Zijn ouders schreven op zijn geboortekaartje nog dankbaar te zijn aan God, zegt ethicus Paul van Tongeren. Wat er daarna gebeurde is volgens hem veelzeggend. ‘Wij zelf schreven “verwonderd en blij” te zijn met de komst van onze kinderen. De jongste generatie in onze familie is aangekondigd met vermelding van biologische gegevens als lengte en geboortegewicht.’
We ervaren een toenemend ongemak met dankbaarheid, en een onvermogen om er uiting aan te geven, constateert Van Tongeren. Dat geldt vooral voor de dankbaarheid die we niet kunnen richten tot een ander persoon, maar die ons kan overvallen bij de geboorte van een kind, een goede gezondheid of een bijzondere gebeurtenis die je lijkt toe te vallen.
Het gesprek vindt plaats bij Van Tongeren thuis in Nijmegen, op de tweede dag van het nieuwe jaar. Aanleiding is zijn recent verschenen boek Dankbaar. Denken over danken na de dood van God – een bewerking van zijn afscheidscollege. Van Tongeren is net met emeritaat als hoogleraar wijsgerige ethiek aan de Nijmeegse Radboud Universiteit. Nu staan de koffers klaar om te worden gepakt. De volgende dag zal hij afreizen naar Brazilië en vervolgens Zuid-Afrika, waar hij geassocieerd onderzoeker is aan de universiteit van Pretoria. Toch neemt hij de tijd voor een gesprek over het onderwerp dat hem na aan het hart ligt.
Nietzsche
Van Tongeren – Nietzschekenner – noemt het onvermogen om dankbaar te zijn een mildere gedaante van een algemener probleem waarover Friedrich Nietzsche spreekt: we zijn gehecht aan waarden en idealen waarin we na de dood van God niet meer kunnen geloven. ‘Een gevoel van dankbaarheid dat niet volledig kan worden toegeschreven aan een medemens, richten mensen in een religieuze context tot God’, legt hij uit. ‘Zeggen dat er een god achter die belangrijke gebeurtenissen zit, is een manier om dankbaarheid en verwondering uit te drukken. Mensen zoals mijn ouders, die God dankten voor de geboorte van hun kind, wisten ook wel hoe baby’s verwekt en geboren werden, maar ze verwoordden hun dankbaarheid daarvoor in een religieuze taal.’
Doordat de taal die we hadden om dankbaarheid uit te drukken niet meer past, wordt de ervaring ervan gesmoord, meent Van Tongeren. ‘Nog erger is het als we de ervaring ontkennen. Ik zie bij mensen dat ze bereid zijn te ontkennen wat zich in de ervaring meldt – honger bijvoorbeeld, of liefde. Die ervaring is een vergissing, zeggen ze in de geest van de wetenschap. Er is immers niet meer dan een beweging van de maagsappen, of effecten van hormonen.
Het is de taak van de filosofie om de ervaring te redden. Waarom? We ervaren de werkelijkheid in termen van betekenis, dat maakt ons menselijk. We voelen geen maagsapbewegingen maar honger. Betekenissen zijn tegelijkertijd ongrijpbaar, je kunt ze niet objectief meten, maar ze kleuren onze werkelijkheid. Ook dankbaarheid doet dat.’
Denkt Van Tongeren dat het toch mogelijk is de ervaring van dankbaarheid te behouden, ook wanneer we geen god meer kennen die we dankbaar kunnen zijn? ‘Gewoonlijk begrijpen we de ervaring van dankbaarheid volgens het model van de “gewone” dankbaarheid’, legt hij uit. ‘Tussen twee personen – als een ruilhandel, waarbij de ontvanger van een gave de gever ervan bedankt.’ We moeten het volgens hem anders zien. Beter is om te beginnen bij het ontvangen. ‘Dat is heel cruciaal. Ontvangen is wezenlijk als interpretatie van de werkelijkheid. Wie kan ontvangen maakt het mogelijk om de werkelijkheid te ervaren als een geschenk, en wordt daarmee tegelijk schepper ervan.’
Daar wordt het belang van dankbaarheid duidelijk, zegt Van Tongeren. ‘Ze geeft ons een soort eigen verantwoordelijkheid voor de waarde van de werkelijkheid. Wanneer dankbaarheid wordt losgemaakt uit de ruilverhouding, is de ervaring minder problematisch voor mensen die zeggen “ik heb het toch van niemand gekregen”. Die is niet gebonden aan de voorstelling van een god, terwijl de gelovige nog steeds god kan danken.’
Van Tongeren noemt een tweede reden voor het belang van dankbaarheid: die zet aan tot goedheid. ‘De ervaring van dankbaarheid is niet zomaar blij zijn. Het is een ervaring die met zich meebrengt dat je ook iets wilt doen met die blijdschap. Je wilt die uitstralen, ze daagt je uit tot doorgeven. Je wordt meegenomen in een beweging van het goede.’
Sisyphus
Schuilt er ook niet een gevaar in die cultivering van dankbaarheid? Die zou mensen kunnen bezweren niet in verzet te komen tegen de situatie waarin ze verkeren, terwijl daar misschien alles aan schort. Ik begrijp de bedenking, reageert Van Tongeren. ‘Maar dankbaarheid is wat anders dan volledige passiviteit en gelatenheid. Je moet altijd doen wat je kunt om te zorgen dat het goed met jezelf en je omgeving gaat, maar ook leren aanvaarden wat je overkomt. Dat is – hoewel moeilijk – gelijktijdig mogelijk’. Bij Albert Camus, de Franse schrijver en filosoof, vind je die twee kanten, zegt hij: ‘In het verzet aanvaarden wat er gebeurt. Een affirmatieve liefde voor een leven dat zinloos is, zoals in de laatste zin van Camus’ Mythe van Sisyphus. Centraal in deze roman staat de vraag of het leven de moeite waard is geleefd te worden, ondanks de duidelijke absurditeit ervan. Camus concludeert: “We moeten ons Sisyphus voorstellen als een gelukkig mens.”