Home Ongrijpbare vijand

Ongrijpbare vijand

Door Ivana Ivkovic op 11 augustus 2014

Cover van 09-2014
09-2014 Filosofie magazine Lees het magazine

Drones, cyberaanvallen, terreuraanslagen: nergens zijn we nog veilig voor onzichtbare vijanden, schrijft Ivana Ivkovic. Hoe krijgen we nog grip op de diffuse moderne oorlog?

Een tijdje na de NAVO-bombardementen op Servië in 1999 bezocht ik Belgrado. Het was vreemd om te midden van een normaal straatbeeld plots een verwoest gebouw te zien. Alsof twee soorten werkelijkheid met elkaar waren vermengd. Het gewone leven en verwoesting, de dagelijkse gang van zaken en sporen van geweld door elkaar gehusseld.

Was Belgrado een stad in oorlog, of niet? Die vraag is niet zo eenvoudig te beantwoorden. Door de precisiebombardementen liggen in één stad – zelfs in één wijk – verwoeste doelwitten en plekken waar het dagelijkse leven onaangeroerd doorgaat, dicht bij elkaar. Je kon bij wijze van spreken van het café op de hoek toekijken hoe een ministerie werd geraakt door een kruisraket. Tegelijkertijd was iedereen een potentieel doel. Niet alleen door missers, die er altijd zijn, maar eenvoudigweg door het idee dat iedereen op elk moment kon worden geraakt door een onzichtbare vijand; een projectiel dat vanuit de lucht kon toeslaan. De precisie van de wapens droeg juist bij aan de angst overal te kunnen worden geraakt.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Moderne oorlog is moeilijk aanwijsbaar. Waar en wanneer vindt ze plaats, en op welke gronden? De bombardementen op Belgrado vormen nog een tamelijk fysiek voorbeeld – een stad. Maar neem nu een cyberaanval van hackers in dienst van de Chinese overheid op computersystemen van de Verenigde Staten. Is dat een oorlogshandeling? Lange tijd was oorlog een strijd tussen twee of meerdere partijen, die tegenover elkaar stonden – vaak letterlijk, op slagvelden. Die oorlogen waren zonder meer gruwelijk, maar er waren ook voordelen. Een oorlog werd verklaard en gevoerd tussen partijen – vaak soevereine staten – die elkaar erkennen als dragers van ius belli, het recht om oorlog te voeren. Deze staten zijn ook partijen die vrede kunnen sluiten.

Het juridische kader perkte de oorlog in en civiliseerde de strijd. Er was bijvoorbeeld juridisch een duidelijk verschil tussen burgers en militairen (wat overigens niet wegneemt dat in praktijk burgers vaak slachtoffer waren van pogroms, plunderingen of grootschalige verkrachtingen). Maar moderne oorlogsvoering is een stuk verwarrender. Er is in de twintigste en eenentwintigste eeuw een heel apparaat ontstaan van duidelijk gewelddadige handelingen die zich ergens in een grijs gebied bevinden. Denk aan economische sancties, cyberaanvallen, drone-aanvallen, raketaanvallen, terroristische aanslagen, humanitaire interventies, detenties in kampen als Guantanamo Bay. Echte oorlogsverklaringen zijn er niet, en begin en einde zijn moeilijk aan te geven.

Natuurlijk, er is vaak een juridische gelegenheidsonderbouwing door soms zeer ruime interpretaties van VN-resoluties. Maar dat neemt niet weg dat moderne oorlog in het recht maar moeilijk te plaatsen is. Ook de vijand is vaak moeilijk te definiëren. Zijn ‘separatisten’ een vijand? Waar houdt Hamas op en begint de burgerbevolking? Dit diffuse karakter van moderne oorlog is een groot gevaar. Ten eerste omdat burgers de verlammende dreiging van oorlog ervaren – iedereen is een potentieel doelwit. Maar bovenal dreigt escalatie door de combinatie van een oorlog zonder duidelijk karakter, met wapens die iedereen tot doelwit maken en een vijand die steeds meer in de luwte opereert om aan die onontkoombaarheid te ontsnappen. Overigens zijn ook hier vooral burgers het slachtoffer.

Psychologische impact

Om met die dreiging te beginnen: wat de mensen in Belgrado ervoeren, namelijk dat iedereen kan worden geraakt, is steeds meer een gegeven voor iedereen. Natuurlijk niet zo dramatisch als in Belgrado, maar de dreiging is er. Terroristische aanslagen zijn daarvan uiteraard het bekendste voorbeeld – ook treinreizigers of marathonlopers zijn een doelwit gebleken. En hoewel de kans te worden getroffen door een terroristische aanslag zeer klein is, blijkt vooral de psychologische impact groot.

Overigens: ik weet dat ik hiermee tegen de sensus communis in ga. Hoe durf ik immers de aanvallen van de NAVO te vergelijken met terroristische aanslagen? Die bombardementen hadden een nobel doel: het verzwakken van de positie van Milosevic. Wellicht, maar het gaat mij om de ervaring, niet om een moreel oordeel. Ook als je als inwoner van Belgrado tegen Milosevic was, voelde je de dreiging van de luchtaanvallen. Dat is nu eenmaal een effect van raketten. Eigenlijk was de stad zelden zo eensgezind – sterker nog: zelfs westerse correspondenten gingen buttons dragen met daarop een schietschijf. Het komt te dichtbij.

Een geheel ander voorbeeld van dat laatste is de fatale raketaanval op de MH17 in Oekraïne. Dit was méér dan alleen maar een domme vergissing. Dit was de wellicht ongewilde, maar toch onmiskenbare uitkomst van het diffuse geweld in Oekraïne, dat verstrikt is in een net van verwarringen en bewuste misleidingen. Een raket, waarschijnlijk afgevuurd door een groep met een onduidelijk gezicht (terroristen, separatisten, verzetsstrijders?), vanuit een gebied met een vage vorm van bestuur, mogelijk afkomstig van een militaire grootmacht die niet al te openlijk betrokken is bij de strijd. Het is juist door deze onduidelijkheid, ook juridisch, dat er geen controle is op zoiets precairs als militaire technologie en een ongeluk onvermijdelijk was. En het zal wel altijd onduidelijk blijven of we dit nu moeten categoriseren als een tragische vergissing of een oorlogsdaad.

Volgens de Duitse filosoof Peter Sloterdijk begon de moderne oorlogsvoering bij wat hij noemt de controle van de lucht. Hij ziet dit nieuwe paradigma ontstaan tijdens de Eerste Wereldoorlog, waar voor het eerst een gifgasaanval wordt uitgevoerd. Hij noemt het Luftbeben – luchtbeving, naar analogie van aardbeving. Het is in zijn meest primitieve vorm een oorlogshandeling die niet langer is gebonden aan een aanwijsbare vijand op een duidelijke plaats. Gas is letterlijk vormloos, en komt overal.

Let wel: het gaat Sloterdijk er niet om dat nieuwe oorlogsvoering letterlijk draait om controle van de lucht – hoewel luchtoverwicht sinds de Eerste Wereldoorlog in elke vorm van gewapend conflict essentieel is. Lucht is vooral een metafoor voor onontkoombaarheid: een dergelijk aanval richt zich niet langer direct tegen een vijand, maar wil hem raken via zijn omgeving, zijn levens- of handelingsruimte.

En hoewel moderne wapens veel preciezer zijn dan de grove gifgasaanvallen, is één ding hetzelfde gebleven: je bent nergens veilig. Het effect is als gezegd vaak ook psychologisch. In Belgrado waren alle inwoners potentieel slachtoffer, omdat de gehele stad kon worden getroffen. Een raket of drone is zo’n angstaanjagend wapen, omdat hij precisie combineert met een groot bereik. Maar ook veel hedendaagse agressieve handelingen als cyberaanvallen, terroristische aanslagen, economische sancties of clandestiene steun aan gewapende groeperingen in een buurland zijn eerder gericht op ontwrichting van de levensruimte dan op specifieke personen. Er is geen ontkomen aan.

Onkruid

Behalve deze ervaring van onontkoombaarheid, die al beklemmend genoeg is, zit er in de moderne oorlogsvoering een groot gevaar van escalatie. Dat begint bij de onduidelijkheid wie de vijand nu eigenlijk is. De Nederlandse regering zat nadat de MH17 werd neergehaald met de handen in het haar: met wie moet je onderhandelen en wie moet je bestrijden? Is er een duidelijke vertegenwoordiging? Op het internet borrelde de onderbuik al snel op, en werd opgeroepen om de Luchtmobiele Brigade op het zootje ongeregeld af te sturen – sommigen suggereerden zelfs Badr Hari.

Guerrilla’s

Dit zijn natuurlijk tamelijk onschuldige oprispingen, maar geheel toevallig zijn ze niet. De Duitse denker Carl Schmitt beschrijft in zijn boek Theorie van de partizanen (1962) al de woede die reguliere strijdkrachten hebben ten aanzien van guerrilla’s. Er is iets onaanvaardbaars aan mensen die geen deel uitmaken van reguliere legers. Schmitt constateert dat de regels van oorlogsvoering tussen beschaafde staten al snel opzij werden geschoven bij andere types van strijd. Zoals koloniale oorlogen tegen wilden, burgeroorlogen en revoluties, of oorlogen tegen guerrilla’s en partizanen. Daar zie je een heel ander model van vijandschap ontstaan. Dit zijn soldaten die niet vallen binnen de regels van reguliere en geregelde oorlogsvoering. Dit is geen vijand die moet worden overwonnen, maar eerder een soort onkruid dat moet worden vernietigd.

Of beter gezegd: de leefomgeving moet worden gesaneerd. Denk aan de enorme hoeveelheden aan ontbladeringsmiddelen als agent orange, die tijdens de Vietnamoorlog zijn ingezet om de guerrillastrijders van de Vietcong te bevechten. Maar we zien een dergelijke escalatie ook in Gaza en Israël. Het aantal burgerdoden loopt daar snel op – er is blijkbaar veel geoorloofd in het uitschakelen van Hamas.

De vijand wordt juist in een oorlog tegen guerrilla’s in morele termen beschreven, schrijft Schmitt. De vijand is slecht, hij wordt als een crimineel gezien. De moralisering van de strijd betekent dat alle inperkingen die in een ‘normale’ oorlog gelden, opzij kunnen worden geschoven. De regels gelden niet langer, de handschoenen zijn uit. De ander is, zoals Schmitt dat noemt, een ‘totale vijand’.

Schokkend is bijvoorbeeld hoe een deel van de jeugd in Israël in demonstraties en tweets oproept tot het doden van zo veel mogelijk Arabieren – het gif van de haat corrumpeert een generatie. Maar juist alle middelen die worden ingezet om dit voor elkaar te krijgen, zijn er mede de oorzaak van dat de vijand steeds meer in de luwte opereert; bijvoorbeeld tussen de burgerbevolking of in moeilijk toegankelijk gebied. De totaalaanpak creëert zo ook zijn eigen vijand.

Natuurlijk zullen de vijanden van moderne legers niet openlijk de strijd aangaan – ze zouden meteen worden vernietigd. Maar juist hun onzichtbaarheid roept de haat op bij moderne legers, die steeds minder orthodox te werk gaan. Regels worden opzij geschoven, de oorlog wordt steeds onvoorspelbaarder. De strijd vergt steeds meer burgerslachtoffers en de daaropvolgende woede zorgt dat verzetsbewegingen altijd kunnen rekenen op voldoende aanwas.

Computerspelletje

Een poging om in ieder geval tot moreel besef te komen, is van die totale vijand weer een mens met een gezicht te maken in plaats van een naamloos figuur in een te saneren zone. Voor de serie Duivelse dilemma’s van omroep Human maakte regisseur Jaap van Heusden de film Drone. Daarin zien we hoe drone-bestuurder Viktor allerlei lichamelijke klachten ontwikkelt en overspannen raakt, nadat hij een opdracht had gegeven voor een aanval waarbij een jongetje omkwam.

Ogenschijnlijk is de drone de volgende fase in een grenzeloze, niet te definiëren oorlog. De oorlog gereduceerd tot een computerspelletje, waarbij de bestuurder van grote afstand gebieden monitort en stipjes – mensen – uitschakelt. Maar in de film zien we juist hoe de vermenging van het dagelijkse met geweld – het gewone leven met verwoesting – leidt tot klachten en afkeer. Drone-bestuurders zien hun ‘targets’ voortdurend in alledaagse situaties, omdat ze veel surveilleren. Het is niet altijd even makkelijk om de ander als een vijand te zien. Maar als je ziet hoe hij zijn geiten melkt, of met zijn kinderen speelt, dan wordt het haast onmogelijk. Het gewone, dagelijkse leven van de ander komt opeens heel dichtbij.

In haar boek Regarding the pain of others beschrijft Susan Sontag de dunne lijn tussen sensatie en oprechte betrokkenheid in oorlogsverslaggeving – vooral oorlogsfotografie. Sontag herkent dat kijken naar mensen die zijn getroffen door oorlogsgeweld een gevoel van machteloosheid kan geven. Maar ze concludeert dat de beelden belangrijk zijn, om ons eraan te blijven herinneren waartoe de mensheid in staat is.

Dit is misschien eveneens een machteloos slotakkoord, gezien het geweld en de chaos in de wereld van dit moment. Maar het is een taak voor de media, en misschien voor ons allemaal als beheerder van onze eigen kanalen via sociale media. Bijzonder indrukwekkend is bijvoorbeeld het betoog van een Israëlisch meisje, dat zegt hoe ze zich schaamt voor het geweld in Gaza – te zien op YouTube.

Mensen een gezicht geven: misschien kan dat even door het vormloze, anonieme, afstandelijke geweld heendringen. In Oekraïne, in Syrië, in Gaza en alle andere gebieden.

Dit artikel krijgt u cadeau van de redactie. Wilt u toegang tot alle artikelen van filosofie.nl? Bekijk uw mogelijkheden