Ongeveer twintig weken na conceptie doen we voor het eerst kennis op over de wereld. We zitten in de buik van onze moeder, horen haar stem, haar hartslag en het rommelen van haar maag. In de verte klinken ook externe geluiden die door het vruchtwater waarin we zweven een sferische klank krijgen. De stem van onze vader, broertjes of zusjes, en zelfs muziek horen we.
Pas drie maanden na onze geboorte zien we de wereld zoals we die ook als volwassene zien: scherp en in kleur. Vanaf dat moment zullen onze ogen een steeds belangrijkere bron van kennis en informatie vormen, ten koste van onze oren. Vierennegentig procent van onze kennis komt nu tot stand door middel van onze ogen, berekenden onderzoekers onlangs.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Dit primaat van het zicht zit ook bijzonder diep in de westerse filosofie. Zeker vanaf de Verlichting, toen de moderne wetenschap op poten werd gezet. Wil je iets te weten komen over de wereld, dan moet je die bekijken en meten, zeiden bijvoorbeeld de Britse empiristen David Hume, John Locke en George Berkeley.
Artificieel
Deze fixatie op kijken werkt beperkend, vindt Cas Bezemer, promovendus sound studies aan de Universiteit van Amsterdam. ‘Onze op het zicht gestoelde kentheorie is geen reflectie van hoe de wereld werkelijk is,’ zegt hij, ‘eerder het tegenovergestelde.’ De observerende wetenschapper creëert een artificiële opstelling waarin hij de natuur wil vangen en iets over haar wil zeggen wat niet alleen op dat moment waar is, maar altijd en overal. ‘Hij zoekt naar kennis die buiten tijd en ruimte staat. De wetenschapper creëert een representatie die zo secuur uit de realiteit is weggeknipt dat er een soort van nieuwe realiteit ontstaat, net zoals bij een foto het geval is.’
‘Luisteren is de kennis van het onzichtbare hoorbaar maken’
Neem je tijd en ruimte wél mee, zegt Bezemer, dan krijg je gesitueerde, contextafhankelijke kennis. Dat kan onder andere door te luisteren. ‘Een foto verandert niet, die is statisch. Geluid is daarentegen dynamisch, het komt op en gaat weer weg – het is tijdelijk. Wat de luisteraar hoort is bovendien afhankelijk van zijn positie. Vandaar dat geluidswetenschappers altijd zeggen dat kennis in de tijd en de ruimte bepaald moet zijn. Stel dat twee mensen zich in een kamer bevinden waarin een geluid te horen is, maar ieder aan een andere kant van de ruimte staan. Dan horen ze niet hetzelfde. Spreken we dan nog over hetzelfde geluid?’
Door te luisteren wordt onze kennisvergaring complexer. Bezemer: ‘Kennis wordt genuanceerder en relatiever. Het verlichtingsdenken heeft ons opgezadeld met een grote gemakzucht. We verkeren in de veronderstelling dat we de essentie van zaken te pakken kunnen krijgen. Geluid toont ons dat dit niet kan; die essentie bestaat helemaal niet.’ De wereld is altijd diffuus en zit vol met netwerken. ‘Onze kennis is daardoor altijd beperkt, gebonden aan ons eigen perspectief.’
Weerkaatsing
Het inzicht dat geluid ons de relativiteit van kennis toont past in de twintigste-eeuwse filosofische traditie waarin de mens niet langer als het centrum van de wereld wordt beschouwd. Dit maakt luisteren ook in het licht van klimaatverandering relevant. Bezemer: ‘We krijgen geen vat op die problematiek door in afzonderlijke dingen te denken. We moeten het over structuren, netwerken, relaties, systemen en atmosferen hebben. Toen de geluidswetenschap eind twintigste eeuw begon kwamen de beoefenaars uit verschillende academische disciplines, met ieder hun eigen ideeën en methodologieën. Die kruisbestuiving was waardevol omdat die de bestaande grenzen doorbrak en liet zien dat je met één methodologie nooit het totale plaatje kunt weergeven.’
Die hang naar complexiteit spiegelt een belangrijke filosofische ontwikkeling van de vorige eeuw: een toenemende interesse voor relaties in plaats van de eigen identiteit. ‘Stel dat je twee punten hebt. Het traditionele verlichtingsdenken wil dan precies weten wat die punten zijn, terwijl we vandaag de dag vooral benieuwd zijn naar de relatie tussen die twee.’
Dit relationele denken past goed bij geluid. ‘De mooiste les die je over geluid kunt leren is dat het niet in een vacuüm bestaat. Kennis van geluid is gesitueerd; die kennis zit in horende lichamen. Heel lang was mind over matter het kennisadagium: het lichaam is ondergeschikt aan de geest. Tegenwoordig gaan in de gezondheidszorg fysiotherapie en psychotherapie hand in hand. Het lichaam wordt steeds belangrijker, omdat lichamelijke kennis louter rationele kennis overschrijdt – en dat is wat onze oren ons leren.’
Aldo Houterman, docent filosofie aan de Universiteit van Amsterdam en auteur van het boek Wij zijn ons lichaam, sluit zich daarbij aan. ‘De Franse filosoof Michel Serres stelt dat we over drie oren beschikken: het linkeroor, het rechteroor en het hele lichaam, dat klanken ontvangt en zelf ook weer uitzendt,’ zegt hij. ‘Bovendien noemt Serres het oor ook labyrintisch en onoverzichtelijk. Er zitten allerlei gangen en kronkels in: plaatsen voor weerkaatsing en niet-overzichtelijkheid.’
‘Luisteren laat zien dat sommige dingen niet helder zijn’
Deze onoverzichtelijkheid staat volgens Houterman in contrast met wat we traditioneel gezien als kennis erkennen. Daarbij moet alles wat niet duidelijk of transparant is eruit gefilterd worden. Luisteren laat zien dat sommige dingen niet helder zijn en ruis bevatten. Houterman: ‘Ik denk dat die ruis een constituerende voorwaarde is van wat wij van de wereld begrijpen. Ooit was ik dit aan het uitleggen aan een groep mensen toen er net een schoonmaakwagen passeerde. Die maakte zoveel lawaai dat ze me slechts met moeite konden verstaan. Die wagen interfereerde dus met ons gesprek en gaf er tegelijkertijd extra betekenis aan.’ Ook ruis is dus informatie. ‘Ruis toont ons de vergankelijkheid van kennis, de entropie van het bestaan die het moderne kennisbeeld veronachtzaamt. Ruis toont dat alles constant in beweging is.’
Kennis opdoen over de wereld door ernaar te luisteren toont ons ook dat de mens deel uitmaakt van die wereld. Houterman: ‘Is een perspectief op de wereld dat buiten die wereld staat en die wereld niet beïnvloedt wel mogelijk, zoals de traditionele kentheorie het wil? Ik vrees van niet, al wil dat niet zeggen dat alle kennis subjectief is.’
Er is een nieuw begrip van ons lichaam nodig, vindt Houterman. Onze lichamelijkheid is van onszelf, maar tegelijkertijd materieel en gedeeld. ‘Luisteren is interobjectief. Wij luisteren te midden van objecten, die net als wijzelf geluid maken. Kennis is een soort communicatie tussen objecten, net zoals wij hier nu zitten te praten.’ Daardoor is kennis kortstondiger dan de traditionele kentheorie, waarin sprake is van universele eeuwige kennis, doet voorkomen.
Het dominante beeld dat wij van ons lichaam hebben komt uit de anatomie. ‘Het lichaam wordt gezien als een stabiel object, waarin alles wat van belang is onder de huid zit, die op zichzelf volstrekt waardeloos lijkt. Wat echt telt in het lichaam zijn de organen, die bijna zoals de onderdelen van een machine op elkaar inwerken. Veel artsen zien de mens nog steeds zo. Ik denk echter dat de mens een zintuiglijk wezen is dat kennis opdoet met zijn hele lichaam. Ons lichaam is dus niet iets waar de zintuigen aan toegevoegd zijn. Het ís die zintuigen.’
Diepe klanken
Voor Tomas Serrien, muziekfilosoof en auteur van de boeken Klank en Hoor, leidt kennis gebaseerd op geluid ook tot een andere en betere sociale omgang. ‘In essentie is luisteren de kennis van het onzichtbare, dat altijd bijzonder fragiel is, hoorbaar maken,’ legt hij uit. ‘Stel dat we erin zouden slagen om te ontsnappen aan het kennisprimaat van het zicht. Dan zouden we wellicht geconcentreerder moeten gaan luisteren en leven, omdat geluid veel fragieler en vluchtiger is. We zouden ook andere informatie krijgen. De meer kwetsbare kanten van de mens zouden meer tot uiting komen. Als je naar mensen luistert hoor je hun emoties en wat die voor hen betekenen beter dan wanneer je hen enkel ziet.’
We leven in een tijd waarin eenzaamheid en naar verbinding zoeken grote thema’s zijn, merkt Serrien op. ‘Luisteren kan helpen bij die verbinding te creëren. Mensen zijn op zoek naar erkenning van hun gedachten en gevoelens. Via het luisteren kunnen we die makkelijker tot ons nemen.’
‘De geborgen geluidservaring die we als foetus hebben verdwijnt nooit helemaal’
Serrien vraagt zich af wat we kunnen leren van hoe blinden omgaan met geluid. ‘Wellicht horen zij anders en gedifferentieerder, en zijn ze beter in staat om te focussen. We weten dat blinden een ruimte kunnen ervaren, en dat het voor zienden moeilijk is om zich voor te stellen wat dit dan precies inhoudt. Denis Diderot schreef in zijn Lettre sur les aveugles dat een blinde die opeens kan zien in het begin niet weet wat hij ziet, omdat hij de betekenis die hij aan de dingen gaf via zijn gehoor niet meteen herkent. Elk zintuig geeft dus zijn eigen informatie en die is niet eenduidig om te zetten naar informatie van een ander zintuig.’
We hebben tegenwoordig vaak het idee dat we iets moeten zien om het te begrijpen. ‘We leven in een beeldcultuur, terwijl beelden soms vervlakkend werken en ons te weinig uitdagen. Vandaar dat ik bij een concert vaak mijn ogen sluit om de klanken dieper te laten inwerken, om beter te kunnen luisteren.’
‘Weet je,’ voegt Serrien er nog aan toe, ‘de geborgen geluidservaring die we als foetus hebben verdwijnt nooit helemaal. Onbewust herinneren we ons die ons hele leven. Als we naar muziek luisteren die we goed vinden komt er een hormoon vrij dat ook vrijkomt wanneer we knuffelen, oxytocine. Luisteren heeft dus een hoge aanrakingsfactor, en door die aanraking creëren we verbinding en contact.’