De vrije wil bestaat niet? Volgens Herman Philipse bedient hersenwetenschapper Victor Lamme zich van onhoudbare argumenten. Helaas varen collega-filosofen niet veel beter.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
‘Neurofilosofie van de geest’ luidt de collegereeks die Herman Philipse het afgelopen jaar verzorgde aan de Universiteit van Utrecht. Die titel kan op twee manieren worden gelezen: filosoferen door neurowetenschappers, of filosoferen over de neurowetenschappen. In beide gevallen, zo merkt Philipse op, is er sprake van gebrek aan kennis. De neurowetenschapper weet te weinig van de wijsbegeerte, maar de wijsgeer weet zo mogelijk nog minder van de neurowetenschappen. Toch kunnen zij bijdragen aan elkaars vakgebied. In de geschiedenis is het vaker voorgekomen dat diepe filosofische problemen werden opgelost door wetenschappelijke bewijsvoering. Zo dacht Kant dat de vraag naar de ouderdom van het universum buiten ons kenvermogen lag; anderhalve eeuw later toonden kosmologen zijn ongelijk. Evenzogoed is het mogelijk dat hersenwetenschappers het verlossende woord zullen spreken over de verhouding tussen lichaam en geest, en de vraag naar de vrije wil. Maar de filosoof kan ook de hersenwetenschapper van dienst zijn. Niet zozeer door zijn empirische verdiensten te testen, maar wel door zijn redeneringen kritisch tegen het licht te houden. Volgen de conclusies die hersenwetenschappers aandragen wel uit hun argumenten? Of berusten zij op conceptuele misvattingen? Dit is het analytische terrein waar Philipse in thuis is. De titels De vrije wil bestaat niet en Wij zijn ons brein bevatten ambitieuze claims over de menselijke vrijheid en identiteit, maar volgen die claims ook werkelijk uit neurowetenschappelijk onderzoek?
Neurosofie
Bovengenoemde titels komen van de hand van ’s lands bekendste neurosofen, Victor Lamme en Dick Swaab. De term ‘neurosofie’, geïntroduceerd door arts-filosoof Bert Keizer, heeft een negatieve bijklank: neurosofen zijn hersenwetenschappers die hun filosofische boekje te buiten gaan. Die kritiek heeft de afgelopen twee jaar voeding gegeven aan woelige discussies, maar vooralsnog weinig consensus opgeleverd. Waar de meeste filosofen, Philipse incluis, sceptisch staan tegenover de filosofische aspiraties van de hedendaagse hersenwetenschap, houden Swaab en Lamme onverminderd vast aan hun neurosofische ideeën. Een zeker dedain voor de wijsbegeerte is hun daarbij niet vreemd. Treffend is de anekdote die Philipse over Swaab vertelt: ‘Ik mag hem buitengewoon graag, maar als we filosofisch gaan discussiëren, raakt hij al snel een beetje vermoeid.’ Bij een discussie over Wij zijn ons brein stak Philipse een lang betoog af, in de hoop dat de hersenwetenschapper zou ingaan op zijn argumenten. In plaats daarvan reageerde Swaab met een brede glimlach: ‘Ach, in mijn volgende leven word ik geloof ik ook maar filosoof.’ ‘Waarmee hij bedoelt’, voegt Philipse eraan toe: ‘Die filosofen zwammen maar wat en ik doe al het harde werk.’
In zijn hoorcolleges gaat Philipse vooral in op het werk van Lamme, wiens neurosofische stellingname explicieter is dan die van Swaab. Zo is de vrije wil volgens Lamme een illusie: geen weloverwogen gedachten, maar onbewuste hersenprocessen sturen onze beslissingen. De redenen die wij aan ons handelen geven zijn rationalisaties, gefabriceerd in het linkerdeel van de hersenen – de ‘kwebbeldoos’. Een problematisch idee, zo betoogt Philipse: het leidt namelijk tot de ‘Lamme Paradox’. ‘Als een wetenschappelijk auteur redenen geeft voor een stelling, maar tegelijkertijd betoogt dat alle redenen rationalisaties zijn, dan moet de lezer zich afvragen of hij die stelling nog wel moet geloven.’
Homunculus
Het belangrijkste bezwaar tegen Lamme is dat hij een te strenge opvatting van wilsvrijheid hanteert. Lamme gaat ervan uit dat menselijk handelen alleen vrij is als het wordt voorafgegaan door een bewuste beslissing. Is die aanname terecht? Een goede tennisser reflecteert niet al te lang over zijn service; doet hij dat wel, dan produceert hij waarschijnlijk een mishit. Maar maakt dat hem onvrij? Wie achter het stuur zit, bedient zich voortdurend van onbewuste, geautomatiseerde handelingen. Maar is de keuze om rechts af te slaan in plaats van links af daarom geen vrije keuze? ‘De vraag is of de conceptuele aanname dat wij handelingen alleen “vrij” noemen als ze worden voorafgegaan door een beslismoment wel juist is’, stelt Philipse. ‘Ik zou die aanname radicaal verwerpen. Neurowetenschappers zijn volkomen in de war over ons alledaagse begrip van vrijheid.’
Die verwarring hangt samen met een andere redeneerfout: neurowetenschappers verwarren ‘deel’ met ‘geheel’. Zij schrijven keuzes, wensen, beslissingen en plannen toe aan hersenprocessen, terwijl zulke activiteiten alleen van toepassing zijn op de mens als zodanig. Hersenen hebben geen intenties, maken geen voorstellingen en doen geen beloften; mensen doen dat. Lamme impliceert dat de vrije wil afhankelijk is van een homunculus: een klein mannetje dat binnen in de schedel aan de knoppen draait. Natuurlijk huist die daar niet, net zomin als we in de hersenen ‘vrijheid’, ‘redenen’ of ‘gedachten’ aantreffen. Als Lamme op zoek gaat naar de vrije wil door met een fMRI-scanner naar het brein te turen, dan komt hij met lege handen thuis: het brein wordt slechts bevolkt door eindeloze netwerken van neuronen, axonen en dendrieten. Met die ontdekking ontkracht hij echter niet het bestaan van de vrije wil, maar blaast hij een stroman omver.
Waar huist de vrije wil dan wel? Volgens Philipse is wilsvrijheid het vermogen om voor rede vatbaar te zijn. Een kikker heeft dat vermogen niet, een slaapwandelaar evenmin. Een kleptomaan? Tot op zekere hoogte, zij het dat zijn wilsvrijheid door dwangneigingen wordt ondermijnd. Vrijheid komt in gradaties: waar de ene persoon zijn gedrag door goede redenen kan sturen, is de ander slaaf van ongewilde verlangens. Ons rechtssysteem weerspiegelt dat idee: er is een glijdende schaal van verminderde naar volledige toerekeningsvatbaarheid. Of die graduele verschillen gepaard gaan met specifieke verschillen in het brein is een interessante vraag, maar geen scherprechter in het debat over de vrije wil.
Zevenmijlslaarzen
De hersenwetenschap, zo luidt het vonnis van Philipse, heeft het lichaam-geestprobleem niet opgelost. Pogingen om ons geestesleven te reduceren tot processen in het brein stuiten op allerlei bezwaren. Het is onzinnig om gedachten of redenen te beschrijven in termen van neuronen, net zoals het onzinnig is om verkiezingen uit te leggen in termen van moleculen; dat vormt geen adequaat niveau van verklaring. Maar de alternatieven voor het neuroreductionisme varen niet veel beter. Aanhangers van het substantiedualisme, de strikte scheiding tussen lichaam en geest, zijn tegenwoordig vooral beperkt tot kringen rond het Vaticaan. En dan heb je nog het functionalisme, eliminativisme, epifenomenalisme… tal van theorieën, maar elk met zijn eigen problemen.
Zo baant Philipse zich met zevenmijlslaarzen en achtlettergrepige anglicismen een weg door de filosofie van de geest. Een beproeving voor de beginner, een genoegen voor de adept. Die weg mondt uit in een socratische conclusie: geen van de voorgestelde oplossingen voor het lichaam-geestprobleem is overtuigend. Neurologen noch filosofen zijn er tot op heden in geslaagd bevredigend uit te leggen hoe gedachten en hersenprocessen zich tot elkaar verhouden. Bescheidenheid is daarom op zijn plaats: we moeten er bovenal voor waken overhaaste conclusies te trekken uit het hedendaagse hersenonderzoek.
Sterker nog: we moeten ons afvragen of er eigenlijk wel een eenduidig probleem is dat oplossing behoeft. Volgens Philipse is het lichaam-geestprobleem verkeerd gesteld. De geest is geen aparte identiteit, die zich concreet verhoudt tot het brein. Integendeel, dat wat wij ‘geest’ noemen heeft talloze gedaanten, zoals het geheugen, het bewustzijn en de wil. Hoe deze geestesfuncties zich als geheel verhouden tot het brein is een onmogelijke vraag. Zo’n vraag moet eerst worden opgesplitst in kleinere deelvragen, willen we ooit verder komen. Die conclusie laat de luisteraar wat onbevredigd achter: de neurowetenschappen mogen dan enorme vooruitgang hebben geboekt, maar op filosofisch gebied zijn we weer terug bij af.
Neurofilosofie van de geest. Een hoorcollege over de verhouding tussen de hersenen, het bewustzijn en de vrije wil
Herman Philipse
(Home Academy)
4 cd’s, 4.57 minuten / € 34,95 (cd) / € 27,95 (MP3)