetview. Tot haar verbijstering zitten ze in het echt op precies dezelfde plekken. ‘Ze woonden hier al lang voordat hier mensen kwamen. Sindsdien beschouw ik ze als een soort geesten uit een andere tijd, zeker als de straatlantaarns ’s nachts hun witte buiken doen oplichten. Het observeren van deze wonderlijke wezens, die zich volkomen onttrekken aan ons nuttigheidsdenken, biedt ruimte en relativering. O ja: als je de deur niet uit kunt of mag, kun je ook webcams van lokale vogelnesten opzoeken.’3: Doe iets heel anders
Als je de vaak voortdurende toestand van opwinding, snelle prikkels en sensaties wilt doorbreken, moet je wel iets hebben om naartoe te gaan – iets waar je je aandacht wél op wilt richten. Odell: ‘Je voelt misschien dat je wilt ontsnappen uit je standaardpatronen, maar je hebt niets anders om je aan vast te houden. In die staat ben je kwetsbaar. In mijn boek geef ik voorbeelden waar ik me aan vastklamp, maar sommigen geven nou eenmaal niks om vogels of om de natuur. Het kan ook iets heel anders zijn. Ga bij jezelf te rade: wanneer ging je voor het laatst ergens moeiteloos in op? Die moeiteloosheid is waarschijnlijk een teken dat je in dat domein moet zijn. Het mag ook iets zijn waar je anderen bij nodig hebt, zoals een gesprek met een vriend.’
De macht van nietsdoen
Jenny Odell
Ten Have
240 blz.
€ 22,99