Home Smaak voor het leven
Eten

Smaak voor het leven

‘Ik ga liever dood aan het eten van boter dan dat ik mijn bestaan rek met margarine.’ Op zijn 28e had hij al een hartaanval, inmiddels staat de Michel Onfray aan het hoofd van een Smaakuniversiteit – een leerschool in filosofie en goed eten.

Door Florentijn van Rootselaar op 06 december 2010

Michel Onfray hedonisme smaak Smaakuniversiteit

‘Ik ga liever dood aan het eten van boter dan dat ik mijn bestaan rek met margarine.’ Op zijn 28e had hij al een hartaanval, inmiddels staat de Michel Onfray aan het hoofd van een Smaakuniversiteit – een leerschool in filosofie en goed eten.

Cover van 10-2010
10-2010 Filosofie magazine Lees het magazine

In 306 v.Chr. stichtte Epicurus net buiten Athene zijn tuin: een vrijplaats in een wereld vol oorlog, een lustoord waar hij met zijn vrienden en leerlingen kon leven volgens zijn hedonistische filosofie van het genot. Hedonistisch filosoof Michel Onfray begon zo’n 23 eeuwen later een nieuwe tuin van Epicurus, vlak bij Argentan, het Normandische dorp waar hij werd geboren en nog steeds woont.

Midden in de gigantische tuin is een circustent opgezet; Onfray verwacht een paar honderd mensen op zijn Smaakuniversiteit. Vandaag zal het gaan over eten, over het genieten van een kers, een tomaat, een fles wijn. En vooral ook zullen de bezoekers samen eten. Onfrays pleidooi voor het genieten van eten, voor smaak, heeft sterk autobiografische wortels: de herinneringen aan de groentetuin van zijn ouders, maar ook zijn weigering om een dieet te volgen nadat hij op 28-jarige leeftijd een hartaanval had gekregen: ‘In een oprisping van heldhaftigheid verklaarde ik dat ik liever dood zou gaan aan het eten van boter dan mijn bestaan te rekken met margarine.’

Onfray provoceert graag. Toch is hij geen pleitbezorger van de orgie en de uitspatting; hij heeft niets op met de bandeloosheid, oppervlakkigheid en gedachteloosheid die vaak met het hedonisme geassocieerd worden. Met grondlegger Epicurus benadrukt Onfray juist het bewuste plezier. ‘Mensen kunnen hier misschien een begin maken om hun smaak terug te vinden: een nieuwe verhouding met de wereld, met de kosmos, met de dingen, met de mensen. En met zichzelf.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘Mensen leren hier om wortels en tomaten te sublimeren: om natuur om te zetten in cultuur’

Verheven doelen dus op de Smaakuniversiteit? Zeker, zegt Onfray, maar hij benadrukt ook dat de Smaakuniversiteit juist op een bescheiden manier is begonnen, met beide voeten op de grond, in de stadsmoestuin van Argentan. ‘Mijn geboorteplaats is verwoest door de sluiting van de fabrieken; die werden verplaatst naar lagelonenlanden, waardoor hier een enorme werkloosheid ontstond. Die werklozen, samen met andere mensen die buiten de boot vielen, werken in deze jardin dans la ville om weer te leren deelnemen aan de samenleving, om door het werk het levensritme terug te vinden: op tijd opstaan, naar het werk gaan, zich aanpassen aan een groep, de volgende dag terugkeren, hoffelijke verhoudingen met anderen onderhouden, een eind maken aan antisociale gewoonten, zich voegen naar de afwisseling van rust en werk.’

In de tuin waait de wind hard over de groentebedden, die namen van filosofen dragen. In de bedden worden ‘vergeten groenten’ verbouwd: kardoens, pastinaken, aardperen, en Saint-Sacrement-boontjes uit Argentan. Onfray: ‘De mannen kregen die groenten van het land mee. Maar ze haalden hun neus ervoor op. Omdat ze niet wisten hoe ze die moesten bereiden, maar ook omdat ze die groenten nooit hadden leren eten, gewend als ze waren aan conserven en diepvriesmaaltijden.’

Onfray, auteur van tientallen goedverkopende boeken over filosofie, besloot zijn dorpsgenoten te helpen, en richtte de Universiteit van de Smaak op, bedoeld voor de mannen van de moestuin, maar ook voor alle andere culinair en anderszins verweesden. Eigenlijk voor iedereen. ‘Hier leren mensen goede producten herkennen. Bedenk hoe moeilijk het is om een goede wijn te kiezen. In de supermarkt vind je hele muren wijn; hoe ga je dan te werk om een kleine goede wijn van een producteur te vinden? We leren mensen hier dus smaak. Zodat ze onderscheid kunnen maken tussen een goed product en een slecht en middelmatig product. Hier verbouwen we groenten met de echte geur, smaak en textuur van groenten. Vervolgens leren de mensen hier om die wortels, aardperen en tomaten te sublimeren, om die natuur om te zetten in cultuur. Door te koken.’

Sterrenkok

Voor de dag van de Smaakuniversiteit begint, lunchen we met Onfray, met een televisieploeg die hem volgt, de Parijse sterrenkok Alain Dutournier, een lokale wijnboer en een paar sprekers. We zitten in een flinke blokhut, midden in de moestuin. De haard brandt. De flessen Pommeau worden ontkurkt, een mahoniekleurige melange van cider en de sterkedrank calvados, twee dranken die behoren tot de regionale trots van Normandië, samen met de kaas waarmee we de maaltijd afsluiten: rauwmelkse camembert, gemaakt in het plaatsje Camembert, vlak bij Argentan.

Rauwmelkse camembert zul je in de supermarkt niet aantreffen; daar is de kaas gepasteuriseerd, zegt Onfray. Voedsel is er aangepast aan de eisen van opslag en transport, aan de wetten van de markt. En die gaan vaak ten koste van de smaak.

beeld Reiko Mori

De dag is dan ook een protest tegen smaakvervlakking, tegen de eenvormigheid van het voedsel. Maar het doel van de Smaakuniversiteit is breder: vandaag gaat het om de smaak voor eten, maar net zo goed voor het leven, voor anderen, voor de vriendschap – ook die zaken staan door de snelheid van de moderne tijd onder druk. Er is geen tijd meer om samen te eten, om ervaringen te delen. Onfray: ‘De tuin is een laboratorium, een voorbeeld van hoe de wereld kan zijn, een vrijzinnige microsamenleving. Hier geldt niet de wet van het geweld, het geld of de haat, maar die van de vriendschap, het delen en de broederschap. Epicurus zegt dat vriendschap een sublieme deugd is. Ik denk dat hier momenten van vriendschap zijn, niet alleen tussen de mensen die elkaar kennen, maar ook tussen mensen die elkaar nog niet kennen. Die deugd wordt hier werkelijkheid, op z’n minst gedurende 24 uur.’

‘Mensen zouden moeten bedenken dat het in het leven niet om geld of eer gaat, maar om een verbintenis met anderen, met de wereld, de kosmos: zich beschikbaar stellen voor het leven, het vermogen om vreugde te ontvangen. Juist daardoor slaag je er misschien in een band met jezelf te herstellen, de vervreemding die veel mensen voelen op te heffen. Dan leid je een hedonistisch leven.’

Instantgenot

Hedonisme is een verbintenis met andere mensen? Was hedonisme niet juist de leer die het eigen genot als grootste goed beschouwt, een filosofie waarin je je niet bekommert om anderen, en al helemaal niet om hun geluk? Die klassieke hedonist, is dat niet juist de moderne consument, die zich gedachteloos laat verleiden door de nieuwste gadgets?

Die gedachteloosheid, die domheid, dat is een belangrijk misverstand over hedonisme, legt Onfray in al zijn boeken uit. ‘Genot is niet het tegendeel van verstand en van concentratie. Genot heeft daar juist behoefte aan. Epicurus heeft nooit belangstelling gehad voor het genot van de dieren. Want wat is plezier waaraan het verstand, de cultuur geen vorm heeft gegeven? Dan is genot niet meer dan de ontlading van de zenuwen in een kip zonder kop.’

‘De tuin is een laboratorium, een voorbeeld van hoe de wereld kan zijn’

‘Plezier overvalt je niet, voert je niet van jezelf weg. De orgie waarin rede en bewustzijn verdwijnen interesseert me niet. De hedonist ontdoet zich niet van zijn instrument dat hem in staat stelt zijn plezier te construeren: het verstand, claire et lucide. Dat is ook wat je hier ziet: kijk hoe belangrijk de rol van het verstand is bij het verbouwen van de groenten, het oogsten en het koken. En ook bij het genieten van het eten. In de filosofie worden reuk en smaak vaak afgedaan als inferieur omdat ze onredelijk en dierlijk zouden zijn. Dierlijk omdat we om te proeven iets in onze mond moeten stoppen. Ons lichaam wordt aangesproken, terwijl je door het kijken de wereld op een afstand plaatst. Kijken is voor die denkers daarom bij uitstek een geestelijke en intellectuele activiteit. Maar is proeven niet net zo goed een activiteit van de geest; heb je daarvoor niet ook je bewustzijn nodig, om te registreren wat je tong beroert?’

Michelinsterren

Het is ondertussen avond, er zijn lezingen gehouden, er is een concert gegeven, er is al gedineerd. Sterrenkok Alain Dutournier (twee Michelinsterren) besluit de dag met een kookdemonstratie. In Parijs behoort hij tot de culinaire top, onbetaalbaar voor veel mensen; in Argentan doet hij mee voor niets, net als de andere sprekers en organisatoren. Onfray: ‘Want in een liberale wereld waarin alles wordt gekocht, verkocht en in geld omgezet, is alles gratis maken het enige verzet.’

Er worden aantekeningen gemaakt tijden de kookdemonstratie; op het podium voert de kok gesprekken waaruit blijkt dat hij minstens even belezen is als culinair begaafd. En de presentator benadrukt dat ‘Alain hier niet kookt zoals in zijn Parijse restaurant. Hier maakt hij een gerecht dat hij anders alleen thuis bereidt, voor vrienden.’ Of, zoals Onfray ooit zei bij een andere bijeenkomst van de Smaakuniversiteit: ‘Dit is geen performance van een artiest. Hier moet het grote theater van de grote keuken plaatsmaken voor een microsamenleving van het delen.’

beeld Reiko Mori

Als de kok klaar is, helpt Onfray mee om bordjes de zaal in te dragen. Men eet een hapje, de bordjes worden doorgegeven, tot iedereen een klein beetje heeft geproefd. En het recept wordt uitgedeeld, zodat de bezoekers het gerecht thuis ook kunnen bereiden. ‘Zo’n dag kan ook langer duren dan 24 uur’, heeft Onfray eerder gezegd. ‘De microsamenleving van vandaag is een model, dat kun je elders reproduceren. Denk ook aan de les van Swift in Gullivers reizen: een groep lilliputters kan een reus gevangen houden; een kleine bijeenkomst kan meer betekenen dan een groots verhaal over een betere wereld.’

Hedonistische ethiek

De hedonist maakt voortdurend berekeningen: leidt deze handeling tot plezier, vermijd ik er ongeluk mee? Wat eet ik, hoe ga ik ermee om? Moet ik nog wel een extra glas drinken? Dat vraagt om voortdurend nadenken, je steeds afvragen wat de juiste reactie is, ‘een voedingsleer van de verlangens, niet overal zomaar aan toegeven’. De som van het plezier moet altijd meer zijn dan de som van het lijden.

Het gaat de hedonist niet alleen om het plezier nu, maar ook om het plezier in de toekomst, ook al moet daar nu een grote en moeilijke inspanning voor worden geleverd. Geen instantgenoegen als daar later een grote prijs voor betaald moet worden; geen makkelijk te bereiden instantsoep als die niets bijdraagt aan een goede gezondheid, als die je niet het plezier geeft dat zelfbereide soep geeft. Het hedonisme, benadrukt Onfray, is dus een veeleisende ethiek: geen misbruik van drank en eten, geen andere excessen, goed voor jezelf zorgen – ook al is er nu de verlokking van de uitspatting.

‘In een wereld waarin alles in geld wordt omgezet, is gratis maken het enige verzet’

Hedonisme gaat ook niet alleen om individueel geluk, legt Onfray uit. Hedonisten willen ook dat een ander geniet, niet omdat dat een morele plicht is, niet uit altruïsme, maar omdat het plezier van een ander uiteindelijk het eigen plezier vergroot. Door je te bekommeren om het geluk van een ander ben je betrokken bij zijn leven. Bedenk ook hoeveel plezier het kan geven om voor het geluk van een ander te zorgen, zegt Onfray, of op z’n minst om beleefd en hoffelijk tegenover anderen te zijn.

Hedonisme is echter geen vorm van naastenliefde. De hedonist geeft niet om iedereen. Ook in zijn omgang met anderen maakt de hedonist een calculus: doet iemand je verdriet, houd hem dan van je weg; vergroot iemand je genot, haal hem of haar dan dichterbij. Hedonisme is volgens Onfray een aristocratische ethiek, en geen liefde voor Jan en alleman.