De stoelen in de zaal van de Internationale School voor Wijsbegeerte te Leusden zijn tot de laatste plaats bezet. Op deze regenachtige herfstdag is Francis Fukuyama ingevlogen om de eerste Frederik van Eeden-lezing te verzorgen – ingesteld ter ere van de grondlegger van de ISVW.
Die drukte wekt geen verbazing. Ook in Nederland is de Amerikaanse filosoof en politicoloog immers bekend. Zijn reputatie dankt hij vooral aan zijn boek Het einde van de geschiedenis en de laatste mens (1992). Fukuyama betoogt daarin dat de wereld voorgoed zou veranderen als het communistisch systeem eenmaal was ingestort. Hij voorspelde niet minder dan ‘het einde van de geschiedenis als zodanig’. Niet de feitelijke geschiedenis natuurlijk, maar de ‘ideologische evolutie’; van alle ideeën over hoe een samenleving te besturen zou slechts de liberale democratie overblijven. Inclusief kleine overheid en vrije markt – eenvoudigweg omdat dit model de aantrekkelijkste manier zou zijn om een samenleving te organiseren.
Het kwam hem in de jaren die volgden op felle tegenspraak te staan. Bijvoorbeeld van Samuel Huntington, die juist een ‘botsing der beschavingen’ voorzag. Vanaf die tijd gold Fukuyama als dé wegbereider van het neoliberale evangelie dat de westerse wereld vanaf de jaren negentig zou domineren. Ruim twintig jaar en zeven boeken later wandelt ‘de grote kleine man’ (zoals de directeur van de ISVW hem aankondigt) precies op het afgesproken tijdstip binnen, een beleefde glimlach op het gezicht.
Xenofoob
Die glimlach zit er nog steeds als Fukuyama na afloop van de lezing aanschuift. De filosoof, verbonden aan Stanford University in Californië, komt graag in Nederland. En al sinds 1990. Destijds raakte hij onder de indruk van de intellectuele gretigheid die hier heerste, onze betrokkenheid bij de publieke zaak. Zoveel lof komt hem nu niet meer over de lippen. Volgens Fukuyama is het politieke debat alhier verhard, het klimaat ‘xenofoob’ geworden. In enkele jaren tijd, meent hij, is Nederland van een high trust society afgegleden naar een low trust society. ‘Net als in de Verenigde Staten zie je hier politici opstaan die heel handig het ongenoegen onder de bevolking aanwakkeren. Zij proberen het debat te sturen en er op die manier politieke munt uit te slaan.’
Handige politici alléén kunnen de opkomst van het populisme toch niet verklaren?
‘Dat klopt,’ zegt Fukuyama. ‘Natuurlijk zijn sommige problemen rond immigratie en integratie te lang genegeerd. De instroom van nieuwkomers heeft doorgaans veel meer effect op de lagere sociale klassen dan op de hoger opgeleiden. De elites hadden er minder last van, profiteerden er juist van, en waren daarom minder bereid om de problematische kanten van de immigratie onder ogen te zien. Ik ben het met u eens dat het systeem onvoldoende in staat is geweest om de negatieve gevolgen op te vangen. Dat is in mijn eigen land precies zo.’
Toch is er volgens hem een cruciaal verschil in aanpak tussen de VS en West-Europa. ‘Bij ons is burgerschap nauw verbonden met de Grondwet en the rule of law. Dat is wat iedereen bindt. Wie als immigrant uit pakweg Rusland, Guatemala of Iran de naturalisatieceremonie achter de rug heeft, voelt zich meteen Amerikaans staatsburger. Die accepteert voluit de Amerikaanse politieke waarden. Nieuwkomers, ook al spreken ze de taal nog onvoldoende, zullen voortaan zeggen: ik ben Amerikaan. Zij zijn trots op hun paspoort. En andere Amerikanen accepteren hen onmiddellijk als Amerikaan. Dat gebeurt in West-Europa naar mijn indruk veel minder gemakkelijk.’
In Nederland werden lange tijd nauwelijks eisen gesteld aan nieuwkomers. Ze hoefden bijvoorbeeld de taal niet te leren.
‘Dat was onverstandig. Een probleem is de verzuiling. Er waren al zuilen voor katholieken, protestanten en socialisten, dus leek het logisch dat ook moslims een eigen zuil kregen. Maar die andere zuilen deelden ondanks de verschillen eenzelfde verleden én een zeker gevoel van nationale identiteit. De moslims niet. Dan wordt zo’n zuil een obstakel voor integratie. Dat heeft contraproductief gewerkt.’
Niettemin lijkt de situatie in Fukuyama’s vaderland op dit moment weinig rooskleuriger. Zo zorgde de voorgenomen bouw van een islamitisch centrum nabij Ground Zero onlangs voor een golf van protest. ‘Raadselachtig,’ noemt de filosoof dat. ‘Je zou zeggen dat we het probleem van 9/11 adequaat hebben opgelost. Het is zeer onwaarschijnlijk dat het islamitisch terrorisme in deze vorm ooit nog terugkeert. En toch zijn Amerikanen banger voor de islam dan negen jaar geleden.’
Ook de Amerikaanse samenleving is in zijn ogen ‘ongelooflijk’ gepolariseerd. Tot voor kort, zegt hij, waren er éérst de feiten, waarover je vervolgens van mening kon verschillen: rechts bezag ze rechts, links bezag ze links. ‘Nu verschillen zelfs de feiten. De televisiezender Fox News brengt een totaal andere werkelijkheid dan een krant als de New York Times. De toon waarop het debat wordt gevoerd is buitengewoon venijnig. Mensen luisteren niet meer naar hun tegenstanders; ze schreeuwen alleen nog tegen elkaar. En aan alles merk je dat rechts heel veel wantrouwen koestert. Een significant percentage van de Republikeinen gelooft bijvoorbeeld dat president Obama moslim is. Ze denken in alle ernst dat hij heimelijk shariawetten wil invoeren! Zo’n opvatting is volstrekt irrationeel en lachwekkend. Toch hitsen mensen elkaar op tot dit soort razernij.’
Fukuyama noemt het ‘respectloos’ zoals er wordt geageerd tegen moslims. ‘Wat dat betreft moet je vaststellen dat George W. Bush zich voorbeeldig gedroeg. Na de aanslagen van 9/11 reikte hij de moslimgemeenschap de hand. Hij benadrukte voortdurend dat het probleem niet schuilt in de islam, maar dat het terrorisme de boosdoener is – een bepaalde interpretatie van de islam. De tegenstanders van de moskee bij Ground Zero zijn zo behoedzaam niet.’
Maar de diepere verklaring voor het groeiend populisme in de Verenigde Staten zoekt Fukuyama in de huidige economische crisis. ‘Veel Amerikanen hebben het zwaar, ze hebben het gevoel dat hun van alles is aangedaan. Ze begrijpen niet goed waarom, maar ze weten wel dat de instituties grote fouten hebben gemaakt. Dus staan ze argwanend tegenover Wall Street, tegenover de regering, tegenover de intellectuele en politieke elite.’
Tekst loopt door onder afbeelding
Te optimistisch
Fukuyama was jarenlang overtuigd Republikein, maar stemde in november 2008 op Obama. Eerder al keerde hij zich openlijk tegen het neoconservatieve gedachtegoed waarvan hij aanvankelijk vurig verspreider was. In zijn boek After the neocons (2006) fileerde hij het Amerikaanse buitenlandbeleid dat hij aanvankelijk in woord en daad had ondersteund. Vooral de invasie in Irak vond hij bij nader inzien een ramp. De regering-Bush had volgens hem ernstige fouten gemaakt. Ze had het gevaar van de radicale islam overdreven, ze zag te weinig in hoezeer het anti-amerikanisme werd bevorderd door het optreden van de VS, en ze was veel te optimistisch geweest over de invoering van een democratisch model in Irak.
Hoe reageerden uw voormalige geestverwanten op die ommezwaai?
Lichte twinkeling: ‘Die waren beslist niet blij met het boek. Maar ik vind het onzinnig om je opinies níét bij te stellen als er nieuwe informatie bekend wordt. Of als de wereld zich ontwikkelt in een andere richting dan je eerst dacht. Dan moet je niet blijven steken in het denkkader dat je had. Je mening herzien getuigt in mijn ogen van intellectuele eerlijkheid.’ Natuurlijk, zegt hij, bezit hij ‘basisprincipes’. Maar die moet je ‘telkens opnieuw’ tegen het licht durven houden.
Wat zijn de uwe?
‘Ik geloof nog steeds in de liberale democratie. Maar ik ben niet zo’n klassieke liberaal die zegt: democratie is een kwestie van de juiste procedures toepassen. Dat is me te mager. De liberale democratie moet in mijn ogen méér zijn dan een geheel van regels die mensen op minimale wijze in staat stellen samen te leven. De liberale democratie kan niet zonder een gemeenschappelijke, overkoepelende moraal.’
Fukuyama beschouwt het begrip ‘vertrouwen’ als ‘het smeermiddel’ voor de democratie. Als dat ontbreekt – in het onderlinge verkeer tussen burgers, in de politiek, het bankwezen, de staat –, dan komt de stabiliteit van een samenleving in gevaar. Maar ‘vertrouwen’ is géén doel in zichzelf. Het is volgens hem het ‘bijproduct’ van een veel omvattender fenomeen dat hij ‘sociaal kapitaal’ noemt: het vermogen van mensen om samen te werken. Alleen als het sociaal kapitaal in ruime mate aanwezig is, wordt het geheel meer dan de som der delen. En van nature, zegt hij, hebben mensen dat sociaal kapitaal in huis.
Historisch profiel: democratie
Helaas, ook de filosoof heeft geen pasklaar antwoord op de problemen waarmee westerse democratieën heden ten dage worstelen. Maar als het vertrouwen in een samenleving kwijnt, vindt hij, dan ligt het voor de hand dat je de oplossing zoekt in het ‘sociaal kapitaal’. Dus dienen om te beginnen de klassieke instituties – de politiek, het bankwezen, maar ook de door schandalen geplaagde rooms-katholieke kerk – bij zichzelf te rade te gaan. Zij moeten het vertrouwen zien te herstellen. Voortaan bereid zijn om verantwoording af te leggen voor hun handelen. En ervoor zorgen dat ze transparantie en betrouwbaarheid uitstralen.
Gelooft u dat de liberale democratie anno 2010 in de rest van de wereld nog steeds genoeg aantrekkingskracht heeft?
‘De liberale democratie zoals wij die kennen,’ zegt Fukuyama, ‘is nog maar een paar honderd jaar oud. En ze is altijd het resultaat van ontwikkelingen. Als in een land de bevolking hoger opgeleid raakt en er een bredere middenklasse ontstaat, dan groeit onvermijdelijk het verlangen naar liberale democratie. Neem China. Als de welvaart daar toeneemt, dan willen de Chinezen vermoedelijk meer te zeggen krijgen over de manier waarop ze geregeerd worden. Andere Aziatische landen hebben zich in die richting ontwikkeld, dus ik zie niet in waarom dat ook in China niet zal gebeuren. Mensen willen nu eenmaal niets liever dan leven in vrijheid, onder een betrouwbare overheid, die ze netjes behandelt.’
In de meeste moslimlanden lijkt Allah het te winnen van het verlangen naar democratie en vrijheid. Onderschat u niet de kracht van de godsdienst?
‘Misschien. Maar vergeet niet dat je in de Arabische wereld talloze autoritaire leiders hebt die alle oppositie hardhandig smoren. De bevolking daar heeft geen ander alternatief dan zich te wenden tot de Moslimbroederschap of vergelijkbare bewegingen. Als er werkelijk competitie mogelijk was tussen de verschillende modellen, dan weet ik nog niet of de democratie het zo slecht zou doen. Bovendien bestaat er niet zoiets als één islam. Er zijn ook succesvolle democratieën in de moslimwereld. Zie Mali, zie Senegal, zie de 160 miljoen moslims die in India wonen. Zie Indonesië, het grootste moslimland ter wereld, waar vrouwen tegenwoordig een veel prominentere rol spelen in de samenleving dan elders mogelijk is.’
De Indonesische provincie Atjeh heeft recentelijk shariawetten ingevoerd. Die pakken juist voor vrouwen beroerd uit. Toch bent u optimistisch?
‘Nou, optimistisch… Ik geloof gewoon niet dat islam en democratie elkaar per definitie uitsluiten. Dat kun je niet volhouden, simpelweg omdat het niet strookt met de feiten.’
Biografie
1952 Geboren in Chicago, VS
1981-82 en 1989 werkt bij het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken
1981-82 lid van VS-delegatie bij Egyptisch-Israëlisch overleg over autonomie van Palestina
1992 Publiceert The End of History and the Last Man
1997 Medeoprichter van denktank Project for the New American Century, die Amerikaans wereldleiderschap nastreefde
2001 Medeondertekenaar van brief, 9 dagen na ‘11 september’, die Bush aanspoort Saddam Hussein af te zetten
2002 Publicatie Our Posthuman Future. Consequences of the Biotechnology Revolution
2003 Tegenstander van oorlog in Irak
2001-2004 Lid van de President’s Counsel on Bio-Ethics
2006 Schrijft America at the Crossroads