Home Tijd Spoedcursus: toekomst
Tijd

Spoedcursus: toekomst

Door Robin Atia op 23 juli 2024

Spoedcursus: toekomst
Cover van 08-2024
08-2024 Filosofie Magazine Lees het magazine
Vier denkers over de vraag: wat is de toekomst?

De tijd is leeg

Nagarjuna (ca. 150-250)

Hangen heden, verleden en toekomst met elkaar samen of bestaan ze juist onafhankelijk van elkaar? Volgens de Indiase, boeddhistische filosoof Nagarjuna is het antwoord op deze vraag: geen van beide. Als de toekomst namelijk voortkomt uit het verleden betekent dit dat de toekomst al “in” het verleden zat, wat absurd is, beargumenteert hij in zijn bekendste werk, Basisverzen van het middenpad. Want hoe kan iets wat nog móét gebeuren aanwezig zijn in iets wat al ís gebeurd? Ook wanneer we zeggen dat de toekomst onafhankelijk van het heden en het verleden bestaat, komen we in de problemen. Dan hebben heden en toekomst geen oorzaak en bovendien niets met het verleden te maken. Ook dat, leert de ervaring, is absurd.

Wat is de toekomst dan wel? Volgens Nagarjuna bestaat de werkelijkheid, inclusief tijd, uit leegte. Dat klinkt­ misschien deprimerend, maar dat is het niet. Net als andere boeddhisten gelooft Nagarjuna dat het menselijke bestaan is getekend door lijden. Inzicht in de ware aard van de werkelijkheid biedt volgens hem een uitweg uit dit menselijke lijden en opent de weg naar Nirvana: een staat van zijn die vrij is van pijn, verlangen en onwetendheid.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Geen abonnee? Bekijk de abonnementen Log in als abonnee

Dat de werkelijkheid uit leegte bestaat, betekent overigens niet dat alles wat we waarnemen een illusie is. Wel denkt Nagarjuna dat niets een permanente essentie heeft: noch de toekomst noch iets tastbaars als een muur heeft een vaste kern van onveranderlijke eigenschappen. Alles is veranderlijk, vergankelijk en verbonden. De toekomst, of tijd in het algemeen, staat dus niet vast, maar bestaat volledig uit het veranderen van andere dingen: uit bloemknoppen die tot bloei komen of mensen die ouder worden. Deze veranderingen vinden niet plaats in de tijd, maar tijd is de verandering zelf.

Ideaal leven

Thomas More (1478-1535)

Tijdens een werkreis naar Antwerpen ontmoet de Engelse diplomaat Thomas More een excentrieke figuur: de reiziger en filosoof Raphaël Hythlodaeus. De twee mannen raken in gesprek, en Hythlodaeus vertelt uitgebreid over de vreemde landen die hij bezocht. Vooral over het eiland Utopië is hij erg enthousiast. De mensen daar zijn vredig, leergierig en ijverig. Ze hebben geen privé-eigendommen en delen alles. Op goud en zilver kijken ze zelfs dusdanig neer dat ze er hun bedpannen uit vervaardigen. Aan zo’n samenleving kunnen andere landen een voorbeeld nemen!

Voor je naar je paspoort grijpt, moet gezegd worden dat Utopië, net als de verteller Hythlodaeus, fictief is. Aan het boek Utopia (1516) van de filosoof en jurist Thomas More ontlenen we het woord ‘utopie’: een ideaalbeeld voor hoe een samenleving eruit kan zien. Dat hij daarvoor een roman gebruikt in plaats van zijn ideeën aan de man te brengen via zijn positie als staatsman, is een doordachte keuze. ‘Of dacht je soms dat ik aan een of andere koning allerlei verstandige decreten kon voorstellen,’ vraagt Hythlodaeus in het boek, ‘zonder dat ik onmiddellijk de deur uitgegooid word of word uitgelachen?’ Idealen krijgen geen plaats in de politiek zolang iedereen enkel bezig is met zijn eigen gewin.

Overigens denkt More niet echt dat gouden bedpannen een noodzaak zijn voor een ideale samenleving. Zijn beschrijvingen van de Utopianen dienen vooral om te tonen hoezeer ze gevrijwaard zijn van hebzucht, luiheid, jaloezie, wantrouwen. Kortom, alle kwaden die More in overvloed bij zijn landgenoten aantreft. Naast een toekomstdroom is Utopië ook een kritiek op de Engelse politiek uit zijn tijd – al is dat onderscheid misschien niet nodig. Want waar anders komt een ideale samenleving vandaan dan uit kritiek op de vorige?

De toekomst komt niet

Jacques Derrida (1930-2004)

De rabbijn Joshua ben Levi vroeg eens aan de profeet Elias wanneer de messias zou komen, zo vertelt een verhaal uit de Talmoed, een geschrift met rabbijnse commentaren op de Thora. Als antwoord kreeg de rabbijn te horen dat hij de messias aan de poorten van Rome kon vinden, gehuld in vodden. Ben Levi trekt naar Rome en treft daar inderdaad de verlosser aan. Vervolgens vraagt hij hem: ‘Wanneer zal je komen?’, waarop de messias antwoordt: ‘Nu.’

Volgens de Franse filosoof Jacques Derrida is deze parabel niet alleen interessant voor gelovigen; dit verhaal laat zien hoe we met de toekomst moeten omgaan. In tegenstelling tot het christendom ziet de joodse traditie de komst van de messias als iets dat nog moet gebeuren. Sterker nog: het zal altijd nog moeten gebeuren – en dus nooit gebeuren. Op het moment dat de messias komt, is de belofte dat hij nog zal komen namelijk verbroken. Ook de toekomst is iets wat paradoxaal genoeg altijd nog zal komen, maar nooit echt arriveert. Desalniettemin moeten we op elk moment hoop houden dat de toekomst ‘nu’ zal komen en klaarstaan om deze met open armen te ontvangen.

Deze toekomst die nog moet komen (het Franse begrip voor toekomst is l’avenir: dat wat nog ‘toe-komt’) is overigens niet de toekomst zoals we deze in onze plannen voor morgen of onze verwachtingen voor volgend jaar zien, zegt Derrida. Nee, ze is geheel onvoorspelbaar en onbekend, en of ze ellende brengt of verlossing kunnen we niet van tevoren weten. Dat is essentieel voor Derrida, die meent dat onze manier van denken en begrijpen vaak wordt beperkt door structuren die in het verleden zijn vastgelegd. Enkel door een open houding naar de toekomst te hebben, kunnen we deze vastgeroeste denkpatronen doorbreken en ruimte maken voor nieuwe perspectieven.

Echte science-fiction

Donna Haraway (1944)

In de sciencefictionroman Superluminal (1983) van Vonda McIntyre staat Orca voor een lastige keuze. Orca is een duikster, die dankzij genetische aanpassingen in staat is om met orka’s te communiceren. Maar wanneer ze de kans krijgt om haar kinderdroom waar te maken door de ruimte te ontdekken, overweegt ze haar gave op te geven. Ze heeft hiervoor namelijk een bionisch implantaat nodig dat haar band met de orka’s in gevaar brengt.

Orca’s dilemma ligt waarschijnlijk niet in ons verschiet. Maar dat is geen reden om sciencefictionverhalen af te doen als onzinnig of irrelevant, meent de Amerikaanse wetenschapsfilosoof Donna Haraway. In haar eigen denken speelt de futuristische figuur van de cyborg een belangrijke rol. In de cyborg komen twee categorieën samen die in het westerse denken lang als tegenpolen zijn gezien: natuur en techniek. In feite zijn deze niet zo tegengesteld als we denken, beargumenteert Haraway. Volgens haar zijn we allemaal cyborg. We zijn deels mens en deels machine; deels natuur en deels techniek. Ook zonder bionisch implantaat worden onze levens en lichamen gevormd door techniek, of dat nu in de vorm van een telefoon, fitnessapparaat of pacemaker is.

Haraway werpt ook andere tweedelingen omver, zoals man/vrouw, mens/dier en lichaam/geest. Deze onderscheiden lopen in elkaar over, benadrukt ze, wat voor veel complexere en verwarrendere situaties zorgt dan de simpele tegenstellingen doen voorkomen.

Sciencefictionverhalen bieden een uitkomst om met de complexe werkelijkheid om te gaan, schrijft Haraway. In sciencefiction kunnen alle bestaande regels en ideeën over de wereld aan de maanlaars worden gelapt. Wezens als aliens en cyborgs laten zien dat er meer mogelijk is dan wat we nu meestal aannemen. Zo oefenen we met het inbeelden van een toekomst buiten de grenzen van onze soort, van onze planeet en van ons denken.