Home Rechts-populisme gedijt juist tijdens hoogconjunctuur

Rechts-populisme gedijt juist tijdens hoogconjunctuur

Door Mels-Werner Dees op 25 september 2019

Rechts-populisme gedijt juist tijdens hoogconjunctuur
Cover van 10-2019
10-2019 Filosofie magazine Lees het magazine

Komt nationalisme op in tijden van economische crisis? Zowel Adorno als Fukuyama concludeert het tegenovergestelde. Populistisch rechts wordt gevoed door iets heel anders: ‘hunkering naar waardigheid’.

Vijftig jaar geleden overleed de Duitse filosoof en socioloog Theodor Adorno. Ter gelegenheid daarvan verscheen onlangs de uitgeschreven tekst van een rede die de denker op 6 april 1967 hield in Wenen onder de titel Aspekte des neuen Rechtsradikalismus. Inmiddels bereikt de tekst al de vierde druk, wat uitzonderlijk is bij deze moeilijk toegankelijke auteur. En niet voor niets. Politieke, sociale en internationale ontwikkelingen die Adorno benoemt, zijn weer actueel; rechtsradicalisme, nationalisme, vreemdelingenhaat en de inzet van propaganda worden al door Adorno geanalyseerd.

Waar Adorno de situatie in de jaren zestig kon vergelijken met de opkomst van het nazisme in de jaren dertig, daar kan de huidige lezer van de tekst er de opvallende parallellen met de actualiteit aan toevoegen. Het centrale thema is voor Adorno de continue angst die mensen hebben om hun nationale identiteit te verliezen.

Opvallend genoeg komt de filosoof Francis Fukuyama in zijn recente werk Identiteit tot dezelfde observatie: populisten zoals Trump, maar ook Baudet en Johnson, appelleren aan het gevoel voor identiteit van de kiezer.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De directe aanleiding voor Adorno’s lezing in 1967 was de snelle opmars van de NDP, de Nationaldemokratische Partei Deutschlands. Deze ultrarechtse partij werd in 1964 opgericht en wist in vier jaar tijd parlementszetels in zeven van de elf West-Duitse Bundesländer te veroveren, een opmars die sterk lijkt op die van de rechts-populistische partij Alternative für Deutschland (AfD) de afgelopen vier jaar. Er is wel een belangrijk verschil: de NDP wist nooit een plek in het nationale parlement te veroveren – maar dat kon Adorno in 1964 nog niet weten.

Ook inhoudelijk zijn er parallellen. Zo benadrukken beide partijen de nationale identiteit en staan ze afwijzend tegenover immigranten. In de rede van 1967 noemt Adorno de NDP zelden bij naam. Hij wil zijn toehoorders, leden van een socialistische studentenvereniging, een bredere theorie van het rechtsradicalisme presenteren. Daarbij borduurt de denker voort op een rede uit 1959, waarin Adorno analyseert hoe Duitsland het oorlogsverleden kan verwerken. In die toespraak ontwikkelde hij de these dat het actuele rechtsradicalisme te verklaren is doordat ‘de voorwaarden die fascisme mogelijk maken nog steeds bestaan’.
Concreet noemt Adorno de onzekerheid bij mensen over de eigen status in de toekomst en de behoefte aan een duidelijke nationale identiteit. Politici met de juiste boodschap kunnen onrustgevoelens mobiliseren, zeker als ze, zoals Adorno het uitdrukt, weten te profiteren van ‘een buiten­gewone perfectie van middelen. In eerste instantie propaganda, maar steeds gecombineerd met blindheid voor de doelen die nagestreefd worden.’

Geniaal

Volgens de auteur is die propaganda ‘vooral daarin geniaal dat het verschil tussen de werkelijke belangen van de kiezer en de voorgespiegelde doelen wordt weggewist’. Wie de beloftes van Boris Johnson over de gouden toekomst van het Verenigd Koninkrijk afzet tegen de voorspellingen van economen over de gevolgen van de brexit, herkent deze observatie. Zelf geeft Adorno Himmler als voorbeeld en benoemt de ‘merkwaardige eenheid van waansysteem en technologische perfectie’ van de nazipropaganda.

Propaganda is zo het centrum voor de zaak zelf. Het dient in feite niet om een ideologie te verspreiden, die is daar immers ‘veel te dun voor’, stelt Adorno. ‘Propaganda is vooral een massapsychologische techniek.’

Populisten gebruiken trucs die weliswaar ‘arm en dun zijn, maar door permanente herhaling juist waarde krijgen.’ Denk aan Trump als hij zijn toehoorders steeds weer laat scanderen dat Hillary Clinton moet worden gearresteerd – ‘Lock her up’.
Adorno stelt dat rechts-radicale, of in elk geval sterk nationalistische, partijen gedijen bij de angst voor een catastrofe. Ze stellen niet alleen de vraag ‘hoe moet het verder als er een grote crisis ontstaat?’ maar lijken ook bewust voor die catastrofe te kiezen, zoals de brexiteers, of Erdogan en Trump.

Een van de vooroordelen over populistische of nationalis­tische partijen die Adorno hiermee wil wegnemen, is de overtuiging dat nationalisme of fascisme gevoed wordt door slechte economische omstandigheden. Zo vierde de NDP successen toen in Duitsland sprake was van volledige werkgelegenheid. De AfD, maar ook Fortuyn en Baudet kwamen op tijdens hoogconjunctuur, net als Trump.

Ook Fukuyama benoemt in Identiteit (2018) en in het artikel Against Identity Politics (in Foreign Affairs Magazine) het feit dat nationalisme en – zoals hij het noemt – identity politics sterk kunnen worden in een vitale economie. Deze ontwikkeling gaat in tegen de lange traditie sinds Marx, die stelde dat je de politieke discussie moet zien als een reflectie van economische conflicten. Wie die theorie aanhangt, vergeet, volgens Fukuyama, dat mensen ‘hunkeren naar waardigheid’ en hij citeert daarbij Socrates: ‘Waardigheid is het derde deel van de ziel, naast het berekenende deel en het verlangende deel.’ Mensen zijn, kortom, niet alleen economisch gemotiveerd. Dat lijkt overigens niet altijd het geval; zo wist Bill Clinton met zijn befaamde uitspraak ‘It’s the economy, stupid’ in 1992 de presidentsverkiezingen te winnen van George Bush. Maar, zo concludeert Fukuyama met een blik op de brexit en opmars van leiders als Trump en Erdogan: ‘Nú beheersen vragen rond [nationale] identiteit het debat.’

Juist bij een goede economische situatie is het eenvoudig onrust te zaaien. Zo wijst Adorno op een bedreiging die nu meer dan ooit actueel is: automatisering, of robotisering zoals het anno 2019 heet ‘Het monster van de technologische werkloosheid bevangt mensen’, weet Adorno al in 1964. ‘Mensen die in een productieproces werken, voelen zich een potentiële werkloze.’

Daarbij komt nog ‘de angst voor het oosten’ waar (veel) lagere lonen betaald worden – waarbij we onder ‘oosten’ inmiddels zowel Oost-Europa als de Aziatische groei­tijgers mogen scharen.

Het zijn in Adorno’s overtuiging de socialis­tische partijen die de angst voor verarming bij de mensen versterken. ‘Zij hebben zich verbonden aan een Keynesiaans liberalisme’ – volgens Adorno een politiek-economisch model dat gepaard gaat met inflatie.

Fukuyama voegt er nog een observatie aan toe: ondanks de economische groei is de sociale ongelijkheid in veel westerse landen toegenomen. De working class staat er volgens hem slecht voor. Niet alleen door de-industrialisatie, maar ook door de aandacht die de Democraten en (in Europa) socialisten geven aan minderheden waarbij ze de blanke inwoners vergeten. ‘Juist die zijn bang voor verlies van hun middenklassestatus. Economische nood wordt ervaren als verlies van identiteit, meer dan als verlies van inkomsten.’
 

Machtsblokken

Vooral de intensieve samenwerking van landen binnen supranationale verbanden zorgt voor onzekerheid, stelt Adorno. ‘Binnen deze machtsblokken leeft […] het nationalisme voort. Er is geen twijfel over mogelijk dat sprake is van een wijdverbreide angst [als natie] volledig op te moeten gaan in een dergelijk blok en daarbij ook in de materiële existentie sterk benadeeld te worden.’

De verschillende machtsblokken maken dat ‘de naties en staten nog slechts een onbe­duidende rol spelen, iets fictiefs. Niemand gelooft er nog echt in.’ De afzonderlijke staat is in zijn bewegingsvrijheid beperkt.

‘Trek daaruit echter niet de conclusie dat nationalisme daarom geen rol meer speelt. Integendeel, het is heel vaak zo dat overtuigingen en ideologieën juist dan, wanneer ze eigenlijk door de objectieve situatie niet meer substantieel zijn, hun verwoestende karakter aannemen’, aldus Adorno.

Fukuyama herkent dit en refereert niet voor niets aan het feit dat Trump vanaf de eerste dag van zijn ambtstermijn een America First-politiek voert en zowel handels­akkoorden als het Navo-bondgenootschap en het klimaatakkoord van Parijs ter discussie stelt.
Waar het in de jaren dertig de joden waren die door de rechts-radicale beweging tot het zwarte schaap werden bestempeld, daar zijn het in de jaren zestig, en zeker ook nu, de linkse intellectuelen die het gevaar vormen. Adorno: ‘Nu je niet meer openlijk antisemitisch kunt zijn […], zijn vooral de intellectuelen gehaat.’ Wie zich de tirades van Wilders aan het adres van de linkse grachtengordel herinnert, herkent het verband.

Daarnaast heeft een deel van de bevolking problemen met het collectief bekennen van schuld. In de jaren na de oorlog ging dat vooral om de schuld voor de door Duitsland ontketende oorlog en de holocaust – waarbij AfD overigens ook nu nog spreekt van een ‘nationale schande’ als het gaat om het Holocaustmonument in Berlijn –, maar huidige discussies over het slavernijverleden van verschillende ­Europese landen, of in eigen land de discussie rond Zwarte Piet, zorgen, zoals Adorno het uitdrukt, voor een permanent conflict ‘tussen “het niet zeggen mogen” en dat wat het publiek tot het kookpunt brengt.’

Nationalisme in propaganda concentreert zich bij uitstek op deze ‘allergische punten’, is de overtuiging van Adorno. ‘Denk aan de opvatting dat de economie verkocht wordt aan vreemd kapitaal en de Überfremdung door gastarbeiders.’
 

‘Partijkartel’

Adorno’s toespraak in Wenen adresseert thema’s die we kennen uit toespraken van Trump of Baudet. Wie reageert met het commentaar dat populistische partijen antidemocratisch zijn, krijgt al snel te horen dat juist hun bewegingen ‘de ware democratie vertegenwoordigen’. De traditionele partijen worden juist afgeschilderd als antidemocratisch en elitair. ‘Systeempartijen’ noemde Goebbels ze, Baudet kiest steevast voor de kwalificatie ‘partijkartel’.

De populisten geven meteen de oplossing, want met hen valt ‘er eindelijk iets te kiezen voor de burger’. In de woorden van Adorno kiest de bevolking dan voor een wolf in schaapskleren: ‘De bewegingen die de vrijheid willen afschaffen, zeggen dat ze juist vrijheid zullen bieden.’ Op die manier wordt het begrip identiteit gebruikt om zelf­standigheid en vrijheid te suggereren.

Fukuyama is hier terecht kritisch over. ‘Deze ­identity-politiek zorgt voor een bedreiging van vrijheid van meningsuiting en een rationele discussie om de democratie verder te ontwikkelen. Het benadrukken van de eigen identiteit staat een open discussie in de weg.’ Wie de snelle opmars en standpunten van partijen als Denk! en Forum voor Democratie met elkaar vergelijkt, kan slechts conclu­deren dat Fukuyama gelijk heeft: identiteit kan een (politieke)samenleving splijten.
 

Conclusie

Heeft Adorno een oplossing? Is er een manier om rechts-radicalisme te bestrijden? Niet echt. ‘Het enige wat je er volgens mij tegen kunt doen’, meent Adorno, ‘is dat je potentiële aanhangers van rechts-radicale bewegingen ­waarschuwt voor de consequenties.’ De politiek van deze partijen stort zijn aanhangers immers zonder uitzondering in de afgrond, zoals het geval zal zijn bij een brexit, of bij het afschaffen van de euro. ‘De oplossing is niet: dood­zwijgen’, weet Adorno.

We moeten niet moraliseren, maar aan de reële belangen van de burgers appelleren. ‘Niemand wil dom zijn.’ In een tijd waarin het staatshoofd van het machtigste land ter wereld serieuze media beschuldigt van het verspreiden van nepnieuws en staten elkaars bevolking met berichten op sociale media proberen te beïnvloeden, heeft die strategie niet veel kans van slagen meer.

Ook Fukuyama probeert oplossingen te geven: natuurlijk kan identity-politiek de maatschappij in kleine groepen opdelen, maar het is ook mogelijk juist een bredere identiteit, die ‘integraler’ is op te bouwen, schrijft hij. Los van de eigen waarden en identiteit van mensen, is er dan ook een gemeenschappelijke waarde en zijn er gedeelde aspiraties in een land. ‘Die ervaring is dan gezamenlijk en kan groepen binden’, stelt Fukuyama.

Daarvoor is het echter nodig te zorgen voor het integreren van kleine groepen in grotere gehelen. Deze gehelen zijn dan gebouwd rond centrale waarden en overtuigingen. ­

Of, zoals de auteur van Identiteit stelt: ‘Identiteit kan worden gebruikt om te verdelen, maar ook om een te worden. Dat
is de oplossing voor de populistische aanvallen.’

Vertaling: Vysotsky (Wikimedia)