Home Economie Spoedcursus: bezit
Economie

Spoedcursus: bezit

Vier filosofen over eigendom, bezit en spullen.

Door Ira Pronk en Thomas Velvis op 02 juni 2023

hebben auto Citroën DS spullen goud bezit beeld Nick Groenewold

Vier filosofen over eigendom, bezit en spullen.

Filosofie Magazine FM6
06-2023 Filosofie magazine Lees het magazine

Bezit zo min mogelijk

Diogenes (404-323 v.Chr.)

Zelfs toen de Griekse filosoof Diogenes in een wijnvat op een plein in Athene woonde, bleef hij zoeken naar manieren om nog minder bezit te hebben. Toen hij op een dag een kind uit zijn handen zag drinken, gooide hij zijn drinknap weg. Toen hij iemand linzen zag eten met een hol stuk brood, volgde zijn etenskom.

Een sober leven was voor Diogenes een oefening in onafhankelijkheid. Rijkdom en luxe maken je kwetsbaar, net als de bescherming van een vorst of de liefde van een partner. Bovendien leiden bezittingen ons af van het eenvoudige, deugdelijke leven. Daarmee sloot Diogenes zich aan bij de filosofie van Socrates, die de waarheid zocht voorbij uiterlijk vertoon en mooie woorden.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Om andere Atheners te overtuigen van zijn boodschap maakte Diogenes graag gebruik van provocatie. Er bestaan allerlei anekdotes over zijn bizarre acties. Zo zou Alexander de Grote hem hebben opgezocht bij zijn wijnvat en hebben gevraagd of hij de filosoof iets kon geven. ‘Je zou een stap opzij kunnen doen,’ antwoordde Diogenes. ‘Je staat in mijn zon.’ In een ander verhaal loopt Diogenes bij daglicht door de menigte met een lantaarntje in zijn hand, op zoek naar iemand die niet afhankelijk is van bezittingen en andere bijzaken.

Omdat Plato de mens had gedefinieerd als een tweebenig dier zonder veren, bracht Diogenes hem op een dag een geplukte kip met de mededeling: ‘Kijk, een mens.’ De werkelijkheid vatten in abstracte definities vond Diogenes nonsens. Filosofie, zo meende hij, moest geleefd worden.

Zelf schreef hij niets op. Men kon van hem leren door zijn armoedige levensstijl als voorbeeld te nemen. Dat er toch zoveel verhalen over hem zijn overgeleverd, tekent de indruk die hij op zijn tijdgenoten maakte. De onbeschaamde provocateur was ook een geliefde filosoof met vele volgelingen – al waren er waarschijnlijk maar weinig die zo ver durfden te gaan als hij.

De mens is een verspiller

Georges Bataille (1897-1962)

vuilnisbak container hebben goud bezit

Verspilling is zonde. En wie ’s avonds aangeschoten de hele kroeg op een rondje trakteert, kan de volgende ochtend getroffen worden door gevoelens van spijt. Toch is verspilling niet zinloos, meent de Franse filosoof en dichter Georges Bataille. De mens is volgens hem geen homo economicus, die rationele beslissingen neemt over wat hij nodig heeft, of een rentmeester, die zorg draagt voor zijn bezit. De mens is ten diepste een verspiller.

De kiem voor dit inzicht wordt gelegd als Bataille op 25-jarige leeftijd een stierengevecht in Spanje bezoekt. Daar is hij getuige van een afgrijselijke gebeurtenis: de beroemde torero Manolo Granero, pas twintig jaar oud, overlijdt ter plekke wanneer de hoorn van de stier via zijn rechteroog zijn hoofd doorboort. Het voorval maakt een diepe indruk op Bataille, die naast angst ook bevangen raakt door opwinding. Hij vraagt zich af: hoe kan het dat iemand zijn meest dierbare bezit, zijn leven, op zo’n manier verkwist? Waarom genieten al deze bezoekers van een gewelddadig schouwspel dat in feite een offerritueel is?

In La Part maudite (1933) laat Bataille zien dat verspilling door de hele geschiedenis is terug te vinden. De Azteken offerden mensen als voeding aan de zon. De bouw van kathedralen in de Middeleeuwen ging gepaard met niet alleen veel moeite, maar ook veel mensenlevens. En indianenstammen kennen het ritueel van de potlatch, beschreven door de Franse etnoloog Marcel Mauss, waarin rivaliserende groepen uitmaken wie de baas wordt door ten overstaan van elkaar zo veel mogelijk van hun eigen bezittingen te vernietigen.

Volgens Bataille berust ons economisch denken op een misvatting, namelijk dat de economie draait om het bevredigen van noodzakelijke behoeften. Minstens zo wezenlijk, zegt Bataille, is de vernietiging, de verkwisting, het exces. En wie goed kijkt, ziet inderdaad overal verspilling. In die avond in de kroeg, de vernielingen die voetbalhooligans aanrichten of de overvloed aan luxeproducten: ik verspil, dus ik ben. 

Spullen zijn nooit alleen spullen

Roland Barthes (1915-1980)

auto Citroën DS hebben

In Mythologieën (1957) schrijft de Franse filosoof en semioloog Roland Barthes over een van de meest geliefde automodellen, de Citroën DS, die bij ons bekendstaat als ‘het strijkijzer’ of ‘de snoek’. Met gevoel voor overdrijving vergelijkt Barthes het model met een gotische kathedraal. ‘Ik bedoel een grotere schepping die hoort bij de tijd, met hartstocht ontworpen door onbekende kunstenaars, die meer als beeld geconsumeerd wordt dan als gebruiksvoorwerp, en die door een heel volk wordt toegeëigend als een volkomen magisch voorwerp.’

Al lijkt deze vergelijking misschien wat overtrokken, Barthes wijst hiermee op iets wezenlijks: een ding heeft een betekenis die het voorwerp zelf overstijgt. Oftewel, spul is nooit alleen maar spul. Zo suggereert een kristallen wijnglas een leven dat materieel gezien op orde is, drukt een kast uit de jaren dertig een nostalgisch verlangen naar een andere tijd uit en staat een snelle fiets voor een ultiem vrijheidsgevoel.

Volgens Barthes gaat dit principe bij uitstek op voor de Citroën DS, die een ‘supervoorwerp’ is. Zo heeft het dashboard ‘meer weg van een paneel met knoppen in een moderne keuken dan van de schakelafdeling van een fabriek’ en straalt het ontwerp hiermee naast een beestachtige kracht ook huiselijkheid uit. Het fraaie ontwerp, vol vloeiende en versmeltende lijnen, brengt verscheidene tegen­stellingen samen, zoals snelheid en bescheidenheid. En het is een goddelijk voorwerp en een alledaags hebbeding tegelijk.

Door mythevorming krijgen materiële zaken volgens Barthes allerlei betekenissen. Hierdoor kunnen spullen diepe verlangens in ons aanwakkeren. Zo beschrijft hij hoe de Citroën DS in een tentoonstelling ‘met intense, verliefde toewijding wordt bekeken’. Dat mythologisch verlangen naar een object wordt pas getemd als het kan worden aangeraakt. In tegenstelling tot het zicht, dat het meest mythologiserend is, is onze tastzin het meest ontnuchterend. We raken het door ons zo begeerde voorwerp – een auto, een horloge, een jas – aan, en het ding is voor even weer gewoon een ding.

Eigendom maakt slachtoffers

Edward Said (1935-2003)

Sinds een paar jaar pronkt de Gouden Koets in een donkere garage. Het trotse bezit van de koninklijke familie is buiten gebruik gesteld vanwege een zijpaneel waarop onderdanige mensen uit de koloniën geschenken aanbieden aan de koningin. Cultureel erfgoed heeft zijn onschuld verloren, mede dankzij het werk van de Palestijns-Amerikaanse literatuurwetenschapper Edward Said. Zijn boek Oriëntalisme (1978), waarin hij laat zien hoe invloedrijk de koloniale verhoudingen nog altijd zijn in de wereld, stond aan de wieg van de postkoloniale theorie.

In het kolonialisme maakt eigendom slachtoffers, analyseert Said. Om iets te hebben, bedienen we ons van andere mensen en hun bezittingen. Denk aan de zogenoemde ‘Gouden Eeuw’ van Nederland: de Republiek beleefde een bloeitijd door overzee mensen tot slaaf te maken en de goederen van hun land te roven. De rijkdom van de bourgeoisie komt stand doordat arbeiders de producten van hun werk moeten afstaan, zei Karl Marx al.

Maar Said gaat verder dan Marx. Hij betoogt dat ook culturele bezittingen, zoals de verhalen van westerse landen en hun zelfbeeld, ten koste gaan van andere volken. In Nederland is het verhaal van de Gouden Eeuw een bron van nationale trots – de gedachte aan de tijd waarin een klein land over grote rijken in het Oosten regeerde. Maar deze manier van denken werkt alleen omdat ‘het Oosten’ hier in dienst wordt gesteld van het zelfrespect van ‘het Westen’. We voelen onze borst zwellen van trots, maar erkennen de oostelijke rijken niet als onafhankelijke culturen met een eigen waarde.

Samen met voorwerpen als de Gouden Koets vormen deze koloniale verhalen en veronderstellingen ons ‘culturele archief’, meent Said. Het is een gezamenlijke erfenis die beïnvloedt hoe we spreken en hoe we handelen. Ook in de moderne tijd, zegt Said, gaat het bezit van het Westen ten koste van mensen overzee.