Home Redacteur Femke van Hout vraagt zich af wat we hebben als we pijn hebben

Redacteur Femke van Hout vraagt zich af wat we hebben als we pijn hebben

Achter de eenvoudige term ‘pijn’ gaan heel uiteenlopende betekenissen schuil. Redacteur Femke van Hout kampt al jaren met chronische pijn en vraagt zich af wat we eigenlijk hebben als we pijn hebben.

Door Femke van Hout op 28 januari 2022

Redacteur Femke van Hout vraagt zich af wat we hebben als we pijn hebben Prometheus geketend, olieverfschilderij uit ca. 1611/12-1618 van Peter Paul Rubens. Beeld: Wikimedia Commons

Achter de eenvoudige term ‘pijn’ gaan heel uiteenlopende betekenissen schuil. Redacteur Femke van Hout kampt al jaren met chronische pijn en vraagt zich af wat we eigenlijk hebben als we pijn hebben.

Cover van 02-2022
02-2022 Filosofie magazine Lees het magazine

In de roman Welkom in het rijk der zieken van Hanna Bervoets trof ik een passage die mij meer leerde over pijn dan ik had geleerd van alle jaren die ik zelf al rondloop met chronische pijn. ‘Daar is je lijf weer. Het vraagt acuut om aandacht. Vanuit je nek bonkt iets omhoog richting je achterhoofd en je begint te zweten. Binnen een paar tellen voelt je hele hoofd opgezwollen, uitgezet, alsof er iets naar buiten wil, iets wat je hersenpan van binnenuit probeert open te kraken.’ Als pijn bij je leven hoort ben je vaak gedwongen om erover te praten, maar heb je even vaak het idee niet de juiste woorden te vinden. Bervoets’ literaire verbeelding gaf me er iets meer vat op.

Pijn is een lastig onderwerp voor reflectie. Als je hevige pijn lijdt, is het haast onmogelijk om een heldere gedachte te formuleren. En zodra de pijn over is, is het heel moeilijk om de ervaring weer terug te halen. Wie zich een schaamtevolle situatie voor de geest haalt, schaamt zich opnieuw. Wie terugdenkt aan een ontstoken teen, voelt deze teen niet weer kloppen. We hebben een slecht geheugen voor pijn – al doet de grote angst voor pijn vermoeden dat ons lijf zich wel van alles herinnert. Maar wat? Wat hebben we als we pijn hebben?

Tweedegraads

De ene pijn is de andere niet, zoveel is duidelijk. Als ik terugdenk aan de tweedegraads brandwond die ik een paar jaar geleden aan mijn rechterhand opliep, weet ik vooral nog dat een schroeiende pijn mijn hele bestaan overspoelde. En dat mijn hand plotseling als een pijnlijk gloeiend voorwerp verstijfd en onbruikbaar aan het eind van mijn onderarm vastzat. Waar was die vanzelfsprekende hand gebleven waarmee ik gedachteloos gebaarde, greep, schreef en liefkoosde?

‘We ervaren pijn als een inbreuk in de gang van het leven, als een verstoring van een in zich volkomen harmonie,’ schrijft antropoloog en filosoof Frederik Buytendijk in zijn boek Over de pijn (1943). Karakteristiek voor pijn, stelt hij, is het gevoel getroffen, gekwetst of geschokt te zijn. De harmonie die hoort bij de manier waarop je normaal gesproken de koelkast opentrekt, thee drinkt, een gesprek voert, wordt bruut verstoord. Alles om je heen krijgt een scherp randje: het licht wordt feller, geluiden worden harder, geuren penetranter. De wereld is afwisselend te dichtbij en te ver weg. Soms beuken de stemmen van anderen op je in, soms verdwijnen ze bijna geheel naar de achtergrond.

En dan is daar je lijf opeens. Je bent er normaal gesproken nooit zo mee bezig, maar nu staat het plotseling, zoals Bervoets het beschrijft, in het middelpunt van je aandacht. Of beter: de pijn neemt de plaats van alle aandacht in. Je verbrande huid schreeuwt het uit, je been verkrampt, je hoofd lijkt buitenproportioneel opgezwollen. De getroffen lichaamsdelen bewegen niet langer in harmonie met de rest van je lichaam; in plaats daarvan lijkt het hele lichaam om het pijnlijke lichaamsdeel heen te bewegen. Je gaat krom lopen vanwege de rugpijn, hinken om je verstuikte enkel te ontlasten, of je vermijdt al het licht om maar geen migraineaanval te krijgen. Handelingen die je eerst weinig moeite kostten, worden door de pijn bijna on­mogelijk. Het bereiden van een simpele maaltijd wordt een energievretend project, een tripje naar de brievenbus een expeditie. En pijn verlamt niet alleen je lichaam, hij versteent zelfs de tijd. Na een buikpijnaanval of een tandartsafspraak die uren leek te duren kijk je vol verbazing op de klok: zijn er echt maar twintig minuten voorbijgegaan?

De zere plek

Het wonderlijke aan pijn is dat die nooit op één plaats blijft. Het pijnlijke gebied lijkt zich uit te breiden over de rest van je lichaam en verdringt al je andere sensaties. Hoe intenser of langduriger de pijn, hoe erger dit is: je lijkt uit niets anders te bestaan dan vingers, tanden, voorhoofd of maag. Op zulke momenten is er een mengeling van schrik en opluchting als een arts, masseur of geliefde plots letterlijk de vinger op de zere plek legt: ja, dáár zit het! Dat is het paradoxale van pijn: die bevindt zich zowel op een aanwijsbare plek – in deze kies, deze vinger, deze heup – als overal in het lichaam.

Pijn kan je dus helemaal opslokken. Voor even verlies je de verbinding met de buitenwereld en keer je helemaal naar je onmachtig geworden lichaam toe.

Deze passiviteit zie je ook terug in de woorden die we gebruiken om pijnervaringen te beschrijven: branden, steken, prikken, knagen, kloppen – alsof we vanbinnen en vanbuiten bewerkt worden met onzichtbare fakkels, messen of naalden. Wat we ook ondernemen om de pijn te stoppen of op z’n minst te verminderen, we moeten dit geknaag, geklop of geprik tot op een bepaalde hoogte gewoon ondergaan, omdat we niet aan ons eigen lijf kunnen ontsnappen.

Perspectief

Achter de ogenschijnlijke eenvoudige term ‘pijn’ gaan heel uiteenlopende betekenissen schuil. Het antwoord op de vraag wat we hebben als we pijn hebben, raakt verder uit zicht naarmate we het bijbehorende leed meer tot ons door laten dringen. Zo zijn we geneigd om chronische pijn te zien als acute pijn die simpelweg langer duurt. Medici definiëren chronische pijn bijvoorbeeld als pijn die ten minste langer dan drie maanden aanhoudt.

Maar als ik de pijn van mijn verbrande hand vergelijk met mijn chronische rugpijn, zie ik dat het hier om twee totaal verschillende ervaringen gaat. Na het verbranden van mijn hand kon ik wel zo ongeveer voorspellen hoe de pijn zich zou ontwikkelen. Hoe vervelend het nu ook was en hoelang de pijn ook leek te duren, ik wist dat de huid zou genezen en dat de pijn dan waarschijnlijk zou ophouden. Dat is ook hoe we kinderen leren met pijn om te gaan. We geven ze perspectief: ‘Het gaat eerst branden en prikken, dan jeuken, en dan is het voorbij.’

Een pijn die constant aanhoudt, heeft geen alarmfunctie meer

Maar bij chronische pijn ontbreekt zo’n perspectief: de pijn gaat maar door en door en door. Een behandelend arts zit in dat geval met de handen in het haar. Een pijn die constant aanhoudt heeft als alarm­functie geen betekenis meer, en kan moeilijk in verband worden gebracht met een aanwijsbare oorzaak. Ook voor de patiënt verliest de pijn zijn betekenis – want wat heb je aan een alarm dat af blijft gaan in afwezigheid van gevaar? Chronische en kortdurende pijn verschillen fundamenteel van elkaar, omdat er sprake is van een ander soort lijden: terwijl ik mijn verbrande hand vastklamp, weet ik dat de pijn weer over zal gaan. Chronische pijn wordt elk moment als eindeloos ervaren.

En zelfs als chronische pijn onderhevig is aan veranderingen – de pijn wordt intenser, zwakt af, wordt zeurend in plaats van prikkend – dan nog leiden deze veranderingen nergens toe. Volgens Buytendijk zitten mensen met chronische pijn dan ook gevangen in ‘bevroren tijd’, een pijnlijk nu dat de toekomst heeft opgeslokt. Het is zowel voor patiënten als voor de mensen om hen heen lastig om aan deze uitzichtloosheid betekenis te geven.

Openritsen

‘Het liefst,’ schrijft Bervoets in haar roman, ‘zou je dat lijf van je openritsen als een overall, het omlaag trekken langs je benen, eruit stappen en het achterlaten.’ Pijn maakt het lichaam zichtbaar, maar als verkeerd, ziek lichaam. Het is een lichaam dat we niet meer op een fijne manier kunnen gebruiken, dat ons in de weg zit, dat zich niet meer in woorden kan uitdrukken, en dat we daarom het liefst zouden afstaan. Pijn berooft ons van alle controle over ons lijf, onze gedachten en onze taal. Wat hebben we als we pijn hebben is dus eigenlijk de verkeerde vraag. We zijn niet meer in staat om te hebben als de pijn ons heeft.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.